Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Van de nuttigheid dezer spreuken, vs. 1, enz. Plicht der kinderen jegens de ouders, 8. Waarschuwing voor der goddelozen gezelschap, 10. De eeuwige Wijsheid Zelve wordt ingevoerd, klagende over Haar verachting, vermanende tot bekering, en dreigende allen ongehoorzamen het eeuwige verderf, en den gehoorzamen belovende een vaste gelukzaligheid, 20. |
De strekking der spreuken |
1 DE 1spreuken van Sálomo, den zoon van David, den koning Israëls, | | 1 Zie van het Hebreeuwse woord 1 Kon. 4 op vers 32. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) 1 Kon. 4:32 (kt.) En hij sprak drieduizend spreuken; daartoe waren zijn liederen duizend en vijf. |
2 Om 2wijsheid en 3tucht te weten, om te verstaan 4redenen 5des verstands, | | 2 Versta een vaste en grondige kennis van Goddelijke en menselijke dingen, om zichzelven in geloof en leven wel te schikken. Vgl. 1 Kon. 3 op vers 12. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) 1 Kon. 3:12 (kt.) Zie, Ik heb gedaan naar uw woorden; zie, Ik heb u een wijs en verstandig hart gegeven, dat uws gelijke vóór u niet geweest is, en uws gelijke na u niet opstaan zal. |
3 Versta het onderwijs dat gegeven wordt om tot de wijsheid te geraken. |
4 Of: redenen die verstandiglijk voorgesteld zijn. |
5 Dit houdt men te zijn de kloekheid en voorzichtigheid des geestes, waardoor de wijsheid tot het rechte gebruik wel wordt aangelegd. Vgl. 1 Kon. 3 op vers 12. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) 1 Kon. 3:12 (kt.) Zie, Ik heb gedaan naar uw woorden; zie, Ik heb u een wijs en verstandig hart gegeven, dat uws gelijke vóór u niet geweest is, en uws gelijke na u niet opstaan zal. |
3 Om aan te nemen onderwijs van 6goed verstand, 7gerechtigheid en 8recht en 9billijkheden, | | 6 Te weten waardoor men kloekzinnig, wijs, vernuftig en voorzichtig kan worden, in al hetgeen dat den mens in zijn doen of laten zou mogen voorvallen. Vgl. Spr. 3:4; 13:15; 21:16. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) Spr. 3:4 En vind gunst en goed verstand in de ogen Gods en der mensen. Spr. 13:15 Goed verstand geeft aangenaamheid, maar de weg der trouwelozen is streng. Spr. 21:16 Een mens die van den weg des verstands afdwaalt, zal in de gemeente der doden rusten. |
7 Versta den gansen plicht dien wij God en onzen naaste schuldig zijn, naar uitwijzen van de eerste en tweede tafel. |
8 Te weten waardoor wij jegens onzen naaste doen wat wij schuldig zijn, volgens het voorschrift van de tweede tafel eigenlijk. |
9 Die onderhouden moeten zijn in alle samenhandelingen en verschillen der mensen, naar den aard der liefde en den eis der zaak. |
4 Om den 10slechten 11kloekzinnigheid te geven, den 12jongeling 13wetenschap en 14bedachtzaamheid. | | 10 Dit woord is somtijds in het kwade genomen voor degenen die door hun domheid lichtelijk geloven, zich lichtelijk laten omzetten en van het goede verleiden. Zie Job 5 op vers 2. Alzo onder vss. 22, 32. Spr. 7:7; 8:5; 14:15, 18. Somtijds is het Hebreeuwse woord in het goede genomen, voor degenen die leerzaam, onnozel, eenvoudig en oprecht zijn, en lichtelijk van de bozen bedrogen en beschadigd zouden worden, tenware dat God, op Denwelken zij vertrouwen, hen als een vader bewaarde, Ps. 19:8; 116:6. Spr. 19:25. Matth. 10:16. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) Job 5:2 (kt.) Want den dwaze brengt de toornigheid om, en de ijver doodt den slechte. vers 22 Gij slechten, hoelang zult gij de slechtigheid beminnen, en de spotters voor zich de spotternij begeren, en de zotten wetenschap haten? vers 32 Want de afkering der slechten zal hen doden, en de voorspoed der zotten zal hen verderven. Spr. 7:7 En ik zag onder de slechten, ik merkte onder de jonge gezellen een verstandelozen jongeling, Spr. 8:5 Gij slechten, verstaat kloekzinnigheid; en gij zotten, verstaat met het hart. Spr. 14:15 De slechte gelooft alle woord, maar de kloekzinnige merkt op zijn gang. Spr. 14:18 De slechten erven dwaasheid, maar de kloekzinnigen zullen zich met wetenschap kronen. Ps. 19:8 De wet des HEEREN is volmaakt, bekerende de ziel; de getuigenis des HEEREN is gewis, den slechte wijsheid gevende. Ps. 116:6 De HEERE bewaart de eenvoudigen; ik was uitgeteerd, doch Hij heeft mij verlost. Spr. 19:25 Sla den spotter, zo zal de slechte kloekzinnig worden; en bestraf den verstandige, hij zal wetenschap begrijpen. Matth. 10:16 Zie, Ik zend u als schapen in het midden der wolven; zijt dan voorzichtig gelijk de slangen, en oprecht gelijk de duiven. |
