Statenvertaling.nl

sample header image

Spreuken 21 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Spreuken 21

Dit hoofdstuk voorgelezen (v):

 

Des konings hart in Gods hand, vs. 1. Eigen goeddunken en het wegen der harten, 2. Gerechtigheid en offer, 3, 27. Hoogmoed en bedrijf der goddelozen, 4, 24. Vlijtigheid en haasten naar goed, 5. Onrechtvaardige rijkdom, 6. Goddelozen, 7, 10, 12, 15, 18, 27, 29. Verdorvenheid en zuivering des mensen, 8. Kijfachtige vrouw, 9, 19. Tucht, 11. Onbarmhartigheid tegen armen, 13. Giften en geschenken, 14. Rechtvaardigen, rechtzinnigen, weldadigen, 15, 18, 21, 26, 29. Wijsheid, verstand en raad, 16, 20, 22, 30. Wellust, 17. Tong, 23. Luiheid, 25. Gierigheid, 26. Valse getuigen, 28. Onwederstandelijkheid van Gods raad en werken, 30. Victorie, 31.
 
Gods leidende hand
1 DES konings hart is 1in de hand des HEEREN, als 2waterbeken; Hij neigt het tot al wat Hij wil.
1 Dat is, in Zijn gebied en macht, om dat naar Zijn wijsheid te leiden en te stieren.
2 Dat is, gelijk waterbeken zijn in de hand der hoveniers en landlieden, om die herwaarts en derwaarts tot nut des lands in of uit te laten en voort te leiden.
 
2 a3Alle weg des mensen is recht in zijn ogen, maar de HEERE weegt de 4harten.
a Spr. 16:2. verwijsteksten
3 Zie van de verklaring van dit vers Spr. 16 op vers 2. verwijsteksten
4 Of: geesten, als Spr. 16:2. Overzulks betekent hier het woord harten zoveel als daar het woord geesten; te weten gedachten, genegenheden, bewegingen en voornemens; alzo Ps. 7:10; 26:2. verwijsteksten
 
3 b5Gerechtigheid en recht te doen is bij den HEERE uitgelezener dan offer.
b 1 Sam. 15:22. Ps. 50:8, 14. Jes. 1:11, 16. Hos. 6:6. verwijsteksten
5 De verklaring van deze manier van spreken zie Gen. 18 op vers 19. 1 Kon. 10 op vers 9. verwijsteksten
 
4 6Hoogheid der ogen en 7trotsheid des harten en de 8ploeging der goddelozen zijn zonde.
6 Zie Spr. 6 op vers 17. verwijsteksten
7 Hebr. breedheid des harten, dat is, stoutheid en grootsheid des harten. Zie Ps. 101:5 en de aant. verwijsteksten
8 Dat is, het bedrijf. Versta al wat zij heimelijk verzinnen en openbaarlijk in het werk stellen; alzo is het woord smeden genomen; zie Spr. 3 op vers 29, alwaar het Hebreeuwse woord ook met ploegen kan overgezet worden. Of aldus: Hoogheid der ogen en breedheid des harten zijn de ploeging of het bedrijf der goddelozen en zonde. Anders: de lamp der goddelozen, dat is, hun welvaren en voorspoed, is zonde. verwijsteksten
 
5 cDe gedachten des vlijtigen zijn 9alleen 10tot overschot; maar van eenieder 11die haastig is, alleen tot gebrek.
c Spr. 10:4; 13:4. verwijsteksten
9 Anders: waarlijk, of: gewisselijk. Alzo in het volgende lid van dit vers.
10 Dat is, worden zo gezegend van God, dat de vlijtige arbeider daarvan niet alleen zijn dagelijkse nooddruft krijgt, maar ook wat daarenboven voor een buitengewonen nood en voor zijn kinderen.
11 Dat is, die met een schielijke en onvoorzichtige haastigheid door allerlei middelen zoekt rijk te worden. Vgl. Spr. 20:21. verwijsteksten
 
6 d12Te arbeiden om schatten met een 13valse tong, is een 14voortgedreven ijdelheid dergenen 15die den dood zoeken.
d Spr. 10:2, 4; 13:11. verwijsteksten
12 Hebr. Het werk der schatten, dat is, de arbeid die gedaan wordt om veel goed bijeen te rapen.
13 Hebr. tong der valsheid; dat is, die met valsheid en bedrog omgaat. Versta hieronder alle ongerechtigheid. Vgl. Spr. 6:17 en de aant. verwijsteksten
14 Versta ijdelheid, die zeer onwaardig, nietig en vruchteloos is, zijnde te vergelijken bij kaf en stof, dat uit oorzaak zijner lichtheid door een sterken wind herwaarts en derwaarts verwaaid wordt.
15 Dat is, die zich in gevaar der tijdelijke en eeuwige straf begeven.
 
