Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
De roeping van Bezáleël en Ahóliab |
1 DAARNA sprak de HEERE tot Mozes, zeggende: |
2 aZie, Ik heb met name geroepen Bezáleël, den zoon van Uri, den zoon van Hur, van den stam van Juda. a Ex. 35:30. 1 Kron. 2:20. |
a Ex. 35:30 Daarna zeide Mozes tot de kinderen Israëls: Ziet, de HEERE heeft met name geroepen Bezáleël, den zoon van Uri, den zoon van Hur, van den stam van Juda. 1 Kron. 2:20 En Hur gewon Uri, en Uri gewon Bezáleël. |
3 En Ik heb hem vervuld met den Geest Gods, met wijsheid en met verstand en met wetenschap, namelijk in alle handwerk, |
4 Om te bedenken vernuftigen arbeid; te werken in goud en in zilver en in koper, |
5 En in kunstige steensnijding om in te zetten en in kunstige houtsnijding, om te werken in alle handwerk. |
6 En Ik, zie, Ik heb hem bijgevoegd Ahóliab, den zoon van Ahisamach, van den stam van Dan; en in het hart van een iegelijk die wijs van hart is, heb Ik wijsheid gegeven; en zij zullen maken al wat Ik u geboden heb. |
7 Namelijk de tent der samenkomst, en de ark der getuigenis, en het verzoendeksel dat daarop zal zijn, en al het gereedschap der tent, |
8 En de tafel met haar gereedschap, en den louteren kandelaar met al zijn gereedschap, en het reukaltaar, |
9 Ook des brandoffers altaar met al zijn gereedschap, en het wasvat met zijn voet, |
10 En de ambtsklederen, en de heilige klederen van den priester Aäron en de klederen van zijn zonen om het priesterambt te bedienen, |
11 Ook de zalfolie en het reukwerk van welriekende specerijen voor het heiligdom; naar alles wat Ik u geboden heb, zullen zij het maken. |
De heiliging van den sabbat |
12 Verder sprak de HEERE tot Mozes, zeggende: |
13 Gij nu, spreek tot de kinderen Israëls, zeggende: Gij zult evenwel Mijn sabbatten onderhouden; want dit is een teken tussen Mij en tussen ulieden bij uw geslachten; opdat men wete dat Ik de HEERE ben, Die u heiligt. |
14 bOnderhoudt dan den sabbat, dewijl hij ulieden heilig is; wie hem ontheiligt, zal zekerlijk gedood worden; want eenieder die op denzelven enig werk doet, die ziel zal uitgeroeid worden uit het midden harer volken. b Ex. 20:8. Deut. 5:12. Ez. 20:12. |
b Ex. 20:8 Gedenk den sabbatdag, dat gij dien heiligt. Deut. 5:12 Onderhoud den sabbatdag, dat gij dien heiligt, gelijk als de HEERE uw God u geboden heeft. Ez. 20:12 Daartoe ook gaf Ik hun Mijn sabbatten, om een teken te zijn tussen Mij en tussen hen, opdat zij zouden weten dat Ik de HEERE ben, Die hen heilig. |
15 Zes dagen zal men het werk doen, doch aan den zevenden dag is de sabbat der rust, een heiligheid des HEEREN; wie op den sabbatdag arbeid doet, zal zekerlijk gedood worden. |
16 Dat dan de kinderen Israëls den sabbat houden, den sabbat onderhoudende in hun geslachten tot een eeuwig verbond. |
17 Hij zal tussen Mij en tussen de kinderen Israëls een teken in eeuwigheid zijn; cdewijl de HEERE in zes dagen den hemel en de aarde gemaakt en op den zevenden dag gerust en Zich verkwikt heeft. c Gen. 1:31; 2:2, 3. Ex. 20:11. |
c Gen. 1:31 En God zag al wat Hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest, de zesde dag. Gen. 2:2 Als nu God op den zevenden dag volbracht had Zijn werk, dat Hij gemaakt had, heeft Hij gerust op den zevenden dag van al Zijn werk, dat Hij gemaakt had. Gen. 2:3 En God heeft den zevenden dag gezegend en dien geheiligd; omdat Hij op denzelven gerust heeft van al Zijn werk, hetwelk God geschapen had om te volmaken. Ex. 20:11 Want in zes dagen heeft de HEERE den hemel en de aarde gemaakt, de zee, en alles wat daarin is, en Hij rustte ten zevenden dage; daarom zegende de HEERE den sabbatdag, en heiligde denzelven. |
De twee stenen tafelen |
18 En Hij gaf aan Mozes, als Hij met hem op den berg Sinaï te spreken geëindigd had, dde twee tafelen der getuigenis, tafelen van steen, beschreven met den vinger Gods. d Ex. 32:16. |
d Ex. 32:16 En diezelve tafelen waren Gods werk; het geschrift was ook Gods geschrift zelf, in de tafelen gegraveerd. |