Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
De nieuwe stenen tafelen |
1 TOEN azeide de HEERE tot Mozes: Houw u twee stenen tafelen, gelijk de eerste waren; zo zal Ik op de tafelen schrijven dezelfde woorden die op de eerste tafelen geweest zijn, die gij gebroken hebt. a Deut. 10:1. |
a Deut. 10:1 TERZELFDER tijd zeide de HEERE tot mij: Houw u twee stenen tafelen als de eerste, en klim tot Mij op dezen berg; daarna zult gij u een kist van hout maken. |
2 En wees bereid tegen den morgenstond; dat gij in den morgenstond op den berg Sinaï klimt, en stel u aldaar voor Mij op den top des bergs. |
3 bEn niemand zal met u opklimmen; dat er ook niemand gezien worde op den gansen berg; cook het kleine vee noch runderen zullen tegenover dezen berg weiden. b Ex. 19:12. c Ex. 19:13. |
b Ex. 19:12 En bepaal het volk rondom, zeggende: Wacht u op den berg te klimmen en zijn einde aan te roeren; al wie den berg aanroert, zal zekerlijk gedood worden. c Ex. 19:13 Geen hand zal hem aanroeren, maar hij zal zekerlijk gestenigd of zekerlijk doorschoten worden; hetzij een beest, hetzij een man, hij zal niet leven. Als de ramshoorn langzaam gaat, zullen zij op den berg klimmen. |
4 Toen hieuw hij twee stenen tafelen gelijk de eerste; en Mozes stond des morgens vroeg op en klom op den berg Sinaï, gelijk als hem de HEERE geboden had; en hij nam de twee stenen tafelen in zijn hand. |
De HEERE verschijnt aan Mozes |
5 De HEERE nu kwam nederwaarts in een wolk en stelde Zich aldaar bij hem; en Hij riep uit den Naam des HEEREN. |
6 dAls nu de HEERE voor zijn aangezicht voorbijging, zo riep Hij: HEERE HEERE, God, barmhartig en genadig; lankmoedig en groot van weldadigheid en waarheid; d Ex. 33:19. |
d Ex. 33:19 Doch Hij zeide: Ik zal al Mijn goedheid voorbij uw aangezicht laten gaan en zal den Naam des HEEREN uitroepen voor uw aangezicht; maar Ik zal genadig zijn wien Ik zal genadig zijn, en Ik zal Mij ontfermen wiens Ik Mij ontfermen zal. |
7 eDie de weldadigheid bewaart aan vele duizenden, Die de ongerechtigheid en overtreding en zonde vergeeft; Die den schuldige geenszins onschuldig houdt, fbezoekende de ongerechtigheid der vaderen aan de kinderen en aan de kindskinderen, in het derde en in het vierde lid. e Ex. 20:6. Num. 14:18. Deut. 5:10. Ps. 86:15; 103:8; 145:8. f Jer. 32:18. |
e Ex. 20:6 En doe barmhartigheid aan duizenden dergenen die Mij liefhebben en Mijn geboden onderhouden. Num. 14:18 De HEERE is lankmoedig en groot van weldadigheid, vergevende de ongerechtigheid en overtreding, Die den schuldige geenszins onschuldig houdt, bezoekende de ongerechtigheid der vaderen aan de kinderen, in het derde en in het vierde lid. Deut. 5:10 En doe barmhartigheid aan duizenden dergenen die Mij liefhebben en Mijn geboden onderhouden. Ps. 86:15 Maar Gij, Heere, zijt een barmhartig en genadig God, lankmoedig en groot van goedertierenheid en waarheid. Ps. 103:8 Barmhartig en genadig is de HEERE, lankmoedig en groot van goedertierenheid. Ps. 145:8 Cheth. Genadig en barmhartig is de HEERE, lankmoedig en groot van goedertierenheid. f Jer. 32:18 Gij, Die goedertierenheid doet aan duizenden, en de ongerechtigheid der vaderen vergeldt in den schoot hunner kinderen na hen; Gij grote, Gij geweldige God, Wiens Naam is HEERE der heirscharen; |
