Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
De strekking der spreuken |
1 DE spreuken van Sálomo, den zoon van David, den koning Israëls, |
2 Om wijsheid en tucht te weten, om te verstaan redenen des verstands, |
3 Om aan te nemen onderwijs van goed verstand, gerechtigheid en recht en billijkheden, |
4 Om den slechten kloekzinnigheid te geven, den jongeling wetenschap en bedachtzaamheid. |
5 Die wijs is, zal horen en zal in leer toenemen; en die verstandig is, zal wijzen raad bekomen; |
6 Om te verstaan een spreuk en de uitlegging, de woorden der wijzen en hun raadselen. |
7 aDe vreze des HEEREN is het beginsel der wetenschap; de dwazen verachten wijsheid en tucht. a Job 28:28. Ps. 111:10. Spr. 9:10. Pred. 12:13. |
a Job 28:28 Maar tot den mens heeft Hij gezegd: Zie, de vreze des Heeren is de wijsheid, en van het kwade te wijken is het verstand. Ps. 111:10 Resch. De vreze des HEEREN is het beginsel der wijsheid; Schin. allen die ze doen, hebben goed verstand; Thau. Zijn lof bestaat tot in der eeuwigheid. Spr. 9:10 De vreze des HEEREN is het beginsel der wijsheid, en de wetenschap der heiligen is verstand. Pred. 12:13 Van alles wat gehoord is, is het einde van de zaak: Vrees God en houd Zijn geboden, want dit betaamt allen mensen. |
Waarschuwing tegen verleiding |
8 Mijn zoon, hoor de tucht uws vaders, en verlaat de leer uwer moeder niet; |
9 Want zij zullen uw hoofd een aangenaam toevoegsel zijn, en ketenen aan uw hals. |
10 Mijn zoon, indien de zondaars u aanlokken, bbewillig niet; b Spr. 4:14. |
b Spr. 4:14 Kom niet op het pad der goddelozen, en treed niet op den weg der bozen. |
11 Indien zij zeggen: Ga met ons, laat ons loeren op bloed, ons versteken tegen den onschuldige, zonder oorzaak; |
12 Laat ons hen levend verslinden, als het graf; ja, geheel en al, gelijk die in den kuil nederdalen; |
13 Alle kostelijk goed zullen wij vinden, onze huizen zullen wij met roof vullen; |
14 Gij zult uw lot midden onder ons werpen; wij zullen allen één buidel hebben. |
15 Mijn zoon, wandel niet met hen op den weg; weer uw voet van hun pad. |
16 Want hun cvoeten lopen ten boze, en zij haasten zich om bloed te storten. c Jes. 59:7. Rom. 3:15. |
c Jes. 59:7 Hun voeten lopen tot het kwade en zij haasten om onschuldig bloed te vergieten; hun gedachten zijn gedachten der ongerechtigheid, verstoring en verbreking is op hun banen. Rom. 3:15 Hun voeten zijn snel om bloed te vergieten; |
17 Zekerlijk, het net wordt tevergeefs gespreid voor de ogen van allerlei gevogelte; |
18 En dezen loeren op hun eigen bloed, en versteken zich tegen hun zielen. |
19 Zo zijn de paden van een iegelijk die gierigheid pleegt; zij zal de ziel van haar meesters vangen. |
De opperste Wijsheid |
20 De opperste Wijsheid roept overluid daarbuiten, Zij verheft Haar stem op de straten. |
21 Zij roept in het voorste der woelingen; aan de deuren der poorten spreekt Zij Haar redenen in de stad. |
22 Gij slechten, hoelang zult gij de slechtigheid beminnen, en de spotters voor zich de spotternij begeren, en de zotten wetenschap haten? |
