Statenvertaling.nl

sample header image

Psalm 83 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Psalm 83

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

Een klacht der gemeente Gods over de raadslagen der goddelozen tegen haar; biddende dat Hij dezelve wil straffen, gelijk Hij eertijds de vervolgers Zijns volks gestraft heeft.
 
Gebed om hulp tegen vijanden
1 EEN lied, een psalm 1van Asaf.
1 Of: voor Asaf, als Ps. 80:1. verwijsteksten
 
2 O God, 2zwijg niet, houd U niet als doof, en zijt niet stil, o God.
2 Hebr. U zij geen stilzwijgen. De psalmist bidt dat God Zich wil opmaken om Zijn volk te helpen en hen over hun vijanden te wreken. Aldus wordt het woord stilzwijgen ook gebruikt Richt. 18:9. Zie de aant. Ps. 109 op vers 1. verwijsteksten
 
3 Want zie, Uw 3vijanden 4maken getier, en Uw haters 5steken den kop op.
3 De zin is: Onze vijanden, die ook Uw vijanden zijn, dewijl wij Uw volk zijn. Wie deze vijanden geweest zijn, zie vss. 7, 8, 9. verwijsteksten
4 Te weten tegen ons, als vers 4. verwijsteksten
5 Te weten stoutelijk en vermetellijk, als triomferende over U en over Uw volk. Richt. 8:28 wordt deze manier van spreken ook gebruikt. verwijsteksten
 
4 Zij maken listiglijk een heimelijken aanslag 6tegen Uw volk, en beraadslagen 7tegen Uw verborgenen.
6 Te weten tegen ons, die Uw volk zijn.
7 Dat is, tegen die die hun toevlucht tot U nemen om zichzelve en de hunnen te bergen onder Uw bewaring en bescherming. Of: die Gij als een waardig kleinood houdt en in Uw trouwe bewaring neemt en welker leven met Christus in God verborgen is, Kol. 3:3. verwijsteksten
 
5 Zij hebben gezegd: Komt, en laat ons hen uitroeien, dat zij 8geen volk meer zijn; dat aan den naam Israëls niet meer gedacht worde.
8 Aldus beraadslaagt Moab, en andere natiën, tegen Israël. En hetzelfde is Moab naderhand wedervaren, Jer. 48:2, 42. verwijsteksten
 
6 Want zij hebben in het hart tezamen geraadslaagd; 9tegen U hebben zij een verbond gemaakt;
9 Dat is, zij hebben zich tezamen verbonden om het volk Gods den krijg aan te doen. Zie Jer. 34:18, 19. verwijsteksten
 
7 10De tenten Edoms en der Ismaëlieten, Moab en 11de Hagarenen,
10 Dat is, de krijgslieden, die zich in tenten onthouden. Zie dergelijke manier van spreken Richt. 7:13, 14. 2 Kon. 7:7, 10. Jer. 6:3. Hab. 3:7. Of versta hier de families en geslachten van Edom, Ismaël, enz., die in tenten woonden. verwijsteksten
11 Te weten de nakomelingen van Hagar, Abrahams dienstmaagd, waaronder verstaan worden degenen die van Ismaël, Hagars zoon, gesproten zijn.
 
8 12Gebal en Ammon en Amalek, 13Palestina met de inwoners van Tyrus;
12 Dat is, de Gebalieten, die in de stad of het land van Gebal woonden, gelegen in Fenicië, bij Sidon. Van Gebal of Gibla waren de steenhouwers die Salomo gebruikte tot den bouw des tempels, 1 Kon. 5:18. Zie ook van dezen Ez. 27:9. verwijsteksten
13 Dat is, de Filistijnen. Het land wordt genomen voor het volk dat daarin woonde.
 