7 De 16verwoesting der goddelozen 17zal hen doorsnijden, omdat zij weigeren 18recht te doen.
16 Te weten waardoor zij hun naaste verwoesten. Of, als sommigen: waardoor zij zelven verwoest zullen worden.
17 Of: zal hen doorzagen, nedervellen; gelijk wanneer een boom afgezaagd wordt; dat is, zal oorzaak zijn dat zij door Gods rechtvaardig oordeel ten enenmale uitgeroeid worden. Het schijnt dat hier gezien wordt op de manier van straf waardoor de misdadigen van de overheid met de zaag doorsneden werden. Zie 2 Sam. 12 op vers 31. Anders: zal hen bijblijven, te weten totdat zij ook verwoest zullen worden. Anders: De roof der goddelozen zal hen verschrikken. verwijsteksten
18 Dat is, een iegelijk het zijne te geven.
 
8 De weg des mensen is 19gans verkeerd en 20vreemd, maar 21het werk des zuiveren is recht.
19 Te weten door de verdorvenheid zijner natuur.
20 Te weten van God of van de ware zuiverheid en heiligheid.
21 Dat is, die door den Geest der heiligmaking gezuiverd is.
 
9 eHet is beter te wonen op een hoek van 22het dak dan met een kijfachtige huisvrouw, en dat in een 23huis van gezelschap.
e vers 19. Spr. 25:24; 27:15. verwijsteksten
22 Want de daken in het land van Kanaän waren plat, in dewelke het niet bekwaam was te wonen, omdat zij voor den wind en regen open waren; en voornamelijk in hun hoeken, waar het regenwater vergaderde en afliep. Vgl. Deut. 22 op vers 8. verwijsteksten
23 Dat is, in een wijd of ruim huis, waarin men gemakkelijk kan wonen met veel gezelschap, niet benauwd zijnde door de engte der plaats als in een hoek. Een huis van gezelschap kan men ook verstaan van een huis waarin een man met een vrouw tezamen wonen, onder één huishouding begrepen zijnde. Vgl. vers 19. verwijsteksten
 
10 De ziel des goddelozen begeert 24het kwaad; 25zijn naaste krijgt geen genade in zijn ogen.
24 Versta het kwaad der schuld, dat is, de zonde.
25 Of: metgezel, of: vriend. De zin is, dat de goddeloze gans genegen is om eenieder kwaad te doen; of dat hij ook zijn eigen vriend niet spaart. Zie van het Hebreeuwse woord Spr. 14 op vers 20. verwijsteksten
 
11 fAls men den spotter 26straft, wordt de slechte wijs; en als men den wijze 27onderricht, 28neemt hij wetenschap aan.
f Spr. 19:25. verwijsteksten
26 Te weten niet alleen met woorden, maar ook met oplegging van boete, gelijk het woord hier medebrengt, of ook met slagen, gelijk de tekst luidt Spr. 19:25. verwijsteksten
27 Te weten met woorden. Zie Spr. 19 op vers 25. Anders: als hij, te weten de slechte, verstandiglijk let op den wijze, enz. verwijsteksten
28 Dat is, hij voegt bij zijn voorgaande wetenschap nog andere, dewijl hij de goede leer ontvangt en navolgt. Vgl. Spr. 1:5. verwijsteksten
 
12 De rechtvaardige 29let verstandiglijk op des goddelozen huis, als God de goddelozen 30in het kwaad stort.
29 Te weten om zijn profijt te doen met de aanmerkingen van de oordelen Gods.
30 Te weten in het kwaad der straf. Anders: om het kwaad, te weten der zonde, omkeert; dat is, om de zonden die zij dagelijks bedrijven, verderft en uitroeit. Anders kan dit vers aldus vertaald worden: Hij, te weten God, onderwijst den rechtvaardige door het huis des goddelozen, Die de goddelozen in het kwaad stort. Of aldus: hetwelk (te weten huis) de goddelozen in het kwaad stort.
 