23 Keert u tot Mijn bestraffing; zie, Ik zal Mijn Geest ulieden overvloediglijk uitstorten; Ik zal Mijn woorden u bekendmaken. |
24 Dewijl Ik dgeroepen heb en gijlieden geweigerd hebt, Mijn hand uitgestrekt heb en er niemand was die opmerkte, d Jes. 65:12; 66:4. Jer. 13:10. |
d Jes. 65:12 Ik zal ulieden ook ten zwaarde tellen, dat gij allen u ter slachting zult krommen, omdat Ik heb geroepen, maar gij hebt niet geantwoord, Ik gesproken heb, maar gij hebt niet gehoord, maar hebt gedaan wat kwaad was in Mijn ogen, en hebt verkoren hetgeen waaraan Ik geen lust heb. Jes. 66:4 Ik zal ook verkiezen het loon hunner handelingen, en hun vrezen zal Ik over hen doen komen, omdat Ik heb geroepen en niemand antwoordde; Ik gesproken heb en zij niet hoorden, maar deden wat kwaad is in Mijn ogen, en verkoren hetgeen waartoe Ik geen lust had. Jer. 13:10 Ditzelve boze volk, dat Mijn woorden weigert te horen, dat in het goeddunken zijns harten wandelt, en andere goden navolgt, om die te dienen en voor die zich neder te buigen: dat zal worden gelijk deze gordel, die nergens toe deugt. |
25 En hebt al Mijn raad verworpen, en Mijn bestraffing niet gewild, |
26 Zo zal Ik ook in ulieder verderf lachen; Ik zal spotten wanneer uw vreze komt. |
27 Wanneer uw vreze ekomt gelijk een verwoesting, en uw verderf aankomt als een wervelwind, wanneer u benauwdheid en angst overkomt, e Job 27:9; 35:12. Jes. 1:15. Jer. 11:11; 14:12. Ez. 8:18. Micha 3:4. |
e Job 27:9 Zal God zijn geroep horen, als benauwdheid over hem komt? Job 35:12 Daar roepen zij, maar Hij antwoordt niet, vanwege den hoogmoed der bozen. Jes. 1:15 En als gijlieden uw handen uitbreidt, verberg Ik Mijn ogen voor u; ook wanneer gij het gebed vermenigvuldigt, hoor Ik niet; want uw handen zijn vol bloed. Jer. 11:11 Daarom zegt de HEERE alzo: Zie, Ik zal een kwaad over hen brengen, uit hetwelk zij niet zullen kunnen uitkomen; als zij dan tot Mij zullen roepen, zal Ik naar hen niet horen. Jer. 14:12 Ofschoon zij vasten, Ik zal naar hun geschrei niet horen, en ofschoon zij brandoffer en spijsoffer offeren, Ik zal aan hen geen welgevallen hebben; maar door het zwaard en door den honger en door de pestilentie zal Ik hen verteren. Ez. 8:18 Daarom zal Ik ook handelen in grimmigheid; Mijn oog zal niet verschonen en Ik zal niet sparen; hoewel zij voor Mijn oren met luider stem roepen, nochtans zal Ik hen niet horen. Micha 3:4 Alsdan zullen zij roepen tot den HEERE, doch Hij zal hen niet verhoren; maar zal Zijn aangezicht te dien tijde voor hen verbergen, gelijk als zij hun handelingen kwaad gemaakt hebben. |
28 Dan zullen zij tot Mij roepen, maar Ik zal niet antwoorden; zij zullen Mij vroeg zoeken, maar zullen Mij niet vinden; |
29 Daarom dat zij de wetenschap gehaat hebben, en de vreze des HEEREN niet hebben verkoren. |
30 Zij hebben in Mijn raad niet bewilligd, al Mijn bestraffing hebben zij versmaad. |
31 Zo zullen zij eten van de vrucht huns wegs, en zich verzadigen met hun raadslagen. |
32 Want de afkering der slechten zal hen doden, en de voorspoed der zotten zal hen verderven. |
33 Maar die naar Mij hoort, zal zeker wonen, en hij zal gerust zijn van de vreze des kwaads. |