8 Mozes nu haastte en neigde het hoofd ter aarde en hij boog zich, |
9 En hij zeide: Heere, indien ik nu genade gevonden heb in Uw ogen, zo ga nu de Heere in het midden van ons, want dit is een hardnekkig volk; doch vergeef onze ongerechtigheid en onze zonde, en neem ons aan tot geen erfdeel. g Lev. 25:38. Ps. 28:9; 33:12. Zach. 2:12. |
g Lev. 25:38 Ik ben de HEERE uw God, Die u uit Egypteland gevoerd heb, om u het land Kanaän te geven, opdat Ik u tot een God zij. Ps. 28:9 Verlos Uw volk en zegen Uw erve, en weid hen, en verhef hen tot in der eeuwigheid. Ps. 33:12 Welgelukzalig is het volk welks God de HEERE is; het volk dat Hij Zich ten erve verkoren heeft. Zach. 2:12 Dan zal de HEERE Juda erven voor Zijn deel in het heilige land, en Hij zal Jeruzalem nog verkiezen. |
Vernieuwing van het verbond |
10 Toen zeide Hij: Zie, hIk maak een verbond; ivóór uw ganse volk zal Ik wonderen doen, die niet geschapen zijn op de ganse aarde, noch onder enige volken; alzo dat dit ganse volk, in welks midden gij zijt, des HEEREN werk zien zal, dat het schrikkelijk is hetwelk Ik met u doe. h Deut. 5:2. i Joz. 10:12, 13. |
h Deut. 5:2 De HEERE onze God heeft een verbond met ons gemaakt aan Horeb. i Joz. 10:12 Toen sprak Jozua tot den HEERE, ten dage als de HEERE de Amorieten voor het aangezicht der kinderen Israëls overgaf, en zeide voor de ogen der Israëlieten: Zon, sta stil te Gíbeon, en gij maan, in het dal van Ajálon. Joz. 10:13 En de zon stond stil en de maan bleef staan, totdat zich het volk aan zijn vijanden gewroken had. Is dit niet geschreven in het boek des oprechten? De zon nu stond stil in het midden des hemels en haastte niet onder te gaan omtrent een volkomen dag. |
11 Onderhoud gij hetgeen dat Ik u heden gebied; zie, Ik zal voor uw aangezicht uitdrijven de Amorieten en de Kanaänieten en de Hethieten en de Ferezieten en de Hevieten en de Jebusieten. |
12 kWacht u, dat gij toch geen verbond maakt met den inwoner des lands waarin gij komen zult; dat hij misschien niet tot een strik worde in het midden van u. k Ex. 23:32. Num. 33:51. Deut. 7:2. |
k Ex. 23:32 Gij zult met hen noch met hun goden een verbond maken. Num. 33:51 Spreek tot de kinderen Israëls en zeg tot hen: Wanneer gijlieden over de Jordaan zult gegaan zijn in het land Kanaän, Deut. 7:2 En de HEERE uw God hen zal gegeven hebben voor uw aangezicht, dat gij hen slaat, zo zult gij hen ganselijk verbannen; gij zult geen verbond met hen maken, noch hun genadig zijn. |
13 Maar hun altaren zult gijlieden omwerpen en hun opgerichte beelden zult gij verbreken, en hun bossen zult gij afhouwen |
14 l(Want gij zult u niet buigen voor een anderen god; want des HEEREN Naam is IJveraar, een ijverig God is Hij); l Ex. 20:5. |
l Ex. 20:5 Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de HEERE uw God, ben een ijverig God, Die de misdaad der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde en aan het vierde lid dergenen die Mij haten; |
15 Opdat gij misschien geen verbond maakt met den inwoner van hetzelve land; en zij hun goden niet nahoereren, noch hun goden offeranden doen, en hij u nodigende, gij van hun offerande eet, |
