Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
God beveelt Mozes den tabernakel te maken van tien gordijnen, vs. 1, enz. En een tent daarover van elf gordijnen van geitenhaar, van ramsvellen, en een deksel van dassenvellen, 7. De tabernakel moest zijn van sittimhout, 15. De voeten van zilver, 19. De richels van sittimhout, 26. De voorhang van kunstelijk werk tussen het heilige en het heilige der heiligen, 31. Het deksel aan de deur der tent, 36. |
De tabernakel |
1 DEN a1tabernakel nu zult gij maken van tien gordijnen; van fijn getweernd linnen en hemelsblauw en purper en 2scharlaken, met cherubs; van 3het allerkunstelijkste werk zult gij ze maken. | | a Ex. 36:8. Ex. 36:8 Alzo maakte een ieder wijze van hart, onder degenen die het werk maakten, den tabernakel van tien gordijnen, van getweernd fijn linnen en hemelsblauw en purper en scharlaken met cherubs; van het allerkunstelijkste werk maakte hij ze. |
1 De tabernakel of woning werd gemaakt om in denzelven te stellen de ark, de gouden tafel, met de toonbroden, en den gouden kandelaar. |
2 Zie Gen. 38:28. Gen. 38:28 En het geschiedde als zij baarde, dat een de hand uitgaf; en de vroedvrouw nam die, en zij bond een scharlaken draad om zijn hand, zeggende: Deze komt eerst uit. |
3 Anders: het allervernuftigste werk. Hebr. het werk van een kunstenaar. |
2 De lengte van een gordijn zal van acht en twintig ellen zijn en de breedte ener gordijn van vier ellen; al deze gordijnen zullen één maat hebben. | | |
3 Er zullen vijf gordijnen samengevoegd zijn, 4de ene aan de andere; wederom zullen er vijf gordijnen samengevoegd zijn, de ene aan de andere. | | 4 Hebr. de vrouw aan haar zuster, alzo ook vss. 5, 6. vers 5 Vijftig striklisjes zult gij aan de ene gordijn maken, en vijftig striklisjes zult gij maken aan het uiterste der gordijn dat aan de tweede samenvoegende is; deze striklisjes zullen het ene aan het andere samenvatten. vers 6 Gij zult ook vijftig gouden haakjes maken, en zult de gordijnen samenvoegen, de ene aan de andere, met deze haakjes, opdat het één tabernakel zij. |
4 En gij zult hemelsblauwe striklisjes maken aan den 5kant van de ene gordijn aan het uiterste, in de samenvoeging; alzo zult gij ook doen aan den uitersten kant der gordijn, aan de 6tweede samenvoegende. | | 5 Of: zelfkant. Hebr. lip, alzo ook vers 10. vers 10 En gij zult vijftig striklisjes maken aan den kant van de ene gordijn, het uiterste in de samenvoeging, en vijftig striklisjes aan den kant van de gordijn die de tweede samenvoegende is. |
6 Dit moet men verstaan van de twee uiterste gordijnen, die door striklisjes de samenvoeging maakten van beide de vijf. |
5 Vijftig striklisjes zult gij aan de ene gordijn maken, en vijftig striklisjes zult gij maken aan het uiterste der gordijn dat aan de tweede samenvoegende is; deze striklisjes zullen het ene aan het andere samenvatten. | | |
6 Gij zult ook vijftig gouden haakjes maken, en zult de gordijnen samenvoegen, de ene aan de andere, met deze haakjes, opdat het één tabernakel zij. | | |
7 Ook zult gij 7bgordijnen uit geitenhaar maken 8tot een tent over den tabernakel; van elf gordijnen zult gij die maken. | | 7 Hebr. gordijnen der geiten. |
b Ex. 36:14. Ex. 36:14 Verder maakte hij gordijnen van geiten haar tot een tent over den tabernakel; van elf gordijnen maakte hij ze. |
8 Dat is, tot een deksel of overspreiding over den tabernakel, als vss. 9, 11, 12, 13. Dit is het tweede deksel des tabernakels geweest, dienende om denzelven voor regen en wind te beschutten. vers 9 En gij zult vijf dezer gordijnen aan elkander bijzonder voegen, en zes dezer gordijnen bijzonder; en de zesde dezer gordijnen zult gij dubbel maken, recht vóór op de tent. vers 11 Gij zult ook vijftig koperen haakjes maken, en gij zult de haakjes in de striklisjes doen en gij zult de tent samenvoegen, dat zij één zij. vers 12 Het overige nu dat overschiet aan de gordijnen der tent, de helft der gordijn die overschiet, zal overhangen aan de achterste delen des tabernakels. vers 13 En een el van deze en een el van gene zijde van hetgeen dat overig zijn zal aan de lengte van de gordijnen der tent, zal overhangen aan de zijden des tabernakels, aan deze en aan gene zijde, om dien te bedekken. |
