Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
1 EEN wijs zoon hoort de tucht des vaders, maar een spotter hoort de bestraffing niet. |
2 Eenieder zal van de vrucht des monds het goede eten, maar de ziel der trouwelozen het geweld. |
3 Die zijn mond bewaart, behoudt zijn ziel; maar voor hem is verstoring, die zijn lippen wijd opendoet. |
4 De ziel des luiaards is begerig, doch er is niets; maar de ziel der vlijtigen zal vet gemaakt worden. |
5 De rechtvaardige haat leugentaal, maar de goddeloze maakt zich stinkende en doet zich schaamte aan. |
6 De gerechtigheid bewaart den oprechte van weg, maar de goddeloosheid zal den zondaar omkeren. |
7 Er is een die zichzelven rijk maakt en niet met al heeft; en een die zichzelven arm maakt en heeft veel goed. |
8 Het rantsoen van ieders ziel is zijn rijkdom, maar de arme hoort de schelding niet. |
9 Het licht der rechtvaardigen zal zich verblijden, maar de lamp der goddelozen zal uitgeblust worden. |
10 Door hovaardigheid maakt men niets dan gekijf, maar bij de beradenen is wijsheid. |
11 Goed van ijdelheid gekomen, zal verminderd worden; maar die met de hand vergadert, zal het vermeerderen. |
12 De uitgestelde hoop krenkt het hart; maar de begeerte die komt, is een boom des levens. |
13 Die het Woord veracht, die zal verdorven worden; maar wie het gebod vreest, dien zal vergolden worden. |
14 Des wijzen leer is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods. |
15 Goed verstand geeft aangenaamheid, maar de weg der trouwelozen is streng. |
16 Al wie kloekzinnig is, handelt met wetenschap; maar een zot breidt dwaasheid uit. |
17 Een goddeloze bode zal in het kwaad vallen, maar een trouw gezant is medicijn. |
18 Armoede en schande is desgenen die de tucht verwerpt; maar die de bestraffing waarneemt, zal geëerd worden. |
19 De begeerte die geschiedt, is zoet voor de ziel, maar het is den zotten een gruwel van het kwade af te wijken. |
20 Die met de wijzen omgaat, zal wijs worden; maar die der zotten metgezel is, zal verbroken worden. |
21 Het kwaad zal de zondaars vervolgen, maar den rechtvaardigen zal men goed vergelden. |
22 De goede zal zijn kindskinderen doen erven, maar het vermogen des zondaars is voor den rechtvaardige weggelegd. |
23 Het ploegen der armen geeft veelheid der spijze; maar er is een die verteerd wordt door gebrek van oordeel. |
24 Die zijn roede inhoudt, haat zijn zoon; maar die hem liefheeft, zoekt hem vroeg met tuchtiging. |
25 De rechtvaardige eet tot de verzadiging zijner ziel toe, maar de buik der goddelozen zal gebrek hebben. |