Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Lessen der wijsheid |
1 ZIJTa niet nijdig over de boze lieden, en laat u niet gelusten om bij hen te zijn. a Ps. 37:1. Spr. 3:31; 23:17. |
a Ps. 37:1 EEN psalm van David. Aleph. Ontsteek u niet over de boosdoeners; benijd hen niet die onrecht doen. Spr. 3:31 Zijt niet nijdig over een man des gewelds, en verkies geen van zijn wegen. Spr. 23:17 Uw hart zij niet nijdig over de zondaren, maar zijt te allen dage in de vreze des HEEREN; |
2 Want hun hart bedenkt verwoesting, ben hun lippen spreken moeite. b Ps. 10:7. |
b Ps. 10:7 Zijn mond is vol van vloek en bedriegerijen en list; onder zijn tong is moeite en ongerechtigheid. |
3 Door wijsheid wordt een huis gebouwd, en door verstandigheid bevestigd; |
4 En door wetenschap worden de binnenkameren vervuld met alle kostelijk en lieflijk goed. |
5 cEen wijs man is sterk, en een man van wetenschap maakt de kracht vast. c Spr. 21:22. |
c Spr. 21:22 De wijze beklimt de stad der geweldigen, en werpt de sterkte haars vertrouwens neder. |
6 dWant door wijze raadslagen zult gij voor u den krijg voeren, en in de veelheid der raadgevers is de overwinning. d Spr. 11:14; 15:22; 20:18. |
d Spr. 11:14 Als er geen wijze raadslagen zijn, vervalt het volk; maar de behoudenis is in de veelheid der raadslieden. Spr. 15:22 De gedachten worden vernietigd als er geen raad is, maar door veelheid der raadslieden zal elkeen bestaan. Spr. 20:18 Elke gedachte wordt door raad bevestigd; daarom, voer oorlog met wijze raadslagen. |
7 eAlle wijsheid is voor den dwaze te hoog; hij zal in de poort zijn mond niet opendoen. e Spr. 14:6. |
e Spr. 14:6 De spotter zoekt wijsheid en er is geen, maar de wetenschap is voor den verstandige licht. |
8 Die denkt om kwaad te doen, dien zal men een meester van schandelijke verdichtselen noemen. |
9 De gedachte der dwaasheid is zonde, en een spotter is den mens een gruwel. |
10 Vertoont gij u slap ten dage der benauwdheid, uw kracht is nauw. |
11 fRed degenen die ter dood gegrepen zijn, want zij wankelen ter doding zo gij u onthoudt. f Ps. 82:4. |
f Ps. 82:4 Verlost den arme en den behoeftige, rukt hem uit der goddelozen hand. |
12 Wanneer gij zegt: Zie, wij weten dat niet; zal Hij Die de harten weegt, dat niet merken? En Die uw ziel gadeslaat, zal Hij het niet weten? gWant Hij zal den mens vergelden naar zijn werk. g Job 34:11. Ps. 62:13. Jer. 32:19. Rom. 2:6. Openb. 22:12. |
g Job 34:11 Want naar het werk des mensen vergeldt Hij hem, en naar eenieders weg doet Hij het hem vinden. Ps. 62:13 En de goedertierenheid, o Heere, is Uwe; want Gij zult een iegelijk vergelden naar zijn werk. Jer. 32:19 Groot van raad en machtig van daad (want Uw ogen zijn open over alle wegen der mensenkinderen, om een iegelijk te geven naar zijn wegen en naar de vrucht zijner handelingen); Rom. 2:6 Welke een iegelijk vergelden zal naar zijn werken: Openb. 22:12 En zie, Ik kom haastelijk; en Mijn loon is met Mij, om een iegelijk te vergelden, gelijk zijn werk zal zijn. |
13 Eet honing, mijn zoon, want hij is goed; en honingzeem is zoet voor uw gehemelte. |