8 De lengte 9ener gordijn zal 10dertig ellen zijn en de breedte ener gordijn vier ellen; deze elf gordijnen zullen één maat hebben. | | 9 Dat is, van elk. |
10 Deze gordijnen waren twee ellen langer dan de andere, van dewelke vers 2 gesproken is. vers 2 De lengte van een gordijn zal van acht en twintig ellen zijn en de breedte ener gordijn van vier ellen; al deze gordijnen zullen één maat hebben. |
9 En gij zult vijf dezer gordijnen aan elkander bijzonder 11voegen, en zes dezer gordijnen bijzonder; en de zesde dezer gordijnen zult gij 12dubbel maken, 13recht vóór op de tent. | | 11 Te weten met lisjes. |
12 Dat is, half overslaan. |
13 Hebr. recht voor op het aangezicht der tent. |
10 En gij zult vijftig striklisjes maken 14aan den kant van de ene gordijn, het uiterste in de samenvoeging, en vijftig striklisjes aan den kant van de gordijn die de tweede samenvoegende is. | | 14 Hebr. aan de lip. Anders: aan den zelfkant. |
11 Gij zult ook vijftig koperen haakjes maken, en gij zult de haakjes in de striklisjes doen en gij zult de tent samenvoegen, dat zij één zij. | | |
12 Het overige nu dat overschiet aan de gordijnen der tent, de helft 15der gordijn die overschiet, zal overhangen 16aan de achterste delen des tabernakels. | | 15 Te weten der laatste gordijn. |
16 Hier was het heilige der heiligen, waar de ark des verbonds stond. |
13 En een el van deze en een el van gene zijde van hetgeen dat overig zijn zal aan de lengte van de gordijnen der tent, zal overhangen aan de zijden des tabernakels, aan deze en aan gene zijde, om dien te bedekken. | | |
14 Gij zult ook voor de tent 17een deksel maken van roodgeverfde ramsvellen, cen daarover 17een deksel van 18dassenvellen. | | 17 . 17 Deze deksels dienden alleen om het dak of bovenste des tabernakels te bedekken. |
c Ex. 36:19. Ex. 36:19 Ook maakte hij voor de tent een deksel van roodgeverfde ramsvellen, en daarover een deksel van dassenvellen. |
18 Hebr. tachasvellen. |
15 Gij zult ook tot den tabernakel staande berderen maken, van sittimhout. | | |
16 De lengte van een berd zal tien ellen zijn, en een el en een halve el zal de breedte van elk berd zijn. | | |
17 Twee 19houvasten zal een berd hebben, als sporten 20in een ladder gezet, 21het ene nevens het andere; alzo zult gij het met al de berderen des tabernakels maken. | | 19 Hebr. handen. |
20 Anders: laddergewijze gezet, dat is, even wijd van elkander gezet, gelijk de trappen of sporten der ladders staan. |
21 Hebr. de vrouw nevens haar zuster. |
18 En de berderen tot den tabernakel zult gij aldus maken: twintig berderen naar de zuidzijde zuidwaarts. | | |
19 Gij zult ook veertig zilveren 22voeten maken onder de twintig berderen: twee voeten onder een berd aan zijn twee houvasten, en twee voeten onder een ander berd aan zijn twee houvasten. | | 22 Dit waren de voeten, waarop de berderen steunden; zij waren elk van een talent zilver, Ex. 38:27. Ex. 38:27 En er waren honderd talenten zilver om te gieten de voeten des heiligdoms en de voeten des voorhangs; tot honderd voeten waren honderd talenten, een talent tot een voet. |
20 Er zullen ook twintig 23berderen zijn aan de andere 24zijde des tabernakels, aan den noorderhoek, | | 23 Zijnde elk berd anderhalven cubiet breed, vers 16. Zodat hieruit af te leiden is, dat de lengte van den helen tabernakel geweest is dertig cubieten. vers 16 De lengte van een berd zal tien ellen zijn, en een el en een halve el zal de breedte van elk berd zijn. |
