Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
De laatste plaag wordt voorzegd |
1 WANT de HEERE had tot Mozes gesproken: Ik zal nog één plaag over Farao en over Egypte brengen; daarna zal hij ulieden vanhier laten trekken; als hij u geheel zal laten trekken, zo zal hij u haastelijk vanhier uitdrijven. |
2 Spreek nu voor de oren des volks, adat ieder man van zijn naaste en iedere vrouw van haar naaste zilveren vaten en gouden vaten eise. a Ex. 3:22; 12:35. |
a Ex. 3:22 Maar elke vrouw zal van haar naburin en van de waardin haars huizes eisen zilveren vaten en gouden vaten en klederen; die zult gijlieden op uw zonen en op uw dochters leggen, en gij zult Egypte beroven. Ex. 12:35 De kinderen Israëls nu hadden gedaan naar het woord van Mozes, en hadden van de Egyptenaars geëist zilveren vaten en gouden vaten en klederen. |
3 En de HEERE bgaf het volk genade in de ogen der Egyptenaars; ook was de man Mozes zeer groot in Egypteland voor de ogen van Farao’s knechten en voor de ogen des volks. b Ex. 12:36. |
b Ex. 12:36 Daartoe had de HEERE het volk genade gegeven in de ogen der Egyptenaars, dat zij hun hun begeerte deden; en zij beroofden de Egyptenaars. |
4 Verder zeide Mozes: Zo heeft de HEERE gezegd: Omtrent middernacht czal Ik uitgaan door het midden van Egypte; c Ex. 12:29. |
c Ex. 12:29 En het geschiedde te middernacht, dat de HEERE al de eerstgeborenen in Egypteland sloeg, van den eerstgeborene van Farao af, die op zijn troon zitten zou, tot op den eerstgeborene van den gevangene, die in het gevangenhuis was, en alle eerstgeborenen der beesten. |
5 En dalle eerstgeborenen in Egypteland zullen sterven, van Farao’s eerstgeborene af, die op zijn troon zitten zou, tot den eerstgeborene der dienstmaagd die achter den molen is, en alle eerstgeborenen van het vee. d Ex. 12:12. |
d Ex. 12:12 Want Ik zal in dezen nacht door Egypteland gaan en alle eerstgeborenen in Egypteland slaan, van de mensen af tot de beesten toe; en Ik zal gerichten oefenen aan al de goden der Egyptenaars, Ik, de HEERE. |
6 En er zal een groot geschrei zijn in het ganse Egypteland, desgelijks nooit geweest is en desgelijks niet meer wezen zal. |
7 Maar bij alle kinderen Israëls zal niet een hond zijn tong verroeren, van de mensen af tot de beesten toe; opdat gijlieden weet dat de HEERE tussen de Egyptenaars en tussen de Israëlieten een afzondering maakt. |
8 eDan zullen al deze uw knechten tot mij afkomen en zich voor mij neigen, zeggende: Trek uit, gij en al het volk dat uw voetstappen volgt; en daarna zal ik uitgaan. En hij ging uit van Farao in hitte des toorns. e Ex. 12:30. |
e Ex. 12:30 En Farao stond op bij nacht, hij en al zijn knechten en al de Egyptenaars, en er was een groot geschrei in Egypte; want er was geen huis waarin niet een dode was. |
9 De HEERE dan had tot Mozes gesproken: Farao zal naar ulieden niet horen, opdat Mijn wonderen in Egypteland vermenigvuldigd worden. |
10 En Mozes en Aäron hebben al deze wonderen gedaan voor Farao’s aangezicht; fdoch de HEERE verhardde Farao’s hart, dat hij de kinderen Israëls uit zijn land niet trekken liet. f Ex. 9:16. Rom. 9:17. |
f Ex. 9:16 Maar waarlijk, daarom heb Ik u verwekt, opdat Ik Mijn kracht aan u betoonde, en opdat men Mijn Naam vertelle op de ganse aarde. Rom. 9:17 Want de Schrift zegt tot Farao: Tot ditzelve heb Ik u verwekt, opdat Ik in u Mijn kracht bewijzen zou, en opdat Mijn Naam verkondigd worde op de ganse aarde. |