Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Gods wraak en voorzienig bestel |
1 O God der wraken, o HEERE, God der wraken, averschijn blinkende. a Deut. 33:2. Ps. 50:2; 80:2.  |
a Deut. 33:2 Hij zeide dan: De HEERE is van Sinaï gekomen en is hunlieden opgegaan van Seïr; Hij is blinkende verschenen van het gebergte Paran en is aangekomen met tienduizenden der heiligen; tot Zijn rechterhand was een vurige wet aan hen. Ps. 50:2 Uit Sion, de volkomenheid der schoonheid, verschijnt God blinkende. Ps. 80:2 O Herder Israëls, neem ter ore, Die Jozef als schapen leidt; Die tussen de cherubs zit, verschijn blinkende. |
2 Gij Rechter der aarde, verhef U; breng vergelding weder over de hovaardigen. |
3 Hoelang zullen de goddelozen, o HEERE, hoelang zullen de goddelozen van vreugde opspringen? |
4 Uitgieten? Hard spreken? Alle werkers der ongerechtigheid zich beroemen? |
5 O HEERE, zij verbrijzelen Uw volk, en zij verdrukken Uw erfdeel. |
6 De weduwe en den vreemdeling doden zij, en zij vermoorden de wezen, |
7 En zeggen: bDe HEERE ziet het niet, en de God Jakobs merkt het niet. b Ps. 10:11, 13; 59:8.  |
b Ps. 10:11 Hij zegt in zijn hart: God heeft het vergeten; Hij heeft Zijn aangezicht verborgen, Hij ziet niet in eeuwigheid. Ps. 10:13 Waarom lastert de goddeloze God? zegt in zijn hart: Gij zult het niet zoeken? Ps. 59:8 Zie, zij storten overvloediglijk uit met hun mond; zwaarden zijn op hun lippen; want wie hoort het? |
8 cAanmerkt, gij onvernuftigen onder het volk, en gij dwazen, wanneer zult gij verstandig worden? c Ps. 92:7.  |
c Ps. 92:7 Een onvernuftig man weet er niet van; en een dwaas verstaat ditzelve niet, |
9 dZou Die het oor plant, niet horen? Zou Die het oog formeert, niet aanschouwen? d Ex. 4:11.  |
d Ex. 4:11 En de HEERE zeide tot hem: Wie heeft den mens den mond gemaakt, of Wie heeft den stomme of dove, of ziende of blinde gemaakt? Ben Ik het niet, de HEERE? |
10 Zou Die de heidenen tuchtigt, niet straffen? Hij Die den mens wetenschap leert? |
11 eDe HEERE weet de gedachten des mensen, dat zij ijdelheid zijn. e 1 Kor. 3:20.  |
e 1 Kor. 3:20 En wederom: De Heere kent de overleggingen der wijzen, dat zij ijdel zijn. |
12 Welgelukzalig is de man, o HEERE, dien Gij tuchtigt, en dien Gij leert uit Uw wet, |
13 Om hem rust te geven van de kwade dagen, totdat de kuil voor den goddeloze gegraven wordt. |
14 Want fde HEERE zal Zijn volk niet begeven, en Hij zal Zijn erve niet verlaten. f 1 Sam. 12:22. Rom. 11:1, 2.  |
f 1 Sam. 12:22 Want de HEERE zal Zijn volk niet verlaten, om Zijns groten Naams wil, dewijl het den HEERE beliefd heeft ulieden Zich tot een volk te maken. Rom. 11:1 IK zeg dan: Heeft God Zijn volk verstoten? Dat zij verre; want ik ben ook een Israëliet, uit het zaad Abrahams, van den stam van Benjamin. Rom. 11:2 God heeft Zijn volk niet verstoten, hetwelk Hij tevoren gekend heeft. Of weet gij niet wat de Schrift zegt van Elía? Hoe hij God aanspreekt tegen Israël, zeggende: |
15 Want het oordeel zal wederkeren tot de gerechtigheid, en alle oprechten van hart zullen hetzelve navolgen. |
16 Wie zal voor mij staan tegen de boosdoeners? Wie zal zich voor mij stellen tegen de werkers der ongerechtigheid? |
17 Tenware dat de HEERE mij een Hulp geweest ware, mijn ziel had bijna in de stilte gewoond. |
18 Als ik zeide: Mijn voet wankelt, Uw goedertierenheid, o HEERE, ondersteunde mij. |
19 Als mijn gedachten binnen in mij vermenigvuldigd werden, hebben Uw vertroostingen mijn ziel verkwikt. |
20 Zou zich de stoel der schadelijkheden met U vergezelschappen, die moeite verdicht bij inzetting? |
21 Zij rotten zich tezamen tegen de ziel des rechtvaardigen, en zij verdoemen onschuldig bloed. |
22 Doch de HEERE is mij geweest tot een hoog Vertrek, en mijn God tot een Steenrots mijner toevlucht. |
23 En Hij zal hun ongerechtigheid op hen doen wederkeren, en Hij zal hen in hun boosheid verdelgen; de HEERE onze God zal hen verdelgen. |