11 Dit woord is hier in het goede genomen voor een kloek, wakker, subtiel en scherp verstand, als Spr. 8:5, 12; 19:25. Elders is het genomen in het kwade voor arglistigheid en snode boosheid, als Ex. 21:14. Joz. 9:4. Job 5:12; 15:5. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) Spr. 8:5 Gij slechten, verstaat kloekzinnigheid; en gij zotten, verstaat met het hart. Spr. 8:12 Ik, Wijsheid, woon bij de kloekzinnigheid, en vind de kennis van alle bedachtzaamheid. Spr. 19:25 Sla den spotter, zo zal de slechte kloekzinnig worden; en bestraf den verstandige, hij zal wetenschap begrijpen. Ex. 21:14 Maar indien iemand tegen zijn naaste moedwilliglijk gehandeld heeft, om hem met list te doden, zo zult gij denzelven van voor Mijn altaar nemen, dat hij sterve. Joz. 9:4 Zo handelden zij ook arglistiglijk, en gingen heen en veinsden zich gezanten te zijn, en zij namen oude zakken op hun ezels, en oude en gescheurde en samengebonden lederen wijnzakken, Job 5:12 Hij maakt teniet de gedachten der arglistigen, dat hun handen niet één ding uitrichten. Job 15:5 Want uw mond leert uw ongerechtigheid, en gij hebt de tong der arglistigen verkoren. |
12 Zo in jaren als in verstand. |
13 Versta niet een blote kennis van de dingen die men weten moet, maar ook van de redenen daarvan. |
14 Dat is, een kloek en vernuftig bedenken, verenigd met bijzondere voorzichtigheid. Alzo Spr. 2:11; 3:21. Zie Job 21, de aant. op vers 27. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) Spr. 2:11 Zo zal de bedachtzaamheid over u de wacht houden, de verstandigheid zal u behoeden; Spr. 3:21 Mijn zoon, laat ze niet afwijken van uw ogen; bewaar de bestendige wijsheid en bedachtzaamheid. Job 21:27 (kt.) Zie, ik weet ulieder gedachten, en de boze verdichtselen waarmede gij tegen mij geweld doet. |
5 Die wijs is, zal horen en zal 15in leer toenemen; en die verstandig is, zal 16wijzen raad bekomen; | | 15 Zie van het Hebreeuwse woord, overgezet met leer, Job 11 op vers 4. Of: zal geleerdheid vermeerderen, of: in begrip toenemen. Vgl. Spr. 9:9. Hebr. eigenlijk: leer toedoen. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) Job 11:4 (kt.) Want gij hebt gezegd: Mijn leer is zuiver, en ik ben rein in Uw ogen. Spr. 9:9 Leer den wijze, zo zal hij nog wijzer worden; onderwijs den rechtvaardige, zo zal hij in leer toenemen. |
16 Hebr. wijze raden. In het meervoud. Zie van dit woord Job 37 op vers 12. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) Job 37:12 (kt.) Die keert zich dan naar Zijn wijzen raad door ommegangen, dat zij doen al wat Hij ze gebiedt op het vlakke der wereld, op de aarde. |
6 Om te verstaan een 17spreuk en 18de uitlegging, de woorden der wijzen en hun 19raadselen. | | 17 Zie op vers 1. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) vers 1 (kt.) DE spreuken van Sálomo, den zoon van David, den koning Israëls, |
18 Te weten derzelver spreuk. Anders: kunstige redenen, dat is, bekwame welsprekendheid, om zijn woord wel te doen. |
19 Dat is, redenen die een verborgen en diepen zin hebben. Zie Richt. 14 op vers 12. 1 Kon. 10 op vers 1. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) Richt. 14:12 (kt.) Simson dan zeide tot hen: Ik zal nu ulieden een raadsel te raden geven; indien gij mij dat in de zeven dagen dezer bruiloft wel zult verklaren en uitvinden, zo zal ik ulieden geven dertig fijne lijnwaadsklederen en dertig wisselklederen. 1 Kon. 10:1 (kt.) EN toen de koningin van Scheba het gerucht van Sálomo hoorde aangaande den Naam des HEEREN, kwam zij om hem met raadselen te verzoeken. |
7 aDe vreze des HEEREN is het 20beginsel der wetenschap; 21de dwazen verachten wijsheid en tucht. | | a Job 28:28. Ps. 111:10. Spr. 9:10. Pred. 12:13. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) Job 28:28 Maar tot den mens heeft Hij gezegd: Zie, de vreze des Heeren is de wijsheid, en van het kwade te wijken is het verstand. Ps. 111:10 Resch. De vreze des HEEREN is het beginsel der wijsheid; Schin. allen die ze doen, hebben goed verstand; Thau. Zijn lof bestaat tot in der eeuwigheid. Spr. 9:10 De vreze des HEEREN is het beginsel der wijsheid, en de wetenschap der heiligen is verstand. Pred. 12:13 Van alles wat gehoord is, is het einde van de zaak: Vrees God en houd Zijn geboden, want dit betaamt allen mensen. |
20 Dat is, de grondslag en het fundament der ware wijsheid, te weten om die ten volle te verkrijgen; evengelijk in het bouwen van een huis het fundament het beginsel is van de resterende bouwing, om die te voltrekken. Zie Ps. 111 op vers 10. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) Ps. 111:10 (kt.) Resch. De vreze des HEEREN is het beginsel der wijsheid; Schin. allen die ze doen, hebben goed verstand; Thau. Zijn lof bestaat tot in der eeuwigheid. |
