Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
De profeet spreekt in dezen psalm van de heerlijkheid der gemeente Gods; mitsgaders van den aanwas en de uitbreiding derzelve onder de heidenen door de komst van Christus. |
Sions heerlijkheid |
1 EEN1 psalm, een lied voor de kinderen van Korach. 2Zijn grondslag is op de bergen der heiligheid. |
| 1 Zie Ps. 48:1. |
| Ps. 48:1 EEN lied, een psalm, voor de kinderen van Korach. |
| 2 Te weten van den tempel, die gebouwd was op den berg Moria, waaraan de berg Sion lag, 2 Kron. 3:1. Enigen verstaan door het woord zijn dezen psalm, wiens grond of stof is te spreken van de kerk van Christus, die in den tempel samenkwam om den Heere te loven. |
| 2 Kron. 3:1 EN Sálomo begon het huis des HEEREN te bouwen te Jeruzalem op den berg Moría, die zijn vader David gewezen was, in de plaats die David toebereid had op den dorsvloer van Ornan, den Jebusiet. |
|
2 De HEERE bemint de poorten Sions, boven alle woningen 3Jakobs. |
| 3 Dat is, der Israëlieten. |
|
3 Zeer heerlijke dingen worden 4van u gesproken, 5o stad Gods. 6Sela. |
| 4 Dat is, u aangaande. Anders: in u. Zie Jesaja 40; 41; 42. Zie ook Job 27 op vers 11. |
| Jesaja 40 TROOST, troost Mijn volk, zal ulieder God zeggen. Jesaja 41 ZWIJGT voor Mij, gij eilanden, en laat de volken de kracht vernieuwen; laat ze toetreden, laat ze dan spreken; laat ons tezamen ten gerichte naderen. Jesaja 42 ZIE, Mijn Knecht, Dien Ik ondersteun, Mijn Uitverkorene, in Denwelken Mijn ziel een welbehagen heeft. Ik heb Mijn Geest op Hem gegeven, Hij zal het recht den heidenen voortbrengen. Job 27:11 (kt.) Ik zal ulieden leren van de hand Gods; wat bij den Almachtige is, zal ik niet verhelen. |
| 5 Dat is, Jeruzalem, welke stad God Zich toegeheiligd heeft om aldaar Zijn dienst op te richten en gelijk als Zijn woning aldaar te nemen. Wat voor heerlijke dingen van deze stad gesproken worden, zie Jesaja 54; 60; 62; 65. Openbaring 21; 22 en hier het volgende vers, waar God Zelf van de kerk spreekt. |
| Jesaja 54 ZING vrolijk, gij onvruchtbare, die
niet gebaard hebt, maak geschal met vrolijk gezang, en juich, die geen barensnood gehad hebt, want de kinderen der eenzame zijn meer dan de kinderen der getrouwde, zegt de HEERE. Jesaja 60 MAAK u op, word verlicht, want uw Licht komt, en de heerlijkheid des HEEREN gaat over u op. Jesaja 62 OM
Sions wil zal ik niet zwijgen, en om Jeruzalems wil zal ik niet stil zijn, totdat haar Gerechtigheid voortkome als een glans, en haar Heil als een fakkel die brandt. Jesaja 65 IK ben gevonden van hen die naar Mij niet vraagden, Ik ben gevonden van degenen die Mij niet zochten; tot het volk dat naar Mijn Naam niet genoemd was, heb Ik gezegd: Zie, hier ben Ik, zie, hier ben Ik. Openbaring 21 EN
ik zag een nieuwen hemel en een nieuwe aarde; want de eerste hemel en de eerste aarde was voorbijgegaan, en de zee was niet meer. Openbaring 22 EN hij toonde mij een zuivere rivier van het water des levens, klaar als kristal, voortkomende uit den troon Gods en des Lams. |
| 6 Zie Ps. 3:3. |
| Ps. 3:3 Velen zeggen van mijn ziel: Hij heeft geen heil bij God. Sela. |
|
4 Ik zal 7Rahab en Babel 8vermelden onder degenen die Mij kennen; zie, 9de Filistijn en 9de Tyriër, met 10den Moor, 11deze is aldaar geboren. |