9 Ook heeft zich Assur bij hen gevoegd; zij zijn 14den kinderen van Lot 15tot een arm geweest. Sela.
14 Dat is, den Moabieten en Ammonieten, hiervoor gemeld, die van Lot gesproten waren, Gen. 19:37, 38. En het laat zich aanzien, dat hier uitdrukkelijk van Lot wordt gewag gemaakt, om de onwaardigheid der zaak aan te wijzen, dat diegenen die gekomen waren van Abrahams neef, hun bloedverwanten zochten uit te roeien. verwijsteksten
15 Dat is, tot een sterke hulp. Zie deze wijze van spreken ook Ps. 37:17. Jer. 17:5. verwijsteksten
 
10 16Doe hun als Midian, als 17Sísera, als 18Jabin aan de beek Kison,
16 Dat is, verdelg hen, gelijk Gij eertijds de Midianieten verdelgd hebt, toen zij onze voorvaderen bestreden, Richt. 7:13, 22. verwijsteksten
17 Zie Richt. 4:15; 5:19, 21, enz. verwijsteksten
18 Jabin is geweest koning der Kanaänieten. Zie Richt. 4:2. verwijsteksten
 
11 Die verdelgd zijn te 19Endor; zij zijn geworden 20tot drek der aarde.
19 Een stad gelegen bij de Kison, Thaänach en bij het water van Megiddo. Zie Joz. 17:11. Richt. 5:19. verwijsteksten
20 Dat is, zij lagen te verrotten boven de aarde, onbegraven. Zie Jer. 8:2; 16:4. verwijsteksten
 
12 21Maak hen en hun 22prinsen als 23Oreb en als Zeëb, en al hun vorsten als 24Zebah en als 24Zalmûna,
21 Hebr. Stel.
22 Zie Job 12 op vers 21. verwijsteksten
23 Oreb en Zeëb zijn geweest twee vorsten der Midianieten, van Gideon verslagen, Richt. 7:25; 8:11, 12. verwijsteksten
24 . 24 Twee koningen der Midianieten, die Gideon heeft verslagen, Richt. 8:21. verwijsteksten
 
13 Die zeiden: Laat ons de 25schone woningen Gods voor ons in erfelijke bezitting nemen.
25 Te weten het land van Kanaän, waar God woont in het midden Zijns volks. Zie Ex. 15:13. verwijsteksten
 
14 Mijn God, maak hen 26als een wervel, als stoppelen voor den wind.
26 Anders: bol, rad, dat is, ongestadig en wankelbaar, zodat zij niet weten wat zij doen of waarheen zij vluchten zullen.
 
15 27Gelijk het vuur een woud verbrandt, en gelijk de vlam 28de bergen aansteekt,
27 Zie dergelijke manieren van spreken Deut. 32:22. verwijsteksten
28 Versta de bomen en struwelen die op de bergen staan. Of versta de zwavelbergen die ook zelve branden.
 
16 Vervolg hen alzo met Uw 29onweder, en verschrik hen met Uw draaiwind.
29 Zie de aant. Job 9 op vers 17. verwijsteksten
 
17 Maak hun aangezicht vol schande, 30opdat zij, o HEERE, Uw Naam zoeken.
30 Dat is, maak dat zij zelfs huns ondanks U moeten bekennen machtiger te zijn dan zij zijn, en dat zij tot U moeten roepen, als zij Uw plagen gevoelen. Zie Ex. 8:8. Ps. 18:42. Anders: dat men Uw Naam zoeke, dat is, dat de vromen hierdoor mogen veroorzaakt zijn hun vertrouwen te meer op Uw goedheid en mogendheid te zetten en tot U hun toevlucht te nemen. verwijsteksten
 
18 Laat hen beschaamd en verschrikt wezen tot in der eeuwigheid, en laat hen schaamrood worden en omkomen;
19 31Opdat zij weten, dat Gij alleen met Uw Naam zijt de HEERE, de Allerhoogste over de ganse aarde.
31 Of: Opdat men wete, als vers 17. verwijsteksten

Einde Psalm 83