21 Versta door dezen meest de mensen die vele valse opinies ingedronken hebbende, den rechten weg der wijsheid en de vreze Gods niet volgen. Zie Job 5 op vers 2. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) Job 5:2 (kt.) Want den dwaze brengt de toornigheid om, en de ijver doodt den slechte. |
Waarschuwing tegen verleiding |
8 22Mijn zoon, hoor de tucht uws vaders, en verlaat de 23leer uwer moeder niet; | | 22 Alzo noemt Salomo al degenen die zijn lering horen of lezen, om te tonen, niet alleen dat hij haar met een vaderlijk gemoed voortbrengt, maar ook dat zij die met een kinderlijke en gans gehoorzame toegenegenheid behoorden te ontvangen. Alzo vss. 10, 15. Spr. 2:1; 3:1, enz. Vgl. Richt. 17 op vers 10. 1 Kon. 20 op vers 35. 2 Kon. 2 op vers 12. Ps. 34 op vers 12. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) vers 10 Mijn zoon, indien de zondaars u aanlokken, bewillig niet; vers 15 Mijn zoon, wandel niet met hen op den weg; weer uw voet van hun pad. Spr. 2:1 MIJN zoon, zo gij mijn redenen aanneemt, en mijn geboden bij u weglegt, Spr. 3:1 MIJN zoon, vergeet mijn wet niet, maar uw hart beware mijn geboden. Richt. 17:10 (kt.) Toen zeide Micha tot hem: Blijf bij mij en zijt mij tot een vader en tot een priester; en ik zal u jaarlijks geven tien zilverlingen en orde van klederen en uw leeftocht. Alzo ging de Leviet met hem. 1 Kon. 20:35 (kt.) Toen zeide een man uit de zonen der profeten tot zijn naaste, door het woord des HEEREN: Sla mij toch. En de man weigerde hem te slaan. 2 Kon. 2:12 (kt.) En Elísa zag het en hij riep: Mijn vader, mijn vader, wagen Israëls en zijn ruiteren. En hij zag hem niet meer. En hij vatte zijn klederen en scheurde ze in twee stukken. Ps. 34:12 (kt.) Lamed. Komt, gij kinderen, hoort naar mij; ik zal u des HEEREN vreze leren. |
23 Of: wet, of: onderwijzing. Alzo Spr. 3:1; 4:2; 6:20, 23; 7:2. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) Spr. 3:1 MIJN zoon, vergeet mijn wet niet, maar uw hart beware mijn geboden. Spr. 4:2 Dewijl ik ulieden goede leer geef, verlaat mijn wet niet. Spr. 6:20 Mijn zoon, bewaar het gebod uws vaders, en verlaat de wet uwer moeder niet. Spr. 6:23 Want het gebod is een lamp, en de wet is een licht, en de bestraffingen der tucht zijn de weg des levens, Spr. 7:2 Bewaar mijn geboden en leef, en mijn wet als den appel uwer ogen. |
9 Want zij zullen uw hoofd 24een aangenaam toevoegsel zijn, en ketenen aan uw 25hals. | | 24 Hebr. een toevoegsel der aangenaamheid, dat is, hetwelk u aangenaam en aanzienlijk maken zal. Alzo Spr. 4:9. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) Spr. 4:9 Zij zal uw hoofd een aangenaam toevoegsel geven, een sierlijke kroon zal zij u leveren. |
25 Hebr. gorgel. |
10 Mijn zoon, indien 26de zondaars u 27aanlokken, bbewillig niet; | | 26 Versta grove en onbekeerde zondaars. Zie 1 Sam. 15 op vers 18. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) 1 Sam. 15:18 (kt.) En de HEERE heeft u op den weg gezonden, en gezegd: Ga heen en verban de zondaars, de Amalekieten, en strijd tegen hen, totdat gij dezelve tenietdoet. |
27 Of: verleiden willen, dat is, zullen met schone woorden zoeken te bepraten en te vervoeren. Zie van het Hebreeuwse woord Richt. 14 op vers 15. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) Richt. 14:15 (kt.) Daarna geschiedde het op den zevenden dag, dat zij tot Simsons huisvrouw zeiden: Overreed uw man, dat hij ons dat raadsel verklare, opdat wij niet misschien u en uws vaders huis met vuur verbranden. Hebt gijlieden ons genodigd om het onze te bezitten; is het zo niet? |
b Spr. 4:14. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) Spr. 4:14 Kom niet op het pad der goddelozen, en treed niet op den weg der bozen. |
11 Indien zij zeggen: Ga met ons, laat ons 28loeren op bloed, ons 29versteken tegen den onschuldige, 30zonder oorzaak; | | 28 Te weten om dat met doodslaan en moorden te vergieten. Bloed voor doodslag. Zie Gen. 37 op vers 26. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) Gen. 37:26 (kt.) Toen zeide Juda tot zijn broederen: Wat gewin zal het zijn, dat wij onzen broeder doodslaan en zijn bloed verbergen? |
29 Dat is, lagen leggen. Alzo vers 18. Ps. 56:7. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) vers 18 En dezen loeren op hun eigen bloed, en versteken zich tegen hun zielen. Ps. 56:7 Zij rotten tezamen, zij versteken zich, zij passen op mijn hielen, als die op mijn ziel wachten. |
30 Dat is, zonder dat hij het verdiend heeft. Alzo Ps. 35:7. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) Ps. 35:7 Want zij hebben zonder oorzaak de groeve van hun net voor mij verborgen; zij hebben zonder oorzaak gegraven voor mijn ziel. |
