Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Het hefoffer voor den tabernakel |
1 TOEN sprak de HEERE tot Mozes, zeggende: |
2 Spreek tot de kinderen Israëls, dat zij voor Mij een hefoffer nemen; avan allen man wiens hart zich vrijwillig bewegen zal, zult gijlieden Mijn hefoffer nemen. a Ex. 35:5. 1 Kron. 29:3, 5, 9, 14. Ezra 2:68; 3:5. Neh. 11:2. |
a Ex. 35:5 Neemt van hetgeen dat gijlieden hebt een hefoffer den HEERE; eenieder wiens hart vrijwillig is, zal het brengen ten hefoffer des HEEREN: goud en zilver en koper, 1 Kron. 29:3 En daartoe, uit mijn welgevallen tot het huis mijns Gods, het bijzonder goud en zilver dat ik heb, geef ik tot het huis mijns Gods daarenboven, behalve al wat ik ten huize des heiligdoms bereid heb: 1 Kron. 29:5 Goud tot de gouden en zilver tot de zilveren vaten, en tot alle werk, door de hand der werkmeesters te maken. En wie is er willig, heden zijn hand den HEERE te vullen? 1 Kron. 29:9 En het volk was verblijd over hun vrijwillig geven, want zij gaven met een volkomen hart den HEERE vrijwillig; en de koning David verblijdde zich ook met grote blijdschap. 1 Kron. 29:14 Want wie ben ik en wat is mijn volk, dat wij de macht zouden verkregen hebben om vrijwillig te geven als dit is? Want het is alles van U en wij geven het U uit Uw hand. Ezra 2:68 En sommigen van de hoofden der vaderen, als zij kwamen ten huize des HEEREN, Die te Jeruzalem woont, gaven vrijwilliglijk ten huize Gods, om dat te zetten op zijn vaste plaats. Ezra 3:5 Daarna ook het gedurig brandoffer, en van de nieuwe maanden en van alle gezette hoogtijden des HEEREN, die geheiligd waren; ook van eenieder die een vrijwillige offerande den HEERE vrijwilliglijk offerde. Neh. 11:2 En het volk zegende al de mannen die vrijwilliglijk aanboden te Jeruzalem te wonen. |
3 Dit nu is het hefoffer hetwelk gij van hen nemen zult: goud en zilver en koper; |
4 Alsook hemelsblauw en purper en scharlaken en fijn linnen en geitenhaar; |
5 En roodgeverfde ramsvellen en dassenvellen en sittimhout; |
6 Olie tot den luchter, specerijen ter zalfolie, en tot roking welriekende specerijen; |
7 bSardonyxstenen en vervullende stenen, tot den efod en tot den borstlap. b Ex. 28:4. |
b Ex. 28:4 Dit nu zijn de klederen die zij maken zullen: een borstlap en een efod en een mantel en een rok vol oogjes, een hoed en gordel; zij zullen dan voor uw broeder Aäron heilige klederen maken, en voor zijn zonen, om Mij het priesterambt te bedienen. |
8 En zij zullen Mij een heiligdom maken, dat Ik in het midden van hen wone. |
9 Naar al wat Ik u tot een voorbeeld dezes tabernakels en een voorbeeld van al deszelfs gereedschap wijzen zal, even alzo zult gijlieden die maken. |
De ark |
10 Zo zullen zij een ark cvan sittimhout maken: twee ellen en een halve zal haar lengte zijn, en anderhalve el haar breedte en anderhalve el haar hoogte. c Ex. 37:1. Hebr. 9:1. |
c Ex. 37:1 ALZO maakte Bezáleël de ark van sittimhout; twee ellen en een halve was haar lengte, en anderhalve el haar breedte, en anderhalve el haar hoogte. Hebr. 9:1 ZO had dan wel ook het eerste verbond
rechten van den godsdienst, en het wereldlijk heiligdom. |
11 En gij zult ze met louter goud overtrekken, vanbinnen en vanbuiten zult gij ze overtrekken; en gij zult op dezelve een gouden krans maken rondom heen. |
12 En giet voor haar vier gouden ringen en zet die aan haar vier hoeken, alzo dat twee ringen op de ene zijde derzelve zijn en twee ringen op haar andere zijde. |
13 En maak handbomen van sittimhout, en overtrek ze met goud. |
14 En steek de handbomen in de ringen, die aan de zijde der ark zijn, dat men de ark daarmede drage. |
15 dDe draagbomen zullen in de ringen der ark zijn; zij zullen er niet uitgetogen worden. d 1 Kon. 8:8. |
d 1 Kon. 8:8 Daarna schoven zij de handbomen verder uit, dat de hoofden der handbomen gezien werden uit het heiligdom vóór aan de aanspraakplaats, maar buiten niet gezien werden; en zij zijn aldaar tot op dezen dag. |
16 Daarna ezult gij in de ark leggen de getuigenis die Ik u geven zal. e Hebr. 9:4. |
e Hebr. 9:4 Hebbende een gouden wierookvat, en de ark des verbonds, alom met goud overdekt, in welke was de gouden kruik, waar het manna in was, en de staf van Aäron, die gebloeid had, en de tafelen des verbonds. |
17 fGij zult ook een verzoendeksel maken van louter goud; twee ellen en een halve zal zijn lengte zijn, en anderhalve el zijn breedte. f Ex. 37:6. |
f Ex. 37:6 Hij maakte ook een verzoendeksel van louter goud; twee ellen en een halve was deszelfs lengte en anderhalve el deszelfs breedte. |
18 gGij zult ook twee cherubs van goud maken; van dicht goud zult gij ze maken, uit de beide einden des verzoendeksels. g Hebr. 9:5. |
g Hebr. 9:5 En boven over deze ark waren de cherubijnen der heerlijkheid, die het verzoendeksel beschaduwden; van welke dingen wij nu van stuk tot stuk niet zullen zeggen. |
