Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Het koperen altaar ten brandoffer, met zijn gereedschap, vs. 1, enz. Voorhof des tabernakels, 9. De maat des hofs, 18. Olie tot de lampen van den luchter, die de priester allen dag aanstak, 20. |
Het brandofferaltaar |
1 GIJ zult ook een aaltaar maken van sittimhout; vijf ellen zal de lengte zijn en vijf ellen de breedte 1(vierkant zal dit altaar zijn), en drie ellen zijn hoogte. |
| a Ex. 38:1.  |
| Ex. 38:1 HIJ maakte ook het brandofferaltaar van sittimhout; vijf ellen was deszelfs lengte en vijf ellen zijn breedte, vierkant, en drie ellen zijn hoogte. |
| 1 Te weten, zoveel de lengte en de breedte aangaat; maar hij was maar drie cubieten of ellen hoog. |
|
2 En gij zult zijn 2hoornen maken op zijn vier hoeken; 3uit hetzelve zullen zijn hoornen zijn, en 4gij zult het met koper overtrekken. |
| 2 Deze hoornen dienden niet alleen tot sieraad van het altaar, maar ook, zo het schijnt, om te beletten dat hetgeen dat op het altaar lag, niet afviel. |
| 3 Dat is, uit hetzelve stuk, niet aangezet noch aangehecht; alzo dikwijls in dit verhaal. |
| 4 Daarom werd dit altaar niet alleen vanbuiten, maar ook vanbinnen met koper overtrokken, ja, daarmede alzo bedekt dat men geen hout daaraan zag, om vrij en onbeschadigd van het vuur te zijn, en te blijven. |
|
3 Gij zult het ook potten maken om zijn as te ontvangen, ook zijn 5schoffels en zijn 6besprengbekkens en zijn 7krauwels en zijn koolpannen; 8al zijn gereedschap zult gij van koper maken. |
| 5 Of: schoppen. Anders: bezems. |
| 6 Te weten, om het bloed des brandoffers daarin te ontvangen, en daarmede te besprengen. |
| 7 Of: gaffels, instrumenten met tanden, bekwaam om het vlees uit den pot te trekken, als 1 Sam. 2:13, 14.  |
| 1 Sam. 2:13 Want de wijze dier priesters met het volk was, dat wanneer iemand een offerande offerde, des priesters jongen kwam, terwijl het vlees kookte, met een drietandigen krauwel in zijn hand, 1 Sam. 2:14 En sloeg in de teil of in den ketel of in de pan of in den pot; al wat de krauwel optrok, dat nam de priester voor zich. Alzo deden zij aan al de Israëlieten die daar te Silo kwamen. |
| 8 Hebr. tot al zijn vaten zult gij koper maken of bereiden. |
|
4 Gij zult het 9een rooster maken van koperen netwerk, en gij zult aan dat net vier koperen ringen maken aan zijn vier einden. |
| 9 Dit was een brede koperen plaat, met veel kleine gaatjes, waar het bloed, as, en kleine kooltjes, of iets dergelijks, konden doorvallen; en dit was de haard des altaars, waarop het vuur lag te branden. |
|
5 En gij zult het onder den omloop des altaars van beneden opleggen, alzo dat het net tot het midden des altaars zij. |
6 Gij zult ook handbomen maken tot het altaar, handbomen van sittimhout; en gij zult ze met koper overtrekken. |
7 En de handbomen zullen in de ringen gedaan worden, alzo dat de handbomen zijn aan beide zijden des altaars, als men het draagt. |
8 Gij zult het hol, van planken maken; gelijk als 10Hij u op den berg gewezen heeft, alzo zullen 11zij doen. |
| 10 Te weten God de Heere. |
| 11 Te weten de werkmeesters. |
Het voorhof |
9 bGij zult ook 12het voorhof des tabernakels maken; aan den zuidhoek zuidwaarts zullen aan het voorhof behangsels zijn van fijn getweernd linnen; de lengte ener zijde zal honderd ellen zijn. |
| b Ex. 38:9.  |
| Ex. 38:9 Hij maakte ook het voorhof, aan den zuidhoek zuidwaarts; de behangsels tot het voorhof waren van fijn getweernd linnen, van honderd ellen. |
| 12 Dit was een open plaats waar het volk dagelijks kwam tot de offeranden, en tot den openbaren godsdienst, Ps. 100:4; 116:17, 18, 19.  |
| Ps. 100:4 Gaat in tot Zijn poorten met lof, in Zijn voorhoven met lofzang; looft Hem, prijst Zijn Naam. Ps. 116:17 Ik zal U offeren een offerande van dankzegging, en den Naam des HEEREN aanroepen. Ps. 116:18 Ik zal mijn geloften den HEERE betalen, nu, in de tegenwoordigheid van al Zijn volk, Ps. 116:19 In de voorhoven van het huis des HEEREN, in het midden van u, o Jeruzalem. Hallelujah. |