12 Laat ons hen 31levend verslinden, 32als het graf; ja, geheel en al, gelijk 33die in den kuil nederdalen; | | 31 Dat is, zonder barmhartigheid. Vgl. Ps. 124:3. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) Ps. 124:3 Toen zouden zij ons levend verslonden hebben, als hun toorn tegen ons ontstak; |
32 Dat is, gelijk het graf de dode lichamen verslindt. Vgl. Spr. 27:20; 30:16. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) Spr. 27:20 De hel en het verderf worden niet verzadigd; alzo worden de ogen des mensen niet verzadigd. Spr. 30:16 Het graf, de gesloten baarmoeder, de aarde die van water niet verzadigd wordt, en het vuur zegt niet: Het is genoeg. |
33 Hebr. de nederdalenden des kuils. Alzo Gen. 23:10 de ingangers zijner stadspoort, dat is, die ter poorte zijner stad ingingen. Ps. 78:9 schutters van den boog, dat is, die met den boog schieten. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) Gen. 23:10 Efron nu zat in het midden van de zonen van Heth; en Efron, de Hethiet, antwoordde Abraham voor de oren der zonen van Heth, van al degenen die ter poorte zijner stad ingingen, zeggende: Ps. 78:9 De kinderen van Efraïm, gewapende boogschutters, keerden om ten dage des strijds. |
13 Alle kostelijk goed zullen wij vinden, onze huizen zullen wij met roof vullen; | | |
14 Gij zult 34uw lot midden onder ons werpen; 35wij zullen allen één buidel hebben. | | 34 Dat is, den buit met ons helpen delen; hetwelk gemeenlijk geschiedt met loting, als ieder zijn deel daaruit begeert te trekken. |
35 Dat is, allen roof zullen wij gemeen hebben en onder ons delen. |
15 Mijn zoon, 36wandel niet met hen op den weg; weer uw 37voet van hun pad. | | 36 Dat is, houd met hen geen gemeenschap, of: verkeer niet met hen. Vgl. de manier van spreken met 1 Sam. 25:15. Ps. 1:1. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) 1 Sam. 25:15 Nochtans zijn zij ons zeer goede mannen geweest; en wij hebben geen smaadheid geleden en wij hebben niets gemist al de dagen die wij met hen verkeerd hebben, toen wij op het veld waren. Ps. 1:1 WELGELUKZALIG is de man die niet wandelt in den raad der goddelozen, noch staat op den weg der zondaren, noch zit in het gestoelte der spotters. |
37 Dat is, ga niet met hen in hun kwade wegen. Voorts kan men hierdoor verstaan affecten, genegenheden, bewegingen; want gelijk de voeten het lichaam herwaarts en gindswaarts dragen, alzo wordt de geest des mensen door de affecten tot velerlei voornemen en werk gedreven. Vgl. vers 16. Spr. 5:5; 6:18, enz. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) vers 16 Want hun voeten lopen ten boze, en zij haasten zich om bloed te storten. Spr. 5:5 Haar voeten dalen naar den dood, haar treden houden de hel vast. Spr. 6:18 Een hart dat ondeugdzame gedachten smeedt, voeten die zich haasten om tot kwaad te lopen, |
16 Want hun cvoeten lopen 38ten boze, en zij haasten zich om bloed te storten. | | c Jes. 59:7. Rom. 3:15. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) Jes. 59:7 Hun voeten lopen tot het kwade en zij haasten om onschuldig bloed te vergieten; hun gedachten zijn gedachten der ongerechtigheid, verstoring en verbreking is op hun banen. Rom. 3:15 Hun voeten zijn snel om bloed te vergieten; |
38 Dat is, om iemand kwaad of schade te doen. |
17 Zekerlijk, 39het net wordt 40tevergeefs gespreid voor de ogen van 41allerlei gevogelte; | | 39 De zin is: Gelijk een vogel tevergeefs het net uitgespannen ziet, overmits hij daarop niet let, maar zijn ogen alleen heeft op het aas, waarop hij vallende gevangen wordt; alzo letten de boosdoeners niet op het gevaar, waarin zij zichzelven steken, als zij om enig tijdelijk voordeel hun naaste beschadigen, maar vallen in de handen van de overheid, die hen naar hun verdiensten straft, of worden van God anderszins geplaagd. |
40 Welverstaande, ten aanzien van het gevogelte, overmits het door de uitspanning van het net niet gewaarschuwd wordt voor het gevaar, maar wordt door een gretigen lust alleen tot het aas gedreven. Sommigen duiden dit alzo, dat de vogels, als zij het net zien spreiden, daardoor gewaarschuwd worden en wegvliegen; maar dat de goddelozen zo dom zijn, dat zij hun eigen net bereiden waarin zij gevangen zullen worden. |
41 Hebr. van allen heer des vleugels, dat is, van allerlei gevogelte, of al wat vleugelen heeft. Zie Gen. 14 op vers 13. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) Gen. 14:13 (kt.) Toen kwam er een die ontkomen was, en boodschapte het Abram, den Hebreeër, die woonachtig was aan de eikenbossen van Mamre, den Amoriet, broeder van Eskol en broeder van Aner, dewelke Abrams bondgenoten waren. |