13 Die zijn oor stopt voor het 31geschrei des armen, die zal ook 32roepen en niet verhoord worden.
31 Te weten waardoor hij schreit om hulp in zijn armoede.
32 Te weten tot God of de mensen, als hij in enigen nood gesteld is.
 
14 gEen gift 33in het verborgen 34houdt den toorn onder, en een geschenk 35in den schoot de sterke grimmigheid.
g Spr. 17:8; 18:16. verwijsteksten
33 Te weten gegeven aan den rechter of iemand die zeer vergramd is.
34 Dat is, neemt hem weg, drukt hem neder, of: blust hem uit.
35 Zie Spr. 17 op vers 23. verwijsteksten
 
15 Het is den rechtvaardige een blijdschap 36recht te doen, maar voor de werkers 37der ongerechtigheid is het 38verschrikking.
36 Te weten óf in hun gemene leven, óf in een bijzonder ambt, waarin hij gesteld is om het recht aan anderen te bedienen.
37 Hetzij dat hij de ongerechtigheid werkt als een privaat mens of als een publiek persoon.
38 Of: verslagenheid, verstoring, te weten óf als hij zelf recht moet doen, óf wanneer het van anderen geschiedt.
 
16 Een mens die van den weg des verstands afdwaalt, zal in de gemeente der 39doden 40rusten.
39 Versta der doden, niet alleen naar het lichaam, maar ook naar de ziel. Zie van het Hebreeuwse woord Spr. 2 op vers 18. verwijsteksten
40 Dat is, geduriglijk blijven.
 
17 Die 41blijdschap liefheeft, die zal 42gebrek lijden; die 43wijn en olie liefheeft, zal niet rijk worden.
41 Te weten ongeoorloofde, goddeloze en onmatige blijdschap.
42 Hebr. een man des gebreks of der behoefte zijn.
43 Dat is, die een wellustig en overdadig leven zoekt. Eertijds, in vrolijke maaltijden, gebruikte men nevens den wijn vele oliën en zalven, waarmede zij hun leden, maar inzonderheid het hoofd, bestreken, tot bewaring van de gezondheid en verkwikking van den geest. Zie Ruth 3 op vers 3. Ps. 23:5. Spr. 27:9. Hoogl. 1:3. Amos 6:6. Matth. 26:7. Bovendien had de olie in het Joodse land nog veel ander gebruik. Zie vers 20. Richt. 9 op vers 9. Maar hier wordt gesproken van het misbruik der olie en des wijns, zijnde onder deze twee dingen ook alle andere begrepen die den mens tot vermaking gegeven zijn. verwijsteksten
 
18 h44De goddeloze is een 45rantsoen voor den rechtvaardige, en de trouweloze voor de oprechten.
h Spr. 11:8. verwijsteksten
44 De zin is, dat in vele algemene straffen de vromen uit de gevaren, die hen meest plegen te dreigen, onvoorziens geraken, en de goddelozen door Gods wijze en rechtvaardige regering in hun plaats komen, alsof zij hun losgeld waren. Zie Spr. 11 op vers 8. verwijsteksten
45 Versta den prijs die gegeven wordt om iemand uit enig lijden te verlossen.
 
19 iHet is beter te wonen in 46een woest land dan bij een 47zeer kijfachtige en toornige huisvrouw.
i vers 9. Spr. 25:24. verwijsteksten
46 Hebr. in een land der woestijn.
47 Hebr. een huisvrouw der kijvingen en der toornigheid. Vgl. vers 9. Spr. 19:13. verwijsteksten
 
20 In des wijzen woning is een gewenste 48schat en olie, maar een zot mens verslindt zulks.
48 Dienende tot onderhouding en vermaking des mensen; waaronder ook was de olie. Zie de aant. op vers 17. verwijsteksten
 
21 Die 49rechtvaardigheid en 50weldadigheid najaagt, zal het leven, 51rechtvaardigheid en eer vinden.
49 Te weten, waardoor men eenieder geeft wat men hem naar het burgerlijke recht schuldig is.
50 Te weten, waardoor men den mens uit liefde en mildheid goeddoet naar den eis van de Goddelijke en natuurlijke wet. Zie Spr. 3 op vers 27. verwijsteksten
51 Dat is, God zal maken dat hem ook recht van de mensen zal gedaan worden.
 