|
10 Ook zullen 13zijn twintig 14pilaren en derzelver twintig voeten van koper zijn; de haken dezer pilaren en hun banden zullen van zilver zijn. |
| 13 Te weten des voorhofs. |
| 14 Deze pilaren dienden daartoe om de behangsels daaraan vast te maken met zilveren haken; alsook tot sieraad. Ex. 38:17, 19 staat, dat de hoofden derzelve verzilverd waren.  |
| Ex. 38:17 De voeten nu der pilaren waren van koper, de haken der pilaren en hun banden waren van zilver, en het overdeksel hunner hoofden was van zilver, en al de pilaren des voorhofs waren met zilver omtogen. Ex. 38:19 En hun vier pilaren en derzelver vier voeten waren van koper; hun haken waren van zilver; ook was het overdeksel hunner hoofden en hun banden van zilver. |
|
11 Alzo zullen ook aan den noorderhoek, in de lengte, de behangsels honderd ellen lang zijn; en zijn twintig pilaren en derzelver twintig voeten van koper; de haken der pilaren en de banden derzelve zullen van zilver zijn. |
12 En in de breedte des voorhofs aan 15den westerhoek zullen behangsels zijn van vijftig ellen; hun pilaren tien en derzelver voeten tien. |
| 15 Hebr. aan de zeezijde of aan de zijde der zee. Zie Gen. 12:8.  |
| Gen. 12:8 En hij brak op vandaar naar het gebergte tegen het oosten van Bethel, en hij sloeg zijn tent op, zijnde Bethel tegen het westen en Ai tegen het oosten; en hij bouwde daar den HEERE een altaar en riep den Naam des HEEREN aan. |
|
13 Desgelijks zal de breedte des voorhofs aan den oosterhoek oostwaarts van vijftig ellen zijn. |
14 Alzo dat er vijftien ellen der behangsels op de ene
16zijde zijn, hun pilaren drie en hun voeten drie; |
| 16 Hebr. schouder. Versta hier en in het volgende vers de zijden van het voorhof. |
|
15 En vijftien ellen der behangsels aan de andere zijde; hun pilaren drie en hun voeten drie. |
16 In de poort nu des voorhofs zal een deksel zijn van twintig ellen, hemelsblauw en purper en scharlaken en fijn getweernd linnen, geborduurd werk; hun pilaren vier en hun voeten vier. |
17 Al de pilaren des voorhofs zullen rondom met zilveren banden bezet zijn; hun haken zullen van zilver zijn; maar hun voeten zullen van koper zijn. |
18 De lengte des voorhofs zal honderd ellen zijn, en de breedte 17doorgaans vijftig en de hoogte 18vijf ellen, van fijn getweernd linnen; maar 19hun voeten zullen van koper zijn. |
| 17 Hebr. vijftig en vijftig, dat is, vijftig aan elke zijde. |
| 18 Half zo hoog als de tabernakel, Ex. 26:16.  |
| Ex. 26:16 De lengte van een berd zal tien ellen zijn, en een el en een halve el zal de breedte van elk berd zijn. |
| 19 Te weten der pilaren. |
|
19 Aangaande al het gereedschap des tabernakels, in al deszelfs dienst, ja, al zijn 20pinnen en al de pinnen des voorhofs, zullen van koper zijn. |
| 20 Of: nagelen, daartoe dienende om het werk en al deszelfs delen vast aaneen te sluiten. |
De olie voor den kandelaar |
20 cGij nu zult den kinderen Israëls gebieden dat zij tot u 21brengen reine olie van olijven, gestoten 22tot den luchter; dat men geduriglijk de lampen aansteke. |
| c Lev. 24:2.  |
| Lev. 24:2 Gebied den kinderen Israëls, dat zij tot u brengen zuivere gestoten olijfolie voor den luchter, om de lampen geduriglijk aan te steken. |
| 21 Hebr. nemen, dat is, nemen en brengen. Zie Gen. 12:15.  |
| Gen. 12:15 Ook zagen haar Farao’s vorsten en prezen haar bij Farao; en de vrouw werd weggenomen naar Farao’s huis. |
| 22 Daar waren zeven brandende lichten in den kandelaar, Ex. 25:37.  |
| Ex. 25:37 Gij zult hem ook zeven lampen maken, en men zal zijn lampen aansteken en doen lichten aan zijn zijden. |
|
21 In de tent der samenkomst, van buiten den voorhang die vóór 23de getuigenis is, zal ze Aäron en zijn zonen toerichten, van den avond tot den morgen, voor het aangezicht des HEEREN; dit zal een eeuwige inzetting zijn voor hun geslachten vanwege de kinderen Israëls. |
| 23 Dat is, ark der getuigenis. |