Statenvertaling.nl

sample header image

Exodus 25 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Exodus 25

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

De Heere heet Mozes een gewillig hefoffer op te nemen, om een heiligdom te maken, vs. 1, enz. God geeft hem bevel hoe en waarvan hij de ark maken zal, 10. Alsook het verzoendeksel, met de cherubs, 17. De tafel tot de toonbroden en haar ander gereedschap, 23. Den gouden kandelaar, met zijn toebehoren, 31. Alles moest wezen naar het patroon dat Mozes op den berg gezien had, 40.
 
Het hefoffer voor den tabernakel
1 TOEN sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:
2 Spreek tot de kinderen Israëls, dat zij 1voor Mij 2een hefoffer 3nemen; avan allen man wiens hart zich vrijwillig bewegen zal, zult 4gijlieden Mijn hefoffer nemen.
1 Dat is, tot Mijn dienst, tot Mijn eer.
2 Dat is, een offer dat men omhooghief, als men het Gode gaf of presenteerde. Hebr. een heffing of afzondering; als zijnde een gave afgezonderd van de rest, en den Heere geheiligd.
3 Hij wil zeggen: Dat zij een hefoffer nemen, en Mij geven.
a Ex. 35:5. 1 Kron. 29:3, 5, 9, 14. Ezra 2:68; 3:5. Neh. 11:2. verwijsteksten
4 Gij Mozes en de mannen die Ik Ex. 24:1 bevolen heb op den berg te klimmen. verwijsteksten
 
3 Dit nu is het hefoffer hetwelk gij van hen 5nemen zult: goud en zilver en koper;
5 Te weten tot bouw van den tabernakel en zulks als daartoe behoort.
 
4 Alsook 6hemelsblauw en purper en scharlaken en fijn linnen en 7geitenhaar;
6 Door deze volgende stoffen versta zijde, katoen, wol, vlas, of dergelijke.
7 Hiervan werd een deksel of sprei gemaakt over den tabernakel, Ex. 26:7, 13, en men moet hier zowel verstaan bokkenhaar als geitenhaar. verwijsteksten
 
5 En roodgeverfde ramsvellen en 8dassenvellen en 9sittimhout;
8 Van deze vellen was het bovenste deksel van den tabernakel gemaakt, Ex. 26:14. verwijsteksten
9 Men houdt het daarvoor dat dit een soort van cederbomenhout is, aan de verrotting niet onderworpen. Zie Jes. 41:19. Joël 3:18. verwijsteksten
 
6 10Olie tot den luchter, 11specerijen ter zalfolie, en 12tot roking welriekende specerijen;
10 Welke tot de luchters gebruikt werd om te branden, vers 37. verwijsteksten
11 Waarmede men de heilige dingen, als den tabernakel en wat daartoe behoorde, zalven moest, alsook de priesters zelven.
12 Anders: kostelijke kruiden tot reukwerk.
 
7 bSardonyxstenen en 13vervullende stenen, tot den 14efod en tot den 15borstlap.
b Ex. 28:4. verwijsteksten
13 Dat is, die in hun kastjes ingezet werden, en dezelve vervulden. Hebr. stenen der vervullingen of invullingen.
14 Dit wordt bij sommigen overgezet met lijfrok, zijnde het voornaamste en kostelijkste priesterlijke overkleed, waaraan de borstlap met de Urim en Thummim gehecht was.
15 Deze was gemaakt van zijde, goud, en kostelijke gesteenten, en bedekte de borst des hogepriesters.
 
8 En zij zullen Mij 16een heiligdom maken, dat Ik in het midden van hen wone.
16 Dat is, een heilige woning, die gemeenlijk de tabernakel genoemd wordt, en het was de plaats waar men den openlijken godsdienst oefende, gelijk naderhand in den tempel van Salomo.
 
9 Naar al wat Ik u tot een voorbeeld dezes tabernakels en een voorbeeld van al deszelfs gereedschap wijzen zal, even alzo zult gijlieden die maken.
 
De ark
10 Zo zullen 17zij een ark cvan sittimhout maken: twee 18ellen en een halve zal haar lengte zijn, en anderhalve el haar breedte en anderhalve el haar hoogte.
17 Te weten de timmerlieden.
c Ex. 37:1. Hebr. 9:1. verwijsteksten
18 Zie Gen. 6:15. verwijsteksten
 
11 En gij zult ze met louter goud overtrekken, vanbinnen en vanbuiten zult gij ze overtrekken; en gij zult op dezelve een gouden 19krans maken rondom heen.
19 Of: rand, lijst, kroon.
 