22 52De wijze 53beklimt de stad der geweldigen, en werpt de 54sterkte haars vertrouwens neder.
52 De zin is, dat wijsheid meer te achten is dan sterkte, Pred. 9:16. Gelijk de ervaring leert, dat dikwijls veel meer uitgericht wordt door het wijs beleid van een overste dan door de grote menigte der krijgslieden. verwijsteksten
53 Te weten in tijd van oorlog.
54 Dat is, de sterkten waarop de stad zich verliet.
 
23 k55Die zijn mond en zijn tong bewaart, bewaart zijn ziel van benauwdheden.
k Spr. 18:21. verwijsteksten
55 Dat is, die wel toeziet dat hij met kwade, lichtvaardige en twistgierige redenen God niet vertoornt en zijn naaste niet tegen zich ophitst.
 
24 56Die een hovaardig pocher is, 57zijn naam is spotter; 58hij gaat met hovaardige verbolgenheid te werk.
56 Of: Die hovaardig en trots of vermetel is, wiens naam is spotter, gaat met, enz.
57 Dat is, gelijk hij in der waarheid een spotter is, zo mag hij ook alzo wel genaamd worden; overmits hij alle goede vermaningen verwerpt en tegen zijn naaste met verachtingen deszelven trotselijk uitvaart. Zie een voorbeeld in Haman, Esth. 3:5, 6. verwijsteksten
58 Dat is, hij doet alle dingen door hoogmoedige en oplopende zinnen, volgende niet enige rede, maar zijn ongebonden passies.
 
25 De 59begeerte des luiaards zal 60hem doden, want zijn handen weigeren te werken.
59 Te weten, waardoor hij wenst zijn nooddruft te hebben, zonder daartoe door eerlijken arbeid te geraken.
60 Niet alleen tot grote armoede brengen, maar ook tot zijn gehelen ondergang.
 
26 Den gansen dag begeert hij 61begeerlijke dingen, maar lde rechtvaardige 62zal geven en niet inhouden.
61 Hebr. de begeerte. Anders: begeert de begerige, dat is, de mens die zeer begerig is, te weten om goed te krijgen. Zie Job 35 op vers 13. verwijsteksten
l Ps. 37:26. verwijsteksten
62 Te weten aan den arme en nooddruftige, en dat naar zijn vermogen, van hetgeen dat hem God verleend heeft.
 
27 mHet offer der goddelozen is een gruwel; hoeveel te meer als zij het met een 63schandelijk voornemen brengen!
m Spr. 15:8. Jes. 1:13. Jer. 6:20. Amos 5:21. verwijsteksten
63 Te weten, expresselijk voorhebbende enige boosheid daarmede uit te richten, en gelijk als God aanroepende tot een hulp van hun schelmerij. Zie hiervan een voorbeeld in Bileam, Num. 23:1. verwijsteksten
 
28 n64Een leugenachtig getuige zal vergaan, en een man 65die hoort, zal spreken 66tot overwinning.
n Spr. 19:5, 9. verwijsteksten
64 Hebr. Een getuige der leugens.
65 Te weten naar de wet des Heeren, en inzonderheid naar het gebod van geen valse getuigenis te geven. Of: die naarstiglijk toehoort en niet anders getuigt dan hetgeen hij gehoord of gezien heeft.
66 Anders: altoos, te weten hetzij dat hij geroepen wordt in het gericht om getuigenis te geven, of anderszins om iets naar de waarheid die hem bekend is, te verhalen, zoals nodig en stichtelijk is.
 
29 Een goddeloos man 67sterkt zich in zijn aangezicht; maar de oprechte, 68die maakt zijn weg vast.
67 Of: stijft zich, dat is, verhardt zijn aangezicht. De zin is, dat hij met grote hardnekkigheid en onbeschaamdheid zijn eigen zin volgt, zonder acht te geven op hetgeen dat recht en hem bevolen is.
68 Te weten omdat hij al zijn doen en laten naar Gods Woord aanricht.
 
30 Er is geen wijsheid en er is geen verstand en er is geen raad 69tegen den HEERE.
69 Dat is, die met des Heeren wijsheid en verstand, enz., te vergelijken is, en die zou kunnen wederstaan.
 
31 oHet 70paard wordt bereid tegen den dag des strijds, maar de 71overwinning 72is des HEEREN.
o Ps. 33:17. verwijsteksten
70 Versta onder dit woord alle uiterlijke middelen die tegen den oorlog en den strijd plegen aangelegd te worden.
71 Zie 2 Sam. 8 op vers 6. verwijsteksten
72 Dat is, komt van den Heere.

Einde Spreuken 21