Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
De weldaden der godzaligen |
1 DIE in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, die zal vernachten
in de schaduw des Almachtigen. |
2 Ik zal tot den HEERE zeggen: Mijn Toevlucht en mijn Burcht; mijn God, op Welken ik vertrouw. |
3 aWant Hij zal u redden van den strik des vogelvangers, van de zeer verderfelijke pestilentie. a Ps. 124:7. |
a Ps. 124:7 Onze ziel is ontkomen als een vogel uit den strik der vogelvangers; de strik is gebroken, en wij zijn ontkomen. |
4 Hij bzal u dekken met Zijn vlerken, en onder Zijn vleugelen zult gij betrouwen; Zijn waarheid is een rondas en beukelaar. b Ps. 57:2. |
b Ps. 57:2 Zijt mij genadig, o God, zijt mij genadig; want mijn ziel betrouwt op U en ik neem mijn toevlucht onder de schaduw Uwer vleugelen, totdat de verdervingen zullen voorbij zijn gegaan. |
5 cGij zult niet vrezen voor den schrik des nachts, voor den pijl die des daags vliegt, c Job 5:19, 20. Spr. 3:25. Hoogl. 3:8. |
c Job 5:19 In zes benauwdheden zal Hij u verlossen, en in de zevende zal u het kwaad niet aanroeren. Job 5:20 In den honger zal Hij u verlossen van den dood, en in den oorlog van het geweld des zwaards. Spr. 3:25 Vrees niet voor haastigen schrik, noch voor de verwoesting der goddelozen als zij komt. Hoogl. 3:8 Die altemaal zwaarden houden, geleerd ten oorlog, elk hebbende zijn zwaard aan zijn heup, vanwege den schrik des nachts. |
6 Voor de pestilentie die in de donkerheid wandelt, voor het verderf dat op den middag verwoest. |
7 Aan uw zijde zullen er duizend vallen, en tienduizend aan uw rechterhand; tot u zal het niet genaken. |
8 Alleenlijk zult gij het met uw ogen aanschouwen; en gij zult de vergelding der goddelozen zien. |
9 Want Gij, HEERE, zijt mijn Toevlucht. Den Allerhoogste hebt gij gesteld tot uw Vertrek; |
10 U zal geen kwaad wedervaren, en geen plaag zal uw tent naderen. |
11 dWant Hij zal Zijn engelen van u bevelen, dat zij u bewaren in al uw wegen. d Ps. 34:8. Matth. 4:6. Luk. 4:10. |
d Ps. 34:8 Cheth. De engel des HEEREN legert zich rondom degenen die Hem vrezen, en rukt hen uit. Matth. 4:6 En zeide tot Hem: Indien Gij Gods Zoon zijt, werp Uzelven nederwaarts; want er is geschreven, dat Hij Zijn engelen van U bevelen zal, en dat zij U op de handen zullen nemen, opdat Gij niet te eniger tijd Uw voet aan een steen aanstoot. Luk. 4:10 Want er is geschreven, dat Hij Zijn engelen van U bevelen zal, dat zij U bewaren zullen; |
12 eZij zullen u op de handen dragen, opdat gij uw voet aan geen steen stoot. e Luk. 4:11. |
e Luk. 4:11 En dat zij U op de handen nemen zullen, opdat Gij Uw voet niet te eniger tijd aan een steen stoot. |
13 Op den ffellen leeuw en de adder zult gij treden, gij zult den jongen leeuw en den draak vertreden. f Job 5:22, 23. |
f Job 5:22 Tegen de verwoesting en tegen den honger zult gij lachen, en voor het gedierte der aarde zult gij niet vrezen. Job 5:23 Want met de stenen des velds zal uw verbond zijn, en het gedierte des velds zal met u bevredigd zijn. |
14 Dewijl hij Mij zeer bemint, spreekt God, zo zal Ik hem uithelpen; Ik zal hem op een hoogte stellen, want hij kent Mijn Naam. |
15 Hij zal Mij aanroepen, en Ik zal hem verhoren; in de benauwdheid zal Ik bij hem zijn; Ik zal er hem uittrekken en zal hem verheerlijken. |
16 Ik zal hem met langheid der dagen verzadigen, en Ik zal hem Mijn heil doen zien. |