19 En maak u een cherub uit het ene einde aan deze zijde, en den anderen cherub uit het andere einde aan gene zijde; uit het verzoendeksel zult gijlieden de cherubs maken, uit deszelfs beide einden. |
20 En de cherubs zullen hun beide vleugelen omhoog uitbreiden, hbedekkende met hun vleugelen het verzoendeksel; en hun aangezichten zullen tegenover elkander zijn; de aangezichten der cherubs zullen naar het verzoendeksel zijn. h Hebr. 9:5. |
h Hebr. 9:5 En boven over deze ark waren de cherubijnen der heerlijkheid, die het verzoendeksel beschaduwden; van welke dingen wij nu van stuk tot stuk niet zullen zeggen. |
21 En igij zult het verzoendeksel boven op de ark zetten, nadat gij in de ark de getuigenis die Ik u geven zal, zult gelegd hebben. i Hebr. 9:4, 5. |
i Hebr. 9:4 Hebbende een gouden wierookvat, en de ark des verbonds, alom met goud overdekt, in welke was de gouden kruik, waar het manna in was, en de staf van Aäron, die gebloeid had, en de tafelen des verbonds. Hebr. 9:5 En boven over deze ark waren de cherubijnen der heerlijkheid, die het verzoendeksel beschaduwden; van welke dingen wij nu van stuk tot stuk niet zullen zeggen. |
22 En kaldaar zal Ik bij u komen, en Ik zal met u spreken van boven het verzoendeksel af, van tussen de twee cherubs (die op de ark der getuigenis zijn zullen), alles wat Ik u gebieden zal aan de kinderen Israëls. k Num. 7:89. |
k Num. 7:89 En als Mozes in de tent der samenkomst ging om met Hem te spreken, zo hoorde hij een stem tot hem sprekende van boven het verzoendeksel, hetwelk is op de ark der getuigenis, van tussen de twee cherubs; alzo sprak Hij tot hem. |
De tafel der toonbroden |
23 Gij zult ook een tafel maken van sittimhout; twee ellen zal haar lengte zijn, en een el haar breedte, en een el en een halve zal haar hoogte zijn. |
24 En gij zult ze met louter goud overtrekken; gij zult ook een gouden krans daaraan maken, rondom heen. |
25 Gij zult ook een lijst rondom daaraan maken, een handbreed; en gij zult een gouden krans rondom derzelver lijst maken. |
26 Ook zult gij vier gouden ringen daaraan maken; en gij zult de ringen zetten aan de vier hoeken, die aan derzelver vier voeten zijn zullen. |
27 Tegenover de lijst zullen de ringen zijn, tot plaatsen voor de handbomen, om de tafel te dragen. |
28 Deze handbomen nu zult gij van sittimhout maken, en gij zult ze met goud overtrekken; en de tafel zal daaraan gedragen worden. |
29 Gij zult ook maken haar schotels en haar rookschalen en haar platelen en haar kroezen (met dewelke zij bedekt zal worden); van louter goud zult gij ze maken. |
30 En gij zult op deze tafel altijd het toonbrood voor Mijn aangezicht leggen. |
De gouden kandelaar |
31 lGij zult ook een kandelaar van louter goud maken. Van dicht werk zal deze kandelaar gemaakt worden, zijn schacht en zijn rieten; zijn schaaltjes, zijn knopen en zijn bloemen zullen uit hem zijn. l Ex. 37:17. |
l Ex. 37:17 Hij maakte ook een kandelaar van louter goud; van dicht werk maakte hij dezen kandelaar, zijn schacht en zijn rieten; zijn schaaltjes, zijn knopen en zijn bloemen waren uit hem. |
32 En zes rieten zullen uit zijn zijden uitgaan: drie rieten des kandelaars uit zijn ene zijde, en drie rieten des kandelaars uit zijn andere zijde. |
33 In het ene riet zullen drie schaaltjes zijn gelijk amandelnoten, een knoop en een bloem; en drie schaaltjes gelijk amandelnoten in een ander riet, een knoop en een bloem; alzo zullen die zes rieten zijn, die uit den kandelaar gaan. |
34 Maar aan den kandelaar zelven zullen vier schaaltjes zijn gelijk amandelnoten, met zijn knopen en met zijn bloemen. |
35 En daar zal een knoop zijn onder twee rieten, uit denzelven uitgaande; ook een knoop onder twee rieten, uit denzelven uitgaande; nog een knoop onder twee rieten, uit denzelven uitgaande; alzo zal het zijn met de zes rieten, die uit den kandelaar uitgaan. |
36 Hun knopen en hun rieten zullen uit hem zijn; het zal altemaal een enig dicht werk van louter goud zijn. |
37 Gij zult hem ook zeven lampen maken, en men zal zijn lampen aansteken en doen lichten aan zijn zijden. |
38 Zijn snuiters en zijn blusvaten zullen louter goud zijn. |
39 Uit een talent louter goud zal men dat maken, met al dit gereedschap. |
40 mZie dan toe dat gij het maakt naar hun voorbeeld, hetwelk u op den berg getoond is. m Hand. 7:44. Hebr. 8:5. |
m Hand. 7:44 De tabernakel der getuigenis was onder onze vaderen in de woestijn, gelijk geordineerd had Hij Die tot Mozes zeide, dat hij denzelven maken zou naar de afbeelding die hij gezien had; Hebr. 8:5 Welke het voorbeeld en de schaduw der hemelse dingen dienen, gelijk Mozes door Goddelijke aanspraak vermaand was, als hij den tabernakel volmaken zou. Want zie, zegt Hij, dat gij het alles maakt naar de afbeelding die u op den berg getoond is. |