12 En giet voor 20haar vier gouden ringen en 21zet die aan haar vier hoeken, alzo dat twee ringen op de ene zijde derzelve zijn en twee ringen op haar andere zijde.
20 Te weten de ark.
21 Hebr. geef die.
 
13 En maak 22handbomen van sittimhout, en overtrek ze met goud.
22 Anders: draagstokken.
 
14 En 23steek de handbomen in de ringen, die aan de zijde der ark zijn, 24dat men de ark daarmede drage.
23 Daar waren twee ringen aan de ene zijde en twee aan de andere zijde der ark, door dewelke men de handbomen stak.
24 De Levieten, niemand anders, moesten de ark dragen op hun schouders, Num. 7:9. 2 Kron. 35:3. Zie ook 1 Kron. 13:7, 10, 11; 15:12, 15. verwijsteksten
 
15 dDe draagbomen zullen in de ringen der ark zijn; zij zullen er niet uitgetogen worden.
d 1 Kon. 8:8. verwijsteksten
 
16 Daarna ezult gij in de ark leggen 25de getuigenis die Ik u geven zal.
e Hebr. 9:4. verwijsteksten
25 Dat is, de twee stenen tafelen waarop de tien geboden geschreven waren, zijnde een getuigenis van Gods wil, waarvan de ark genoemd wordt de ark der getuigenis, vers 22 en elders dikwijls. verwijsteksten
 
17 fGij zult ook een verzoendeksel maken van louter goud; twee ellen en een halve zal zijn lengte zijn, en anderhalve el zijn breedte.
f Ex. 37:6. verwijsteksten
 
18 gGij zult ook twee cherubs van goud maken; van dicht goud zult gij ze maken, 26uit de beide einden des verzoendeksels.
g Hebr. 9:5. verwijsteksten
26 Alsof Hij zeide: De cherubs zullen uit beide de einden van het deksel uitgaan, of als daaruit wassen, zodat de cherubs en het deksel van één stuk moesten zijn, en niet in of aan elkander gezet of gesoldeerd zijn.
 
19 En maak u een cherub uit het ene einde aan deze zijde, en den anderen cherub uit het andere einde aan gene zijde; uit het verzoendeksel zult gijlieden de cherubs maken, uit deszelfs beide einden.
20 En de cherubs zullen hun beide vleugelen omhoog uitbreiden, hbedekkende met hun vleugelen het verzoendeksel; en hun aangezichten zullen tegenover 27elkander zijn; de aangezichten der cherubs zullen naar het verzoendeksel zijn.
h Hebr. 9:5. verwijsteksten
27 Hebr. de man zijn nabuur.
 
21 En igij zult het verzoendeksel boven op de ark zetten, 28nadat gij in de ark 29de getuigenis die Ik u geven zal, zult gelegd hebben.
i Hebr. 9:4, 5. verwijsteksten
28 Omdat men naderhand de ark niet moest openen, zo beveelt God de HEERE, dat men de getuigenis in de ark legge, eer Hij beveelt dat men het deksel maken zal, vers 16. verwijsteksten
29 Dat is, de tafelen des verbonds.
 
22 En kaldaar zal Ik bij u komen, en Ik zal met u spreken van boven het verzoendeksel af, van tussen de twee cherubs (die op de ark der getuigenis zijn zullen), alles wat Ik u gebieden zal aan de kinderen Israëls.
k Num. 7:89. verwijsteksten
 
De tafel der toonbroden
23 Gij zult ook 30een tafel maken van sittimhout; twee ellen zal haar lengte zijn, en een el haar breedte, en een el en een halve zal haar hoogte zijn.
30 Deze tafel stond in het heilige, dat is, in den tabernakel, voor den voorhang.
 
24 En gij zult ze met louter goud overtrekken; gij zult ook een gouden krans daaraan maken, rondom heen.
25 Gij zult ook een lijst rondom 31daaraan maken, een handbreed; en gij zult een gouden krans rondom derzelver lijst maken.
31 Te weten aan de tafel. Hebr. haar.
 
26 Ook zult gij vier gouden ringen daaraan maken; en gij zult de ringen zetten aan de vier hoeken, die aan derzelver vier voeten zijn zullen.
27 Tegenover de lijst zullen de ringen zijn, 32tot plaatsen voor de handbomen, om de tafel te dragen.
32 Hebr. tot huizen.
 