24 Hebr. rib. |
21 Met hun veertig zilveren voeten; twee voeten onder een berd, en twee voeten onder een ander berd. | | |
22 Doch aan de zijden des tabernakels 25tegen het westen zult gij 26zes berderen maken. | | 25 Zie Gen. 12:8. Hebr. zeewaarts of naar de zee aan. Gen. 12:8 En hij brak op vandaar naar het gebergte tegen het oosten van Bethel, en hij sloeg zijn tent op, zijnde Bethel tegen het westen en Ai tegen het oosten; en hij bouwde daar den HEERE een altaar en riep den Naam des HEEREN aan. |
26 Deze zes berderen waren negen cubieten breed, want elk berd was anderhalven cubiet breed, en zij werden samengevoegd, om alzo den tabernakel achter te sluiten of dicht te maken. |
23 Ook zult gij twee berderen maken tot de hoekberderen des tabernakels, aan de beide zijden. | | |
24 En zij zullen van beneden als
27tweelingen samengevoegd zijn; zij zullen ook 28als tweelingen aan deszelfs oppereinde samengevoegd zijn met één ring; alzo zal het met de twee berderen zijn; tot twee hoekberderen zullen zij zijn. | | 27 De zin is: Zij zullen tegelijk vast zijn aan de berderen terzijde en aan het einde des tabernakels, dezelve alzo aan elkander hechtende of vastmakende. |
28 Anders: volkomen. |
25 Alzo zullen de acht berderen zijn met hun zilveren voeten, zijnde zestien voeten; twee voeten onder een berd, wederom twee voeten onder een berd. | | |
26 Gij zult ook 29richels maken van sittimhout: vijf aan de berderen van de ene zijde des tabernakels; | | 29 Anders: ribben, latten, grendels. |
27 En vijf richels aan de berderen van de andere zijde des tabernakels, alsook vijf richels aan de berderen van de zijde des tabernakels 30aan de beide zijden westwaarts. | | 30 Of: westwaarts, naar de beide zijden ziende. |
28 En de middelste richel zal midden aan de berderen zijn, doorschietende van het ene einde tot het andere einde. | | |
29 En gij zult de berderen met goud overtrekken, en hun ringen 31(de plaatsen voor de richels) zult gij van goud maken; de richels zult gij ook met goud overtrekken. | | 31 Hebr. huizen voor de richels, dat is, dienende om de richels daardoor te steken. |
30 32dDan zult gij den tabernakel oprichten, naar zijn wijze die u op den berg getoond is. | | 32 Als alle delen van den tabernakel volmaakt waren, zo resteerde dat men die samenbracht, en den tabernakel geheel oprichtte en overeind stelde. |
d Ex. 25:9, 40. Hand. 7:44. Hebr. 8:5. Ex. 25:9 Naar al wat Ik u tot een voorbeeld dezes tabernakels en een voorbeeld van al deszelfs gereedschap wijzen zal, even alzo zult gijlieden die maken. Ex. 25:40 Zie dan toe dat gij het maakt naar hun voorbeeld, hetwelk u op den berg getoond is. Hand. 7:44 De tabernakel der getuigenis was onder onze vaderen in de woestijn, gelijk geordineerd had Hij Die tot Mozes zeide, dat hij denzelven maken zou naar de afbeelding die hij gezien had; Hebr. 8:5 Welke het voorbeeld en de schaduw der hemelse dingen dienen, gelijk Mozes door Goddelijke aanspraak vermaand was, als hij den tabernakel volmaken zou. Want zie, zegt Hij, dat gij het alles maakt naar de afbeelding die u op den berg getoond is. |
De voorhang |
31 Daarna zult gij 33een evoorhang maken van hemelsblauw en purper en scharlaken en fijn getweernd linnen; van het allerkunstelijkste werk 34zal men hem maken met 35cherubs, | | 33 Deze voorhang was in plaats van een scheidsel of scheidsmuur, tussen het heilige en het heilige der heiligen, waarin alleen de hogepriester ééns des jaars mocht gaan; en dit is die voorhang welken de apostel Hebr. 9:3 noemt den tweeden voorhang. Daar was een andere voorhang aan de deur van het huis. Zie ook Lev. 4:6. Hebr. 9:3 Maar achter het tweede voorhangsel was de tabernakel, genaamd het heilige der heiligen, Lev. 4:6 En de priester zal zijn vinger in dat bloed dopen; en van dat bloed zal hij zevenmaal sprengen voor het aangezicht des HEEREN, voor den voorhang van het heilige. |