18 En dezen 42loeren op hun eigen bloed, en 43versteken zich tegen hun zielen. | | 42 Te weten zij van dewelke gesproken is vss. 15, 16. De zin is, dat zij hun eigen leven in het verderf brengen, door te staan naar het leven van een ander. Vgl. Spr. 8:36 en de aantt. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) vers 15 Mijn zoon, wandel niet met hen op den weg; weer uw voet van hun pad. vers 16 Want hun voeten lopen ten boze, en zij haasten zich om bloed te storten. Spr. 8:36 Maar die tegen Mij zondigt, doet zijn ziel geweld aan; allen die Mij haten, hebben den dood lief. |
43 Zie op vers 11. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) vers 11 (kt.) Indien zij zeggen: Ga met ons, laat ons loeren op bloed, ons versteken tegen den onschuldige, zonder oorzaak; |
19 Zo zijn de 44paden van een iegelijk die 45gierigheid pleegt; 46zij zal de ziel 47van haar meesters 48vangen. | | 44 Dat is, voornemen, daden en werken. Vgl. Gen. 6 op vers 12. Insgelijks Spr. 2:15; 22:25. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) Gen. 6:12 (kt.) Toen zag God de aarde, en zie, zij was verdorven; want al het vlees had zijn weg verdorven op de aarde. Spr. 2:15 Welker paden verkeerd zijn, en afwijkende in hun sporen; Spr. 22:25 Opdat gij zijn paden niet leert, en een strik over uw ziel haalt. |
45 Hebr. gierigheid giert, of: met gierigheid giert. Alzo Spr. 15:27. Jer. 6:13. Ez. 22:27. Hab. 2:9. Het Hebreeuwse woord is meest altijd in het kwade genomen voor vuil, gierig en oneerlijk gewin. Zie Gen. 37:26. Ex. 18:21. 1 Sam. 8:3. Ps. 119:36. Spr. 28:16. Jes. 56:11. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) Spr. 15:27 Die gierigheid pleegt, beroert zijn huis; maar die geschenken haat, zal leven. Jer. 6:13 Want van hun kleinste af tot hun grootste toe pleegt eenieder van hen gierigheid, en van den profeet af tot den priester toe bedrijft eenieder van hen valsheid. Ez. 22:27 Haar vorsten zijn in het midden van haar als wolven die een roof roven, om bloed te vergieten en om zielen te verderven, opdat zij gierigheid zouden plegen. Hab. 2:9 Wee dien die met kwade gierigheid giert voor zijn huis, opdat hij in de hoogte zijn nest stelle, om bevrijd te zijn uit de hand des kwaads. Gen. 37:26 Toen zeide Juda tot zijn broederen: Wat gewin zal het zijn, dat wij onzen broeder doodslaan en zijn bloed verbergen? Ex. 18:21 Doch zie gij om onder al het volk naar kloeke mannen, godvrezende, waarachtige mannen, de gierigheid hatende; stel ze over hen, oversten der duizenden, oversten der honderden, oversten der vijftigen, oversten der tienen. 1 Sam. 8:3 Doch zijn zonen wandelden niet in zijn wegen, maar zij neigden zich tot de gierigheid, en namen geschenken en bogen het recht. Ps. 119:36 Neig mijn hart tot Uw getuigenissen, en niet tot gierigheid. Spr. 28:16 Een vorst die van alle verstand gebrek heeft, is ook veelvoudig in verdrukkingen; maar die de gierigheid haat, zal de dagen verlengen. Jes. 56:11 En deze honden zijn sterk van begeerte, zij kunnen niet verzadigd worden, ja, het zijn herders die niet verstaan kunnen; zij allen keren zich naar hun weg, elkeen naar zijn gewin, elk uit zijn einde. |
46 Te weten de gierigheid. |
47 Dat is, van degenen die de gierigheid plegen. Zie van het woord baäl Gen. 14 op vers 13. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) Gen. 14:13 (kt.) Toen kwam er een die ontkomen was, en boodschapte het Abram, den Hebreeër, die woonachtig was aan de eikenbossen van Mamre, den Amoriet, broeder van Eskol en broeder van Aner, dewelke Abrams bondgenoten waren. |
48 Dat is, in het verderf brengen; gelijk een vogel door het aas waarnaar hij vliegt, gevangen wordt en aan zijn dood komt. |
De opperste Wijsheid |
20 De 49opperste Wijsheid 50roept overluid daarbuiten, Zij 51verheft Haar stem op de straten. | | 49 Hebr. Wijsheden; in het meervoud, dat is, de hoogste, uitnemendste, of opperste Wijsheid. Alzo Ps. 49:4. Spr. 9:1. Alzo wordt Job 40:10 een groot beest genoemd behemoth, dat is, beesten, in het meervoud. Dit geschiedt om enige zaken te vergroten of te vermenigvuldigen. Anders: Elke wijsheid, of: Menigerlei wijsheid, of: Wijsheid der wijsheden. Men kan hier door deze wijsheid verstaan óf de wezenlijke Wijsheid des Vaders, Dewelke is de Zone Gods, van Welken zie hoofdstuk 8, óf de wijsheid begrepen in de Heilige Schrift, die alle wijsheid der mensen te boven gaat. Sommigen verstaan de wijsheid die door Gods Woord en de werken der Goddelijke voorzienigheid geopenbaard wordt. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) Ps. 49:4 Mijn mond zal enkel wijsheid spreken, en de overdenking mijns harten zal vol verstand zijn. Spr. 9:1 DE opperste Wijsheid heeft Haar huis gebouwd, Zij heeft Haar zeven pilaren gehouwen. Job 40:10 Zie nu, behémoth, welken Ik gemaakt heb nevens u, hij eet hooi gelijk een rund. |