14 hZodanig is de kennis der wijsheid voor uw ziel; als gij ze vindt, izo zal er beloning wezen; en uw verwachting zal niet afgesneden worden. h Ps. 19:11; 119:103. i Spr. 23:18. |
h Ps. 19:11 Zij zijn begeerlijker dan goud, ja, dan veel fijn goud; en zoeter dan honing en honingzeem. Ps. 119:103 Hoe zoet zijn Uw redenen mijn gehemelte geweest, meer dan honing mijn mond! i Spr. 23:18 Want zekerlijk, er is een beloning; en uw verwachting zal niet afgesneden worden. |
15 Loer niet, o goddeloze, op de woning des rechtvaardigen; verwoest zijn legerplaats niet. |
16 Want de rechtvaardige zal kzevenmaal vallen en opstaan, maar lde goddelozen zullen in het kwaad nederstruikelen. k Job 5:19. Ps. 34:20. l Amos 5:2; 8:14. |
k Job 5:19 In zes benauwdheden zal Hij u verlossen, en in de zevende zal u het kwaad niet aanroeren. Ps. 34:20 Resch. Vele zijn de tegenspoeden des rechtvaardigen, maar uit die alle redt hem de HEERE. l Amos 5:2 De jonkvrouw Israëls is gevallen, zij zal niet weder opstaan; zij is verlaten op haar land, er is niemand die haar opricht. Amos 8:14 Die daar zweren bij de schuld van Samaría, en zeggen: Zo waarachtig als uw god van Dan leeft, en de weg van Berséba leeft. En zij zullen vallen en niet weder opstaan. |
17 mVerblijd u niet als uw vijand valt; en als hij nederstruikelt, laat uw hart zich niet verheugen; m Job 31:29. Spr. 17:5. |
m Job 31:29 Zo ik verblijd ben geweest in de verdrukking mijns haters, en mij opgewekt heb als het kwaad hem vond. Spr. 17:5 Die den arme bespot, smaadt deszelfs Maker; die zich verblijdt in het verderf, zal niet onschuldig zijn. |
18 Opdat het de HEERE niet zie, en het kwaad zij in Zijn ogen, en Hij Zijn toorn van hem afkere. |
19 nOntsteek u niet over de boosdoeners, zijt niet nijdig over de goddelozen; n vers 1. Ps. 37:1; 73:3. Spr. 3:31; 23:17. |
n vers 1 ZIJT niet nijdig over de boze lieden, en laat u niet gelusten om bij hen te zijn. Ps. 37:1 EEN psalm van David. Aleph. Ontsteek u niet over de boosdoeners; benijd hen niet die onrecht doen. Ps. 73:3 Want ik was nijdig op de dwazen, ziende der goddelozen vrede. Spr. 3:31 Zijt niet nijdig over een man des gewelds, en verkies geen van zijn wegen. Spr. 23:17 Uw hart zij niet nijdig over de zondaren, maar zijt te allen dage in de vreze des HEEREN; |
20 Want de kwade zal geen beloning hebben; ode lamp der goddelozen zal uitgeblust worden. o Job 18:5, 6. Spr. 13:9; 20:20. |
o Job 18:5 Ja, het licht der goddelozen zal uitgeblust worden, en de vonk zijns vuurs zal niet glinsteren. Job 18:6 Het licht zal verduisteren in zijn tent, en zijn lamp zal over hem uitgeblust worden. Spr. 13:9 Het licht der rechtvaardigen zal zich verblijden, maar de lamp der goddelozen zal uitgeblust worden. Spr. 20:20 Wie zijn vader of zijn moeder vloekt, diens lamp zal uitgeblust worden in zwarte duisternis. |
21 Mijn zoon, vrees den HEERE en den koning; vermeng u niet met hen die naar verandering staan. |
22 Want hun verderf zal haastelijk ontstaan; en wie weet hun beider ondergang? |
23 Deze spreuken zijn ook van de wijzen. pHet aangezicht in het gericht te kennen is niet goed. p Ex. 23:3, 6. Lev. 19:15. Deut. 1:17; 16:19. Spr. 18:5; 28:21. Joh. 7:24. Jak. 2:1. |