e Ex. 36:35. Ex. 36:35 Daarna maakte hij een voorhang van hemelsblauw en purper en scharlaken en fijn getweernd linnen; van het allerkunstelijkste werk maakte hij denzelven met cherubs. |
34 Of: zal hij hem, te weten Bezaleël, of de werkmeester. |
35 Zie Gen. 3:24. Gen. 3:24 En Hij dreef den mens uit, en stelde cherubs tegen het oosten des hofs van Eden, en een vlammig lemmer eens zwaards, dat zich omkeerde, om te bewaren den weg van den boom des levens. |
32 En zult hem 36hangen 37aan vier pilaren van sittimhout, met goud overtogen; hun haken zullen van goud zijn, staande op vier zilveren voeten. | | 36 Hebr. geven, en alzo vers 33. vers 33 En gij zult den voorhang onder de haakjes hangen, en gij zult de ark der getuigenis aldaar binnen den voorhang brengen; en deze voorhang zal ulieden een scheiding maken tussen het heilige en tussen het heilige der heiligen. |
37 Dat is, aan de haken die aan de vier pilaren zullen vast zijn. |
33 En gij zult den voorhang 38onder de haakjes hangen, en gij zult 39de ark der getuigenis aldaar binnen den voorhang brengen; en 40deze voorhang zal ulieden een scheiding maken tussen 41het heilige en tussen 42het heilige der heiligen. | | 38 Waarvan vers 6. vers 6 Gij zult ook vijftig gouden haakjes maken, en zult de gordijnen samenvoegen, de ene aan de andere, met deze haakjes, opdat het één tabernakel zij. |
39 Zie Ex. 25:16. Ex. 25:16 Daarna zult gij in de ark leggen de getuigenis die Ik u geven zal. |
40 Tot dit einde was eigenlijk de voorhang gemaakt, om de mensen af te sluiten en te verhinderen het ingaan, ja, zelfs het inzien in het heilige der heiligen, waar de ark was, Ex. 40:3. Zie ook Hebr. 9:8. Ex. 40:3 En gij zult aldaar zetten de ark der getuigenis, en gij zult de ark met den voorhang bedekken. Hebr. 9:8 Waarmede
de Heilige Geest dit beduidde, dat de weg des heiligdoms nog niet openbaar gemaakt was, zolang de eerste tabernakel nog stand had; |
41 Hebr. de heiligheid. |
42 Hebr. de heiligheid der heiligheden; en alzo in het volgende vers. |
34 En gij zult het verzoendeksel zetten op de ark der getuigenis, in het heilige der heiligen. | | |
35 43De tafel nu zult gij zetten 44buiten den voorhang, en den kandelaar tegenover de tafel aan de ene zijde des tabernakels, zuidwaarts; maar de tafel zult gij zetten aan de noordzijde. | | 43 Versta de tafel waarop de toonbroden lagen. |
44 Te weten in de heilige plaats waar de priesters hun dienst deden. |
36 fGij zult ook aan de deur der tent 45een deksel maken van hemelsblauw en purper en scharlaken en fijn getweernd linnen, geborduurd werk. | | f Ex. 36:37. Ex. 36:37 Hij maakte ook aan de deur der tent een deksel van hemelsblauw en purper en scharlaken en fijn getweernd linnen, geborduurd werk, |
45 Dit was aan den ingang der deur, ja, het was als een deur vóór aan den ingang tot den tabernakel, waar de priesters alle dagen uit- en ingingen, om hun dienst te doen in het heilige, maar het volk mocht daar niet ingaan, Hebr. 9:2, 6. Hebr. 9:2 Want de tabernakel was toebereid, namelijk
de eerste, in welken was de kandelaar en de tafel en de toonbroden, welke genaamd wordt het heilige; Hebr. 9:6 Deze dingen nu aldus toebereid zijnde, zo gingen wel de priesters in den eersten tabernakel te allen tijde, om de godsdiensten te volbrengen; |
37 En gij zult tot dit deksel vijf pilaren van sittimhout maken en 46die met goud overtrekken; hun haken zullen van goud zijn; en gij zult hun vijf koperen voeten gieten. | | 46 Hij wil niet zeggen dat men de gehele pilaren met goud zou overtrekken, maar alleen de knopen en randen, Ex. 36:38. Ex. 36:38 En de vijf pilaren daarvan, en hun haken; en hij overtrok hun hoofden en hun banden met goud; en hun vijf voeten waren van koper. |