50 Te weten door de predikers van Gods Woord, of ook door de werken der schepping en regering aller dingen. |
51 Hebr. geeft, dat is, Zij verheft Haar stem en laat ze horen. Alzo Gen. 45:2. Spr. 2:3; 8:1. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) Gen. 45:2 En hij verhief zijn stem met wenen, zodat het de Egyptenaars hoorden en dat het Farao’s huis hoorde. Spr. 2:3 Ja, zo gij tot het verstand roept, uw stem verheft tot de verstandigheid, Spr. 8:1 ROEPT de Wijsheid niet, en verheft niet de Verstandigheid Haar stem? |
21 Zij roept 52in het voorste der woelingen; aan de deuren 53der poorten spreekt Zij Haar redenen in de 54stad. | | 52 Hebr. in het hoofd der woelingen. Versta de plaatsen waar grote vergadering is van volk, en daarin ook veel gewoel. |
53 Waar het gericht gehouden werd, en dienvolgens grote bijeenkomst van volk was. Zie Gen. 22 op vers 17. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) Gen. 22:17 (kt.) Voorzeker zal Ik u grotelijks zegenen en uw zaad zeer vermenigvuldigen, als de sterren des hemels en als het zand dat aan den oever der zee is; en uw zaad zal de poort zijner vijanden erfelijk bezitten. |
54 Versta elke stad van het land Israëls. |
22 55Gij slechten, hoelang zult gij de slechtigheid beminnen, en 56de spotters voor zich de spotternij begeren, en de 57zotten wetenschap haten? | | 55 Dit zijn de woorden der Wijsheid, Die Salomo aldus sprekende invoert. Van het woord slechten zie op vers 4. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) vers 4 (kt.) Om den slechten kloekzinnigheid te geven, den jongeling wetenschap en bedachtzaamheid. |
56 Zie Ps. 1 op vers 1. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) Ps. 1:1 (kt.) WELGELUKZALIG is de man die niet wandelt in den raad der goddelozen, noch staat op den weg der zondaren, noch zit in het gestoelte der spotters. |
57 Versta niet narren en zinnelozen, die het redelijk gebruik van het menselijke verstand niet hebben, maar die beroofd zijn van de ware wijsheid, ten eeuwigen leven leidende, noch genegen zijn daarnaar te trachten, maar alleen met dit tijdelijke leven zich bekommeren. |
23 58Keert u tot Mijn bestraffing; zie, Ik zal 59Mijn Geest ulieden overvloediglijk 60uitstorten; Ik zal Mijn woorden u bekendmaken. | | 58 Te weten om die aan te horen en na te volgen. Anders: Bekeert u op Mijn bestraffing, dat is, doet boete en betert u door kracht van Mijn bestraffing. Versta een bestraffing dewelke geschiedt door woorden van onderwijzing en vermaning. Alzo vss. 25, 30. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) vers 25 En hebt al Mijn raad verworpen, en Mijn bestraffing niet gewild, vers 30 Zij hebben in Mijn raad niet bewilligd, al Mijn bestraffing hebben zij versmaad. |
59 Dat is, de kennis van Mijn zin en wil. Zie het woordje geest zeer in gelijken zin, dat is, voor de gave des verstands genomen, Ps. 76:13. Spr. 29:11. Joël 2:28. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) Ps. 76:13 Die den geest der vorsten als druiven afsnijdt, Die den koningen der aarde vreselijk is. Spr. 29:11 Een zot laat zijn gansen geest uit, maar de wijze wederhoudt dien achterwaarts. Joël 2:28 En daarna zal het geschieden dat Ik Mijn Geest zal uitgieten over alle vlees, en uw zonen en uw dochters zullen profeteren; uw ouden zullen dromen dromen, uw jongelingen zullen gezichten zien. |
60 Een manier van spreken genomen van de fonteinen, uit dewelke het water met groten overvloed voortspringt. Zie van het Hebreeuwse woord Ps. 19 op vers 3. Het wordt gebruikt in het goede, als hier en in de voorgemelde plaats, en in het kwade, als Spr. 15:2, 28. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) Ps. 19:3 (kt.) De dag aan den dag stort overvloediglijk spraak uit, en de nacht aan den nacht toont wetenschap. Spr. 15:2 De tong der wijzen maakt de wetenschap goed, maar de mond der zotten stort overvloediglijk dwaasheid uit. Spr. 15:28 Het hart des rechtvaardigen bedenkt zich om te antwoorden, maar de mond der goddelozen zal overvloediglijk kwade dingen uitstorten. |