p Ex. 23:3 Ook zult gij den geringe niet voortrekken in zijn twistige zaak. Ex. 23:6 Gij zult het recht uws armen niet buigen in zijn twistige zaak. Lev. 19:15 Gij zult geen onrecht doen in het gericht; gij zult het aangezicht des geringen niet aannemen noch het aangezicht des groten voortrekken; in gerechtigheid zult gij uw naaste richten. Deut. 1:17 Gij zult het aangezicht in het gericht niet kennen; gij zult den kleine zowel als den grote horen; gij zult niet vrezen voor iemands aangezicht, want het gericht, dat is Godes; doch de zaak die voor u te zwaar zal zijn, zult gij tot mij doen komen en ik zal ze horen. Deut. 16:19 Gij zult het gericht niet buigen; gij zult het aangezicht niet kennen; ook zult gij geen geschenk nemen, want het geschenk verblindt de ogen der wijzen en verkeert de woorden der rechtvaardigen. Spr. 18:5 Het is niet goed het aangezicht des goddelozen aan te nemen, om den rechtvaardige in het gericht te buigen. Spr. 28:21 De aangezichten te kennen is niet goed; want een man zal om een stuk brood overtreden. Joh. 7:24 Oordeelt niet naar het aanzien, maar oordeelt een rechtvaardig oordeel. Jak. 2:1 MIJNE broeders, hebt niet het geloof van onzen Heere Jezus Christus, den Heere der heerlijkheid, met aannemingen des persoons. |
24 qDie tot den goddeloze zegt: Gij zijt rechtvaardig; dien zullen de volken vervloeken, de natiën zullen hem gram zijn; q Spr. 17:15. Jes. 5:23. |
q Spr. 17:15 Wie den goddeloze rechtvaardigt en den rechtvaardige verdoemt, zijn den HEERE een gruwel, ja, die beiden. Jes. 5:23 Die den goddeloze rechtvaardigen om een geschenk, en de gerechtigheid der rechtvaardigen van dezelve afwenden. |
25 Maar voor degenen die hem bestraffen, zal lieflijkheid zijn, en de zegen des goeds zal op hen komen. |
26 Men zal de lippen kussen desgenen die rechte woorden antwoordt. |
27 Beschik uw werk daarbuiten, en bereid het voor u op den akker, en bouw daarna uw huis. |
28 Wees niet zonder oorzaak getuige tegen uw naaste, want zoudt gij verleiden met uw lippen? |
29 rZeg niet: Gelijk als hij mij gedaan heeft, zo zal ik hem doen; ik zal eenieder vergelden naar zijn werk. r Rom. 12:17, 19. |
r Rom. 12:17 Vergeldt niemand kwaad voor kwaad. Bezorgt hetgeen eerlijk is voor alle mensen. Rom. 12:19 Wreekt uzelven niet, beminden, maar geeft den toorn plaats; want er is geschreven: Mij komt de wrake toe; Ik zal het vergelden, zegt de Heere. |
30 Ik ging voorbij den akker eens luiaards, en voorbij den wijngaard van een verstandeloos mens; |
31 En zie, hij was gans opgeschoten van distelen, zijn gedaante was met netelen bedekt; en zijn stenen scheidsmuur was afgebroken. |
32 Als ik dat aanschouwde, nam ik het ter harte; ik zag het en nam onderwijzing aan. |
33 sEen weinig slapen, een weinig sluimeren, een weinig handvouwen, al nederliggende, s Spr. 6:10, 11. |
s Spr. 6:10 Een weinig slapen, een weinig sluimeren, een weinig handvouwen, al nederliggende; Spr. 6:11 Zo zal uw armoede u overkomen als een wandelaar, en uw gebrek als een gewapend man. |
34 Zo zal uw armoede u overkomen als een wandelaar, en uw velerlei gebrek als een gewapend man. |