Statenvertaling.nl

sample header image

Exodus 13 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Exodus 13

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

De heiliging der eerstgeborenen
1 TOEN sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:
2 aHeilig Mij allen eerstgeborene, wat enige baarmoeder opent onder de kinderen Israëls, van mensen en van beesten; dat is Mijne. a Ex. 22:29; 34:19. Lev. 27:26. Num. 3:13; 8:17. Luk. 2:23. verwijsteksten
3 Verder zeide Mozes tot het volk: Gedenkt aan dezen zelven dag, in welken gijlieden uit Egypte, uit het diensthuis, gegaan zijt; want de HEERE heeft u door een sterke hand vanhier uitgevoerd; daarom zal het gedesemde niet gegeten worden.
4 bHeden gaat gijlieden uit, in de maand Abib. b Ex. 23:15. verwijsteksten
5 En het zal geschieden als u de HEERE zal gebracht hebben in het land der Kanaänieten en der Hethieten en der Amorieten en der Hevieten en der Jebusieten, hetwelk Hij uw vaderen gezworen heeft u te geven, een land vloeiende van melk en honing, zo zult gij dezen dienst houden in deze maand.
6 Zeven dagen zult gij ongezuurde broden eten, en aan den zevenden dag zal den HEERE een feest zijn.
7 Zeven dagen zullen ongezuurde broden gegeten worden, en het gedesemde zal bij u niet gezien worden, ja, er zal geen zuurdeeg bij u gezien worden in al uw palen.
8 En gij zult uw zoon te kennen geven te dienzelven dage, zeggende: Dit is om hetgeen de HEERE mij gedaan heeft, toen ik uit Egypte uittoog.
9 En het zal u zijn tot een teken op uw hand en tot een gedachtenis tussen uw ogen, opdat de wet des HEEREN in uw mond zij, omdat u de HEERE door een sterke hand uit Egypte uitgevoerd heeft.
10 Daarom, onderhoudt deze inzetting te bestemder tijd, van jaar tot jaar.
11 Het zal ook geschieden wanneer u de HEERE in het land der Kanaänieten zal gebracht hebben, gelijk Hij u en uw vaderen gezworen heeft, en Hij het u zal gegeven hebben,
12 cZo zult gij tot den HEERE doen overgaan alles wat de baarmoeder opent; ook alles wat de baarmoeder opent van de vrucht der beesten die gij hebben zult; de mannetjes zullen des HEEREN zijn. c Ex. 22:30; 34:19. Lev. 27:26. Num. 8:17. Ez. 44:30. verwijsteksten
13 Doch al wat de baarmoeder der ezelin opent, zult gij lossen met een lam; wanneer gij het nu niet lost, zo zult gij het den nek breken; maar allen eerstgeborene des mensen onder uw zonen zult gij lossen.
14 Wanneer het geschieden zal dat uw zoon u morgen zal vragen, zeggende: Wat is dat? zo zult gij tot hem zeggen: De HEERE heeft ons door een sterke hand uit Egypte, uit het diensthuis, uitgevoerd.
15 Want het geschiedde toen Farao zich verhardde ons te laten trekken, zo doodde de HEERE alle eerstgeborenen in Egypteland, van des mensen eerstgeborene af, tot den eerstgeborene der beesten; daarom offer ik den HEERE de mannetjes van alles wat de baarmoeder opent; doch alle eerstgeborenen mijner zonen los ik.
16 En het zal tot een teken zijn op uw hand en tot voorhoofdspanselen tussen uw ogen; want de HEERE heeft door een sterke hand ons uit Egypte uitgevoerd.
 
De wolk- en vuurkolom
17 En het is geschied toen Farao het volk had laten trekken, zo leidde hen God niet op den weg van der Filistijnen land, hoewel die nader was; want God zeide: Dat het den volke niet berouwe, als zij den strijd zien zouden, en wederkeren naar Egypte.
18 Maar God leidde het volk om, door den weg van de woestijn der Schelfzee. De kinderen Israëls nu togen bij vijven uit Egypteland.
19 En Mozes nam Jozefs beenderen met zich; dwant hij had met een zwaren eed de kinderen Israëls bezworen, zeggende: God zal ulieden voorzeker bezoeken; voert dan mijn beenderen met ulieden op vanhier. d Gen. 50:25. Joz. 24:32. verwijsteksten
20 eAlzo reisden zij uit Sukkoth; en zij legerden zich in Etham, aan het einde der woestijn. e Num. 33:6. verwijsteksten
21 fEn de HEERE toog voor hun aangezicht, des daags in een wolkkolom, dat Hij hen op den weg leidde, en des nachts in een vuurkolom, dat Hij hun lichtte, om voort te gaan dag en nacht. f Ex. 40:38. Num. 14:14. Deut. 1:33. Neh. 9:12, 19. Ps. 78:14; 105:39. 1 Kor. 10:1. verwijsteksten
22 Hij nam de wolkkolom des daags, noch de vuurkolom des nachts niet weg van het aangezicht des volks.

Einde Exodus 13