24 Dewijl Ik dgeroepen heb en gijlieden geweigerd hebt, Mijn hand 61uitgestrekt heb en er niemand was die opmerkte, | | d Jes. 65:12; 66:4. Jer. 13:10. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) Jes. 65:12 Ik zal ulieden ook ten zwaarde tellen, dat gij allen u ter slachting zult krommen, omdat Ik heb geroepen, maar gij hebt niet geantwoord, Ik gesproken heb, maar gij hebt niet gehoord, maar hebt gedaan wat kwaad was in Mijn ogen, en hebt verkoren hetgeen waaraan Ik geen lust heb. Jes. 66:4 Ik zal ook verkiezen het loon hunner handelingen, en hun vrezen zal Ik over hen doen komen, omdat Ik heb geroepen en niemand antwoordde; Ik gesproken heb en zij niet hoorden, maar deden wat kwaad is in Mijn ogen, en verkoren hetgeen waartoe Ik geen lust had. Jer. 13:10 Ditzelve boze volk, dat Mijn woorden weigert te horen, dat in het goeddunken zijns harten wandelt, en andere goden navolgt, om die te dienen en voor die zich neder te buigen: dat zal worden gelijk deze gordel, die nergens toe deugt. |
61 Te weten om u tot bekering te nodigen. Zie gelijke wijze van spreken Jes. 65:2. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) Jes. 65:2 Ik heb Mijn handen uitgebreid, den gansen dag, tot een wederstrevig volk, die wandelen op een weg die niet goed is, naar hun eigen gedachten; |
25 En hebt al Mijn raad 62verworpen, en Mijn bestraffing niet gewild, | | 62 Het Hebreeuwse woord is in gelijken zin genomen Spr. 4:15; 8:33; 13:18; 15:32. Anders: hebt u van Mijn raad onttrokken, of ontbloot. Anders: hebt Mijn raad doen ophouden. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) Spr. 4:15 Verwerp dien, ga er niet door; wijk ervan en ga voorbij. Spr. 8:33 Hoort de tucht en wordt wijs, en verwerpt die niet. Spr. 13:18 Armoede en schande is desgenen die de tucht verwerpt; maar die de bestraffing waarneemt, zal geëerd worden. Spr. 15:32 Die de tucht verwerpt, die versmaadt zijn ziel; maar die de bestraffing hoort, krijgt verstand. |
26 Zo zal Ik ook in ulieder verderf lachen; Ik zal spotten wanneer uw 63vreze komt. | | 63 Dat is, het kwaad en ongeluk, waarin gij zeer bevreesd en verslagen zult zijn, of waarvoor gij vreest. Alzo in het volgende vers. Zie Job 39 op vers 25. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) Job 39:25 (kt.) Het belacht de vrees en wordt niet ontsteld, en keert niet weder vanwege het zwaard. |
27 Wanneer uw vreze ekomt gelijk een 64verwoesting, en uw verderf aankomt 65als een wervelwind, wanneer u benauwdheid en angst overkomt, | | e Job 27:9; 35:12. Jes. 1:15. Jer. 11:11; 14:12. Ez. 8:18. Micha 3:4. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) Job 27:9 Zal God zijn geroep horen, als benauwdheid over hem komt? Job 35:12 Daar roepen zij, maar Hij antwoordt niet, vanwege den hoogmoed der bozen. Jes. 1:15 En als gijlieden uw handen uitbreidt, verberg Ik Mijn ogen voor u; ook wanneer gij het gebed vermenigvuldigt, hoor Ik niet; want uw handen zijn vol bloed. Jer. 11:11 Daarom zegt de HEERE alzo: Zie, Ik zal een kwaad over hen brengen, uit hetwelk zij niet zullen kunnen uitkomen; als zij dan tot Mij zullen roepen, zal Ik naar hen niet horen. Jer. 14:12 Ofschoon zij vasten, Ik zal naar hun geschrei niet horen, en ofschoon zij brandoffer en spijsoffer offeren, Ik zal aan hen geen welgevallen hebben; maar door het zwaard en door den honger en door de pestilentie zal Ik hen verteren. Ez. 8:18 Daarom zal Ik ook handelen in grimmigheid; Mijn oog zal niet verschonen en Ik zal niet sparen; hoewel zij voor Mijn oren met luider stem roepen, nochtans zal Ik hen niet horen. Micha 3:4 Alsdan zullen zij roepen tot den HEERE, doch Hij zal hen niet verhoren; maar zal Zijn aangezicht te dien tijde voor hen verbergen, gelijk als zij hun handelingen kwaad gemaakt hebben. |
64 Die zich wijd en breed met groot geruis uitspreidt en geweldige schade doet. Zie van deze gelijkenis ook Ps. 35:8 en de aantt. Spr. 3:25. Jes. 10:3; 47:11. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) Ps. 35:8 De verwoesting overkome hem, dat hij het niet wete, en zijn net, dat hij verborgen heeft, vange hemzelven; hij valle daarin met verwoesting. Spr. 3:25 (kt.) Vrees niet voor haastigen schrik, noch voor de verwoesting der goddelozen als zij komt. Jes. 10:3 (kt.) Maar wat zult gijlieden doen ten dage der bezoeking, en der verwoesting die
van verre komen zal? Tot wien zult gij vlieden om hulp en waar zult gij uw heerlijkheid laten? Jes. 47:11 (kt.) Daarom zal er over u een kwaad komen, gij zult den dageraad daarvan niet weten; en een verderf zal er op u vallen, hetwelk gij niet zult kunnen verzoenen; want er zal snellijk een onstuimige verwoesting over u komen, dat gij het niet weten zult. |
65 Dat is, zeer snellijk, schrikkelijk en geweldiglijk. Zie van zulke gelijkenis ook Job 9 op vers 17. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) Job 9:17 (kt.) Want Hij vermorzelt mij door een onweder, en vermenigvuldigt mijn wonden zonder oorzaak. |
