Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
1 DE arme in zijn oprechtheid wandelende, is beter dan de verkeerde van lippen, en die een zot is. |
2 Ook is de ziel zonder wetenschap niet goed; en die met de voeten haastig is, zondigt. |
3 De dwaasheid des mensen zal zijn weg verkeren, en zijn hart zal zich tegen den HEERE vergrammen. |
4 Het goed brengt vele vrienden toe, maar de arme wordt van zijn vriend gescheiden. |
5 Een vals getuige zal niet onschuldig zijn; en die leugens blaast, zal niet ontkomen. |
6 Velen smeken het aangezicht des prinsen, en eenieder is een vriend dengene die giften geeft. |
7 Al de broederen des armen haten hem; hoeveel te meer gaan zijn vrienden verre van hem! Hij loopt hen na met woorden die niets zijn. |
8 Die verstand bekomt, heeft zijn ziel lief; hij neemt de verstandigheid waar, om het goede te vinden. |
9 Een vals getuige zal niet onschuldig zijn; en die leugens blaast, zal vergaan. |
10 De weelde staat een zot niet wel; hoeveel te min een knecht te heersen over vorsten. |
11 Het verstand des mensen vertrekt zijn toorn; en zijn sieraad is de overtreding voorbij te gaan. |
12 Des konings gramschap is als het brullen eens jongen leeuws, maar zijn welgevallen is als dauw op het kruid. |
13 Een zotte zoon is zijn vader grote ellende, en de kijverijen ener vrouw als een gestadig druipen. |
14 Huis en goed is een erve van de vaderen, maar een verstandige vrouw is van den HEERE. |
15 Luiheid doet in diepen slaap vallen, en een bedrieglijke ziel zal hongeren. |
16 Die het gebod bewaart, bewaart zijn ziel; die zijn wegen veracht, zal sterven. |
17 Die zich des armen ontfermt, leent den HEERE, en Hij zal hem zijn weldaad vergelden. |
18 Tuchtig uw zoon als er nog hoop is, maar verhef uw ziel niet om hem te doden. |
19 Die groot is van grimmigheid, zal straf dragen; want zo gij hem uitredt, zo zult gij nog moeten voortvaren. |
20 Hoor raad en ontvang tucht, opdat gij in uw laatste wijs zijt. |
21 In het hart des mans zijn vele gedachten, maar de raad des HEEREN, die zal bestaan. |
22 De wens des mensen is zijn weldadigheid; maar de arme is beter dan een leugenachtig man. |
23 De vreze des HEEREN is ten leven; want men zal verzadigd zijnde vernachten; met het kwaad zal men niet bezocht worden. |
24 Een luiaard verbergt de hand in den boezem, en hij zal ze niet weder aan zijn mond brengen. |
25 Sla den spotter, zo zal de slechte kloekzinnig worden; en bestraf den verstandige, hij zal wetenschap begrijpen. |
26 Wie den vader verwoest of de moeder verjaagt, is een zoon die beschaamd maakt en schande aandoet. |
27 Laat af, mijn zoon, horende de tucht, af te dwalen van de redenen der wetenschap. |
28 Een Belialsgetuige bespot het recht, en de mond der goddelozen slokt de ongerechtigheid in. |
29 Gerichten zijn voor de spotters bereid, en slagen voor den rug der zotten. |