16 En gij voor uw zonen vrouwen neemt van hun dochters; men hun dochters, haarlieder goden nahoererende, maken dat ook uw zonen haar goden nahoereren. m 1 Kon. 11:2. |
m 1 Kon. 11:2 Van die volken waarvan de HEERE gezegd had tot de kinderen Israëls: Gijlieden zult tot hen niet ingaan en zij zullen tot u niet inkomen; zij zouden zekerlijk uw hart achter hun goden neigen; aan dezen hing Sálomo met liefde. |
17 Gij zult u geen gegoten goden maken. |
18 Het feest der ongezuurde broden zult gij houden; zeven dagen zult gij ongezuurde broden eten, gelijk Ik u geboden heb, nte gezetter tijd der maand Abib; want in de maand Abib zijt gij uit Egypte uitgegaan. n Ex. 12:15; 23:15. |
n Ex. 12:15 Zeven dagen zult gijlieden ongezuurde broden eten; maar aan den eersten dag zult gij het zuurdeeg wegdoen uit uw huizen; want wie het gedesemde eet, van den eersten dag af tot op den zevenden dag, diezelve ziel die zal uitgeroeid worden uit Israël. Ex. 23:15 Het feest van de ongezuurde broden zult gij houden; zeven dagen zult gij ongezuurde broden eten (gelijk Ik u geboden heb) te bestemder tijd in de maand Abib, want in dezelve zijt gij uit Egypte getogen; doch men zal niet ledig voor Mijn aangezicht verschijnen. |
19 oAl wat de baarmoeder opent is Mijne; ja, al uw vee dat mannelijk zal geboren worden, openende de baarmoeder van het grote en kleine vee. o Ex. 13:2; 22:29. Ez. 44:30. |
o Ex. 13:2 Heilig Mij allen eerstgeborene, wat enige baarmoeder opent onder de kinderen Israëls, van mensen en van beesten; dat is Mijne. Ex. 22:29 Uw volheid en uw tranen zult gij niet uitstellen; den eerstgeborene uwer zonen zult gij Mij geven. Ez. 44:30 En de eerstelingen van alle eerste vruchten van alles, en alle hefoffer van alles, van al uw hefoffers, zullen der priesters zijn; ook zult gij de eerstelingen van uw deeg den priester geven, om den zegen op uw huis te doen rusten. |
20 pDoch den ezel die de baarmoeder opent, zult gij met een stuk kleinvee lossen; maar indien gij hem niet zult lossen, zo zult gij hem den nek breken. Al de eerstgeborenen uwer zonen zult gij lossen, qen men zal voor Mijn aangezicht niet ledig verschijnen. p Ex. 13:13. q Ex. 23:15. Deut. 16:16. |
p Ex. 13:13 Doch al wat de baarmoeder der ezelin opent, zult gij lossen met een lam; wanneer gij het nu niet lost, zo zult gij het den nek breken; maar allen eerstgeborene des mensen onder uw zonen zult gij lossen. q Ex. 23:15 Het feest van de ongezuurde broden zult gij houden; zeven dagen zult gij ongezuurde broden eten (gelijk Ik u geboden heb) te bestemder tijd in de maand Abib, want in dezelve zijt gij uit Egypte getogen; doch men zal niet ledig voor Mijn aangezicht verschijnen. Deut. 16:16 Driemaal in het jaar zal alles wat mannelijk onder u is, voor het aangezicht des HEEREN uws Gods verschijnen in de plaats die Hij verkiezen zal: op het feest der ongezuurde broden en op het feest der weken en op het feest der loofhutten; maar het zal niet ledig voor het aangezicht des HEEREN verschijnen: |
21 rZes dagen zult gij arbeiden, maar op den zevenden dag zult gij rusten; in den ploegtijd en in den oogst zult gij rusten. r Ex. 20:9. |