| 7 Dat is, Egypte. Alzo wordt Egypte ook genoemd Ps. 89:11. Jes. 30:7; 51:9. De zin der woorden van dit vers is, dat de tijd zal komen, wanneer God de Egyptenaars en Babyloniërs zal rekenen onder Zijn volk, hun mededelende Zijn kennis, waar zij tevoren vreemd van waren en het volk Gods verdrukten. Zie Jes. 19:19, 21, 25. Egypte wordt Rahab genoemd vanwege zijn hovaardij (hetwelk het woord betekent) of van de een of andere sterke stad daarin gelegen. Onder de namen der natiën die in dit vers genoemd staan, moet men allerlei volken verstaan. Zie Hand. 2:9, 10. Ef. 2:12. Kol. 3:11. |
| Ps. 89:11 Gij hebt Rahab verbrijzeld als een verslagene; Gij hebt Uw vijanden verstrooid met den arm Uwer sterkte. Jes. 30:7 Want Egypte zal ijdellijk en tevergeefs helpen; daarom heb Ik hierover geroepen: Stilzitten zal hun sterkte zijn. Jes. 51:9 Ontwaak, ontwaak, trek sterkte aan, gij arm des HEEREN; ontwaak als in de verleden dagen, als in de geslachten vanouds; zijt gij het niet die Rahab uitgehouwen hebt, die den zeedraak verwond hebt? Jes. 19:19 Te dien dage zal de HEERE een altaar hebben in het midden van Egypteland, en een opgericht teken aan zijn landpale voor den HEERE. Jes. 19:21 En de HEERE zal den Egyptenaars bekend worden, en de Egyptenaars zullen den HEERE kennen te dien dage; en zij zullen Hem dienen met slachtoffer en spijsoffer, en zij zullen den HEERE een gelofte beloven en betalen. Jes. 19:25 Want de HEERE der heirscharen zal ze zegenen, zeggende: Gezegend zij Mijn volk, de Egyptenaars, en de Assyriërs, het werk Mijner handen, en Israël, Mijn erfdeel. Hand. 2:9 Parthers en Meders en Elamieten, en die inwoners zijn van Mesopotámië, en Judéa, en Cappadócië, Pontus en Azië, Hand. 2:10 En Frygië, en Pamfylië, Egypte en de delen van Libië, hetwelk bij Cyréne ligt, en uitlandse Romeinen, beide Joden en Jodengenoten, Ef. 2:12 Dat gij in dien tijd waart zonder Christus, vervreemd van het burgerschap Israëls, en vreemdelingen van de verbonden der belofte, geen hoop hebbende, en zonder God in de wereld. Kol. 3:11 Waarin niet is Griek en Jood, besnijdenis en voorhuid, barbaar en
Scyth, dienstknecht en vrije, maar Christus is alles en in allen. |
| 8 Te weten ten beste, dat is, zij zullen door de predicatie van het Heilig Evangelie ook tot de kennis van den waren God te hunner tijd gebracht worden. |
| 9 . 9 Hebr. Filistea, Tyrus. Van de bekering der Tyriërs zie Ps. 45:13. |
| Ps. 45:13 En de dochter van Tyrus, de rijken onder het volk, zullen uw aangezicht met geschenk smeken. |
| 10 Hebr. Cusch. Van de bekering der Moren tot Christus zie Ps. 68:32; 72:10. Hand. 8:27. |
| Ps. 68:32 Prinselijke gezanten zullen komen uit Egypte; Morenland zal zich haasten zijn handen tot God uit te strekken. Ps. 72:10 De koningen van Tarsis en de eilanden zullen geschenken aanbrengen, de koningen van Scheba en Seba zullen vereringen toevoeren. Hand. 8:27 En hij stond op en ging heen. En zie, een Moorman, een kamerling en een machtig heer van Candacé, de koningin der Moren, die over al haar schat was, welke was gekomen om aan te bidden te Jeruzalem; |
| 11 Alsof hij zeide: De tijd zal komen dat men van de Filistijnen, Tyriërs en Moren zal zeggen, dat zij te Jeruzalem (welke is ons aller moeder, Gal. 4:26), dat is, in de christelijke kerk geboren zijn; dat is, dat zij tot Gods kerk en het hemelse Jeruzalem behoren. |
| Gal. 4:26 Maar Jeruzalem dat boven is, dat is vrij, hetwelk is ons aller moeder. |
|
5 En 12van Sion zal gezegd worden: 13Die en die is 14daarin 15geboren; en 16de Allerhoogste Zelf zal haar bevestigen. |