28 Deze handbomen nu zult gij van sittimhout maken, en gij zult ze met goud overtrekken; en de tafel zal daaraan gedragen worden.
29 Gij zult ook maken 33haar 34schotels en haar 35rookschalen en haar 36platelen en haar 37kroezen (met dewelke 38zij bedekt zal worden); van louter goud zult gij ze maken.
33 Te weten der tafel.
34 Deze schotels waren twaalf, naar het getal der toonbroden, Lev. 24:5. verwijsteksten
35 Het Hebreeuwse woord betekent allerlei holligheid, of vaten die hol zijn, als een palm der hand; deze vaten dienden om reukwerk in te doen, zie Lev. 24:7. verwijsteksten
36 Versta dekschotels of dekplatelen, gelijk zij genoemd worden Num. 4:7. Hebr. platelen der dekkingen of der besprengingen. verwijsteksten
37 Anders: bezems, dienende om de tafel te reinigen.
38 Te weten de tafel, die met al deze vaten toegericht zou worden.
 
30 En gij zult op deze tafel altijd 39het toonbrood voor Mijn aangezicht leggen.
39 Deze broden lagen een week lang op deze tafel; zij werden op elken sabbat veranderd, Lev. 24:8. Hebr. brood des aangezichts, omdat zij voor het aangezicht des Heeren lagen. verwijsteksten
 
De gouden kandelaar
31 lGij zult ook een kandelaar van louter goud maken. 40Van dicht werk zal deze kandelaar gemaakt worden, zijn schacht en zijn 41rieten; zijn schaaltjes, zijn knopen en zijn bloemen 42zullen uit hem zijn.
l Ex. 37:17. verwijsteksten
40 Dat is, het zal geen gegoten of gesoldeerd werk zijn, maar het zal met den hamer uit één stuk of klomp geslagen worden. Deze kandelaar was een talent zwaar, vers 39. verwijsteksten
41 Dat is, armen of takken, alzo ook in het volgende.
42 Zie aant. 40.
 
32 En zes rieten zullen uit zijn zijden uitgaan: drie rieten des kandelaars uit zijn ene zijde, en drie rieten des kandelaars uit zijn andere zijde.
33 In het ene riet zullen drie schaaltjes zijn 43gelijk amandelnoten, een knoop en een bloem; en drie schaaltjes gelijk amandelnoten 44in een ander riet, een knoop en een bloem; alzo zullen die zes rieten zijn, die uit den kandelaar gaan.
43 Dat is, hebbende den vorm of gedaante van amandelnoten.
44 Dat is, al deze zes rieten zullen aan elkander gelijk zijn, als vers 35 verklaard wordt. verwijsteksten
 
34 Maar 45aan den kandelaar zelven zullen vier schaaltjes zijn gelijk amandelnoten, met zijn knopen en met zijn bloemen.
45 Dat is, aan den stam des luchters.
 
35 En daar zal een knoop zijn onder twee rieten, uit denzelven 46uitgaande; ook een knoop onder twee rieten, uit 47denzelven uitgaande; nog een knoop onder twee rieten, uit denzelven uitgaande; alzo zal het zijn met de zes rieten, die uit den kandelaar uitgaan.
46 Dit wordt hierbij gevoegd uit het einde van het vers.
47 Te weten kandelaar.
 
36 Hun knopen en hun rieten zullen uit hem zijn; het zal altemaal een enig dicht werk van louter goud zijn.
37 48Gij zult hem ook zeven lampen maken, en men zal zijn lampen 49aansteken en doen lichten 50aan zijn zijden.
48 Hebr. Gij zult ook zijn zeven lampen maken.
49 Hebr. doen opgaan.
50 Of: tegenover hem. Hebr. op de zijde zijner aangezichten.
 
38 Zijn snuiters en zijn blusvaten zullen louter goud zijn.
39 Uit 51een talent louter goud zal men dat maken, met al dit gereedschap.
51 Of: centenaar; versta een centenaar des heiligdoms, houdende honderd vijf en twintig pond goud; want een centenaar heeft gewogen drieduizend sikkelen (als af te leiden is uit Ex. 38:25, 26), welke de voorschreven som uitbrengen. (Hoewel anderen menen, dat het maar honderd twintig pond gewogen heeft.) Aangaande den burgerlijken centenaar, dien houdt men omtrent half zoveel geweest te zijn. verwijsteksten
 
40 52mZie dan toe dat gij het maakt naar hun 53voorbeeld, hetwelk u op den berg getoond is.
52 Daar staat Ex. 39:43, dat Mozes dit alles naarstiglijk heeft onderhouden. verwijsteksten
m Hand. 7:44. Hebr. 8:5. verwijsteksten
53 Dat is, patroon, model, gelijkenis.

Einde Exodus 25