r Ex. 20:9 Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; |
22 sHet feest der weken zult gij ook houden, zijnde het feest der eerstelingen van den tarweoogst; en het feest der inzameling, als het jaar om is. s Ex. 23:16. |
s Ex. 23:16 En het feest des oogstes, der eerste vruchten van uw arbeid, die gij op het veld gezaaid zult hebben. En het feest der inzameling op den uitgang des jaars, wanneer gij uw arbeid uit het veld zult ingezameld hebben. |
23 tAl wat mannelijk is onder u zal driemaal in het jaar voor het aangezicht des Heeren HEEREN, des Gods van Israël, verschijnen. t Ex. 23:17. Deut. 16:16. |
t Ex. 23:17 Driemaal des jaars zullen al uw mannen voor het aangezicht des Heeren HEEREN verschijnen. Deut. 16:16 Driemaal in het jaar zal alles wat mannelijk onder u is, voor het aangezicht des HEEREN uws Gods verschijnen in de plaats die Hij verkiezen zal: op het feest der ongezuurde broden en op het feest der weken en op het feest der loofhutten; maar het zal niet ledig voor het aangezicht des HEEREN verschijnen: |
24 Wanneer Ik de volken voor uw aangezicht uit de bezitting zal verdrijven en uw landpalen verwijden, dan zal niemand uw land begeren, terwijl gij henen opgaan zult om te verschijnen voor het aangezicht des HEEREN uws Gods, driemaal in het jaar. |
25 vGij zult het bloed van Mijn slachtoffer niet offeren met gedesemd brood; het slachtoffer van het paasfeest zal ook niet vernachten tot den morgen. v Ex. 23:18. |
v Ex. 23:18 Gij zult het bloed Mijns offers met geen gedesemde broden offeren; ook zal het vette Mijns feestes tot op den morgen niet vernachten. |
26 De xeerstelingen van de eerste vruchten uws lands zult gij in het huis des HEEREN uws Gods brengen. yGij zult het bokje in de melk zijner moeder niet koken. x Ex. 23:19. Deut. 26:2. y Ex. 23:19. Lev. 22:27. Deut. 14:21. |
x Ex. 23:19 De eerstelingen der eerste vruchten uws lands zult gij in het huis des HEEREN uws Gods brengen. Gij zult het bokje niet koken in de melk zijner moeder. Deut. 26:2 Zo zult gij nemen van de eerstelingen van alle vrucht des lands, die gij opbrengen zult van uw land dat u de HEERE uw God geeft, en zult ze in een korf leggen; en gij zult heengaan tot de plaats die de HEERE uw God verkoren zal hebben om Zijn Naam aldaar te doen wonen. y Ex. 23:19 De eerstelingen der eerste vruchten uws lands zult gij in het huis des HEEREN uws Gods brengen. Gij zult het bokje niet koken in de melk zijner moeder. Lev. 22:27 Wanneer een os of lam of geit zal geboren zijn, zo zal die zeven dagen onder zijn moeder zijn; daarna, van den achtsten dag en daarover, zal hij aangenaam zijn tot offerande des vuuroffers den HEERE. Deut. 14:21 Gij zult geen dood aas eten; den vreemdeling die in uw poorten is, zult gij het geven, dat hij het ete, of verkoopt het den vreemde; want gij zijt een heilig volk den HEERE uw God. Gij zult het bokje niet koken in de melk zijner moeder. |
27 Verder zeide de HEERE tot Mozes: Schrijf u deze woorden; want naar luid dezer woorden heb Ik een verbond met u en met Israël gemaakt. |
28 zEn hij was aldaar met den HEERE veertig dagen en veertig nachten; hij at geen brood en hij dronk geen water; aen Hij schreef op de tafelen de woorden des verbonds, de tien
