Statenvertaling.nl

sample header image

Psalm 91 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Psalm 91

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

De psalmist stelt hier de gesteldheid aller godzaligen in deze wereld, verhalende de menigvuldige weldaden die degenen ontvangen die zich ganselijk op den Heere verlaten.
 
De weldaden der godzaligen
1 DIE 1in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, die zal vernachten 1in de schaduw 2des Almachtigen.
1 . 1 Dat is, onder de bescherming. Vgl. Num. 14:9. Ruth 2:12. Ps. 17:8; 36:8; 61:5; 63:8. Hos. 14:8 met de aant. verwijsteksten
2 Van het woord schaddai, hetwelk in het Hebreeuws staat, zie Gen. 17:1. verwijsteksten
 
2 3Ik zal tot den HEERE zeggen: Mijn Toevlucht en mijn Burcht; mijn God, op Welken ik vertrouw.
3 Of: Ik zeg van den HEERE.
 
3 aWant 4Hij zal u redden 5van den strik 6des vogelvangers, van de zeer verderfelijke pestilentie.
a Ps. 124:7. verwijsteksten
4 Met deze woorden schijnt de profeet zichzelven aan te spreken. Of hij keert zijn ziel tot den gelovigen mens.
5 Zie dergelijke manier van spreken Ps. 10:9. verwijsteksten
6 Dat is, alle listige, zo geestelijke als lichamelijke vijanden, inzonderheid de duivel, die altijd rondom ons gaat, zoekende ons te verscheuren. God gebruikt den dienst zo der goede als der kwade engelen om Zijn oordelen uit te voeren. Zie 2 Sam. 24:16. 2 Kon. 19:35. 1 Kor. 10:10. verwijsteksten
 
4 Hij bzal u dekken met Zijn vlerken, en 7onder Zijn vleugelen zult gij betrouwen; 8Zijn waarheid is een rondas en beukelaar.
b Ps. 57:2. verwijsteksten
7 Zie Ruth 2 op vers 12. verwijsteksten
8 Dat is, de vastheid Zijner heilige beloften zal u dienen om u te beschutten, gelijk des mensen lichaam voor de slagen en schoten des vijands beschut wordt met een breed schild. Dit schrijft Paulus aan het geloof toe, Ef. 6:16, omdat hetzelve Gods beloften aangrijpt. verwijsteksten
 
5 cGij zult niet vrezen voor 9den schrik des nachts, voor den pijl die des daags vliegt,
c Job 5:19, 20. Spr. 3:25. Hoogl. 3:8. verwijsteksten
9 Of: vervaardheid; dat is, voor hetgeen dat den mens des nachts een schrik aanjaagt.
 
6 Voor de pestilentie die in de donkerheid wandelt, voor het verderf dat 10op den middag verwoest.
10 Dat is, openlijk; alzo ook Jer. 15:8. Alsof hij zeide: Gij zult niet vrezen voor de pestilentie, noch des nachts, noch des daags; ofschoon zij er velen rondom u heen wegrukt, de Heere zal u bewaren; welverstaande, indien het tot Zijn eer en tot uw zaligheid is strekkende. verwijsteksten
 
7 Aan 11uw zijde zullen er duizend 12vallen, en tienduizend aan uw rechterhand; tot u 13zal het niet genaken.
11 Te weten aan uw linkerzijde.
12 Versta: door de pestilentie gedood zijnde.
13 Of: zal zij, te weten de pestilentie, van dewelke gesproken is vers 6. verwijsteksten
 
8 Alleenlijk zult gij het met uw ogen 14aanschouwen; en gij zult de 15vergelding der goddelozen zien.
14 Te weten hoe de goddelozen met zulke plagen schrikkelijk zullen aangetast worden.
15 Dat is, hoe den goddelozen hun boosheid zal vergolden en hoe zij van God zullen gestraft worden.
 
9 Want Gij, HEERE, zijt mijn Toevlucht. Den Allerhoogste 16hebt gij gesteld tot 17uw Vertrek;
16 Men mag dit nemen alsof de profeet zichzelven of zijn ziel aansprak; of dat hij zijn rede keerde tot den gelovigen mens, als vers 3. verwijsteksten
17 Te weten waar gij zekerlijk wonen en blijven moogt.
 
10 U zal geen kwaad wedervaren, en geen plaag zal uw tent naderen.
11 dWant Hij zal Zijn engelen van u bevelen, dat zij u bewaren 18in al uw wegen.
d Ps. 34:8. Matth. 4:6. Luk. 4:10. verwijsteksten
18 Te weten in al die wegen die u van God bevolen zijn om daarin te wandelen. Deze woorden liet de duivel uit, toen hij dit vers citeerde, met Christus disputerende, Matth. 4:6. verwijsteksten
 
12 eZij zullen u op de handen dragen, opdat gij uw voet aan geen steen stoot.
e Luk. 4:11. verwijsteksten
 
13 19Op den ffellen leeuw en de adder 20zult gij treden, gij zult den jongen leeuw en den draak vertreden.
19 Of: Over.
f Job 5:22, 23. verwijsteksten
20 Te weten zonder daarvan beschadigd te worden. Versta onder den naam van leeuw en adder ook alle andere dingen die den mens kunnen hinderen of schaden aan ziel of aan lichaam. Zij worden alle overwonnen door het geloof, Mark. 16:17, 18. Hebr. 11:33, 34. Zie het voorbeeld van David, 1 Sam. 17:34, van de drie jongelingen, Daniël 3, en van Daniël, Dan. 6:23. verwijsteksten
 
14 Dewijl 21hij Mij zeer bemint, spreekt God, zo zal Ik hem uithelpen; Ik zal hem op een hoogte stellen, want 22hij kent Mijn Naam.
21 Hij, te weten de gelovige man.
22 Hij kent Mijn Naam, dat is, hij heeft Mij zeer lief, als Ps. 1:6. Of: hij kent Mij voor zijn God, op Denwelken hij zijn vertrouwen stelt. Zie Ps. 9 op vers 11. verwijsteksten
 
15 Hij 23zal Mij aanroepen, en Ik zal hem verhoren; in de benauwdheid zal Ik bij hem zijn; Ik zal er hem uittrekken en zal hem verheerlijken.
23 Of: Als hij Mij zal aanroepen, zo zal Ik hem verhoren.
 
16 Ik 24zal hem met langheid der dagen verzadigen, en Ik zal hem 25Mijn heil doen zien.
24 Daar staat geschreven van Abraham, Izak, David, Job, enz., dat zij zat van dagen waren, Gen. 25:8; 35:29. 1 Kron. 23:1. Job 42:17. verwijsteksten
25 Of: Mijn zaligheid. Dit mag men bekwamelijk verstaan van de eeuwige zaligheid en verlossing, welke is de voornaamste weldaad die God den vromen bewijst, en die op hun lang leven en op het afsterven volgt.

Einde Psalm 91