| 12 Dat is, van de stad Jeruzalem, die aan den berg Sion ligt, dat is, van de christelijke gemeente. |
| 13 Hebr. Man en man, dat is, die en die, te weten vele en verscheidene natiën en volken. Zie Hand. 2:9, 10, 11. |
| Hand. 2:9 Parthers en Meders en Elamieten, en die inwoners zijn van Mesopotámië, en Judéa, en Cappadócië, Pontus en Azië, Hand. 2:10 En Frygië, en Pamfylië, Egypte en de delen van Libië, hetwelk bij Cyréne ligt, en uitlandse Romeinen, beide Joden en Jodengenoten, Hand. 2:11 Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze talen de grote werken Gods spreken. |
| 14 Te weten in de stad van Jeruzalem. |
| 15 Geboren, te weten door de predicatie van het Heilig Evangelie en den Heiligen Geest. |
| 16 Dat is, de Allerhoogste Zelf zal haar zo vast maken, dat de poorten der hel tegen haar niet zullen vermogen, Matth. 16:18. |
| Matth. 16:18 En Ik zeg u ook, dat gij zijt Petrus, en op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten der hel zullen dezelve niet overweldigen. |
|
6 De HEERE zal 17hen rekenen 18in het opschrijven der volken, zeggende: Deze is 19aldaar geboren. Sela. |
| 17 Te weten die die zich tot de christelijke kerk begeven zullen. |
| 18 Een manier van spreken bij gelijkenis genomen van de overheden, die boek of register houden van de ingezetenen hunner steden, om de uitheemsen van de ingeborenen te onderscheiden. Zie Ps. 22:31. |
| Ps. 22:31 Het zaad zal Hem dienen; het zal den Heere aangeschreven worden tot in geslachten. |
| 19 Te weten te Jeruzalem, of in Sion; dat is, hij is den Heere toebehorende. Zie vers 4. |
| vers 4 Ik zal Rahab en Babel vermelden onder degenen die Mij kennen; zie, de Filistijn en de Tyriër, met den Moor, deze is aldaar geboren. |
|
7 20En de zangers gelijk de speellieden, mitsgaders 21al mijn fonteinen, 22zullen binnen u zijn. |
| 20 Anders: Daarom zingen en springen al mijn fonteinen. De zin is: Met grote vreugde zal God geloofd worden in Zijn gemeente, die zowel uit de heidenen als uit de Joden zal vergaderd worden. Een manier van spreken genomen van het gebruik der kerk des Ouden Testaments, alwaar God met muziekinstrumenten placht geloofd te worden, 1 Kron. 9:33; 25:1, 2. |
| 1 Kron. 9:33 Uit
dezen zijn ook de zangers, hoofden der vaderen onder de Levieten in de kamers, dienstvrij; want dag en nacht was het op hen, in dat werk te zijn. 1 Kron. 25:1 EN David, mitsgaders de oversten des heirs, scheidde af tot den dienst, van de kinderen van Asaf en van Heman en van Jedúthun, die met harpen, met luiten en met cimbalen profeteren zouden; en die onder hen geteld werden, waren mannen, bekwaam tot het werk van hun dienst. 1 Kron. 25:2 Van de kinderen van Asaf waren Zakkur en Jozef en Nethánja en Asaréla, kinderen van Asaf; aan de hand van Asaf, die aan des konings handen profeteerde. |
| 21 Dat is, al mijn hartgrondige genegenheden en binnenste gedachten des harten, die als fonteinen of springaders zijn, waaruit alle woorden en werken vloeien. Zie Ps. 103:1. Men kan ook door de fonteinen hier verstaan de giften en menigerlei gaven des Heiligen Geestes. |
| Ps. 103:1 EEN psalm van David. Loof den HEERE, mijn ziel, en al wat binnen in mij is, Zijn heiligen Naam. |
| 22 Of: van u zijn, te weten, o Sion. Hier wordt voorzegd de blijdschap die er in de wereld wezen zou vanwege de bekering der heidenen tot Christus. |