woorden. z Ex. 24:18. Deut. 9:9, 18. a Ex. 31:18; 34:1. Deut. 4:13. |
z Ex. 24:18 En Mozes ging in het midden der wolk, nadat hij op den berg geklommen was; en Mozes was op dien berg veertig dagen en veertig nachten. Deut. 9:9 Als ik op den berg geklommen was, om te ontvangen de stenen tafelen, de tafelen des verbonds dat de HEERE met ulieden gemaakt had, toen bleef ik veertig dagen en veertig nachten op den berg, at geen brood en dronk geen water. Deut. 9:18 En ik wierp mij neder voor het aangezicht des HEEREN als in het eerst, veertig dagen en veertig nachten; ik at geen brood en dronk geen water, om al uw zonde die gij hadt gezondigd, doende wat kwaad is in des HEEREN ogen, om Hem tot toorn te verwekken. a Ex. 31:18 En Hij gaf aan Mozes, als Hij met hem op den berg Sinaï te spreken geëindigd had, de twee tafelen der getuigenis, tafelen van steen, beschreven met den vinger Gods. vers 1 TOEN zeide de HEERE tot Mozes: Houw u twee stenen tafelen, gelijk de eerste waren; zo zal Ik op de tafelen schrijven dezelfde woorden die op de eerste tafelen geweest zijn, die gij gebroken hebt. Deut. 4:13 Toen verkondigde Hij u Zijn verbond, dat Hij u gebood te doen, de tien woorden, en schreef ze op twee stenen tafelen. |
Mozes’ glinsterend aangezicht |
29 En het geschiedde toen Mozes van den berg Sinaï afging (de twee tafelen der getuigenis nu waren in de hand van Mozes, als hij van den berg afging), zo wist Mozes niet, dat het vel zijns aangezichts bglinsterde, toen Hij met hem sprak. b 2 Kor. 3:7. |
b 2 Kor. 3:7 En indien de bediening des doods, in letteren bestaande
en in stenen ingedrukt, in heerlijkheid is geweest, alzo dat de kinderen Israëls het aangezicht van Mozes niet konden sterk aanzien om de heerlijkheid zijns aangezichts, die tenietgedaan zou worden, |
30 Als nu Aäron en al de kinderen Israëls Mozes aanzagen, zie, zo glinsterde het vel zijns aangezichts; daarom vreesden zij tot hem toe te treden. |
31 Toen riep hen Mozes; en Aäron en al de oversten in de vergadering keerden weder tot hem, en Mozes sprak tot hen. |
32 En daarna traden al de kinderen Israëls toe; en hij gebood hun al wat de HEERE met hem gesproken had op den berg Sinaï. |
33 Alzo eindigde Mozes met hen te spreken; en chij had een deksel op zijn aangezicht gelegd. c 2 Kor. 3:7, 13. |
c 2 Kor. 3:7 En indien de bediening des doods, in letteren bestaande
en in stenen ingedrukt, in heerlijkheid is geweest, alzo dat de kinderen Israëls het aangezicht van Mozes niet konden sterk aanzien om de heerlijkheid zijns aangezichts, die tenietgedaan zou worden, 2 Kor. 3:13 En doen niet gelijkerwijs Mozes, die een deksel op zijn aangezicht legde, opdat de kinderen Israëls niet zouden sterk zien op het einde van hetgeen dat tenietgedaan wordt. |
34 Doch als Mozes voor het aangezicht des HEEREN kwam om met Hem te spreken, zo nam hij dat deksel af, totdat hij uitging; en nadat hij uitgegaan was, zo sprak hij tot de kinderen Israëls wat hem geboden was. |
35 Zo zagen dan de kinderen Israëls het aangezicht van Mozes, dat het vel van Mozes’ aangezicht glinsterde; derhalve deed Mozes het deksel weder op zijn aangezicht, totdat hij inging om met Hem te spreken. |