28 Dan zullen zij tot Mij roepen, maar Ik zal niet antwoorden; zij zullen Mij 66vroeg zoeken, maar zullen Mij niet vinden; | | 66 Dat is, met grote zorg en vlijtigheid zoeken. Zie Job 8 op vers 5. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) Job 8:5 (kt.) Maar indien gij naar God vroeg zoekt, en tot den Almachtige om genade bidt; |
29 Daarom dat zij de 67wetenschap gehaat hebben, en de vreze des HEEREN niet hebben verkoren. | | 67 Zie op vers 4. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) vers 4 (kt.) Om den slechten kloekzinnigheid te geven, den jongeling wetenschap en bedachtzaamheid. |
30 Zij hebben in Mijn raad niet bewilligd, al Mijn bestraffing hebben zij versmaad. | | |
31 68Zo zullen zij 69eten van de 70vrucht huns wegs, en 71zich verzadigen met hun raadslagen. | | 68 Of: Daarom zullen zij eten, enz. |
69 Dat is, ontvangen en verkrijgen de straf of vergelding van hun boze werken. Zie Job 21 op vers 25. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) Job 21:25 (kt.) De ander daarentegen sterft met een bittere ziel, en hij heeft van het goede niet gegeten. |
70 Dit woord is genomen voor allerlei kwaad of goed dat ergens uit voortkomt. Voor het kwaad, als hier, Jes. 10:12. Jer. 6:19. Micha 7:13. Luk. 6:43. Voor het goed Spr. 8:19; 31:31. Amos 6:12. Gal. 5:22. Filipp. 1:11. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) Jes. 10:12 Want het zal geschieden als de Heere een einde zal gemaakt hebben van al Zijn werk op den berg Sion en te Jeruzalem, dan zal Ik tehuiszoeken de vrucht van de grootsheid des harten van den koning van Assyrië, en de pracht van de hoogheid zijner ogen. Jer. 6:19 Hoor toe, gij aarde; zie, Ik zal een kwaad brengen over dit volk, de vrucht hunner gedachten; want zij merken niet op Mijn woorden, en Mijn wet, die verwerpen zij. Micha 7:13 Maar dit land zal worden tot een verwoesting, zijner inwoners halve, vanwege de vrucht hunner handelingen. Luk. 6:43 Want het is geen goede boom, die kwade vrucht voortbrengt, en geen kwade boom, die goede vrucht voortbrengt. Spr. 8:19 Mijn vrucht is beter dan uitgegraven goud en dan dicht goud, en Mijn inkomen dan uitgelezen zilver. Spr. 31:31 Thau. Geeft haar van de vrucht harer handen, en laat haar werken haar prijzen in de poorten. Amos 6:12 Zullen ook paarden rennen op een steenrots? Zal men ook daarop met runderen ploegen? Want gijlieden hebt het recht in gal verkeerd, en de vrucht der gerechtigheid in alsem. Gal. 5:22 Maar de vrucht des Geestes is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, matigheid. Filipp. 1:11 Vervuld met vruchten der gerechtigheid, die door Jezus Christus zijn, tot heerlijkheid en prijs van God. |
71 Dat is, een verdrietigen overvloed van plagen over zich brengen, veroorzaakt door hun ongezeglijke en hardnekkige zinnen. Zie van deze manier van spreken Job 7:4 en de aant. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) Job 7:4 Als ik te slapen lig, dan zeg ik: Wanneer zal ik opstaan en Hij den avond afgemeten hebben? En ik word zat van woelingen tot aan den schemertijd. |
32 Want de 72afkering der slechten zal 73hen doden, en de 74voorspoed der zotten zal hen verderven. | | 72 Te weten waardoor zij zich afwenden van de lering en vermaning der Wijsheid. |
73 Te weten de slechten; hetwelk geschiedt door middel van de overheid of andere middelen en van God Zelven. |
74 Versta die zij of andere bozen menigmaal in dit leven hebben, waardoor zij in hun afwijking gestijfd worden. |
33 Maar die naar Mij hoort, zal 75zeker wonen, en hij zal gerust zijn van de vreze des kwaads. | | 75 Hebr. in of met zekerheid, dat is, niet alleen zonder kwade bejegening, maar ook zonder vrees daarvoor. Dezelfde manier van spreken is Lev. 25:18. Deut. 33:12. Jes. 47:8. Jer. 23:6. Ez. 39:26, enz. ![verwijsteksten](afb/img_verwijs.png) Lev. 25:18 En doet Mijn inzettingen en houdt Mijn rechten en doet dezelve; zo zult gij zeker wonen in het land. Deut. 33:12 En van Benjamin zeide hij: De beminde des HEEREN, hij zal zeker bij Hem wonen; Hij zal hem den gansen dag overdekken en tussen zijn schouders zal Hij wonen. Jes. 47:8 Nu dan, hoor dit, gij weelderige, die zo zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en niemand meer dan ik; ik zal geen weduwe zitten, noch de beroving van kinderen kennen. Jer. 23:6 In Zijn dagen zal Juda verlost worden en Israël zeker wonen; en dit zal Zijn Naam zijn, waarmede men Hem zal noemen: De HEERE ONZE GERECHTIGHEID. Ez. 39:26 Als zij hun schande zullen gedragen hebben, en al hun overtreding met dewelke zij tegen Mij hebben overtreden, toen zij in hun land zeker woonden en er niemand was die hen verschrikte. |