Statenvertaling.nl

sample header image

Psalm 80 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Psalm 80

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

De psalmist klaagt over den ellendigen stand der kerk, dewijl de vorige menigvuldige weldaden van God aan hen bewezen, nu veranderd waren in benauwdheden en vervolgingen, biddende om verlossing uit dezelve, met belofte van dankbaarheid.
 
Gebed om herstel van Israël
1 VOOR1 den opperzangmeester, op 1Schóschannim; 2een getuigenis, een psalm 3van Asaf.
1 . 1 Zie de aant. op Ps. 45:1. verwijsteksten
2 Dat is, een betuiging of verklaring van het geloof aan Gods genadige belofte in de grote zwarigheid Zijner kerk.
3 Of: voor Asaf, als Ps. 79:1. verwijsteksten
 
2 4O Herder Israëls, neem ter ore, Die 5Jozef als schapen leidt; 6Die tussen de cherubs zit, 7verschijn blinkende.
4 Vgl. Ps. 23:1; 48:15. Jes. 40:11. Ez. 34:12, 14, 15. Joh. 10:11. 1 Petr. 2:25. verwijsteksten
5 Jozef, dat is, de nakomelingen van Jozef, te weten de stammen van Efraïm en Manasse, die van Jozef afkomstig waren. De Heilige Schrift begrijpt somtijds onder den naam van Jozef al de andere stammen, en voornamelijk de tien stammen, overmits Jozef de voornaamste en geachtste was onder de kinderen van Jakob. Zie Gen. 49:26. Ps. 81:6. verwijsteksten
6 Of: Die op de cherubs pleegt te zitten; want nadat de tempel door de Chaldeeën was afgebroken en geruïneerd, zo zat de Heere niet langer op de cherubs. Van de cherubs zie de aant. op 1 Sam. 4:4. verwijsteksten
7 Dat is, toon ons Uw gunst en genade, ons verlossende uit deze langdurige gevangenis, in dewelke wij nu langen tijd als in duisternis gezeten hebben.
 
3 8Wek Uw macht op voor het aangezicht van 9Efraïm en 9Benjamin en 9Manasse, en kom tot onze verlossing.
8 Dat is, toon en doe Uw macht blijken, die nu een tijdlang als geslapen heeft.
9 . 9 . 9 Dat is, voor de stammen of nakomelingen van Efraïm, Benjamin en Manasse. Deze drie stammen waren bij elkander gelegerd aan de westzijde des tabernakels, Num. 2:17, 18, 20, 22; 10:21, 22, 23, 24. Daarom worden zij hier en 1 Kron. 9:3, en elders meer, gelijkelijk genoemd. verwijsteksten
 
4 10O God, 11breng ons weder, en 12alaat Uw aanschijn lichten, zo zullen wij verlost worden.
10 Dit vers wordt weder verhaald vss. 8, 20. verwijsteksten
11 Te weten in onzen vorigen staat, of uit onze gevangenis en ballingschap, in het land waaruit wij vervoerd zijn. Anders: verkwik ons, als Ps. 23:3. verwijsteksten
12 Te weten over ons. Zie de aantt. Num. 6 op vss. 25, 26. verwijsteksten
a Ps. 4:7; 31:17; 67:2. Dan. 9:17. verwijsteksten
 
5 O HEERE, God der heirscharen, hoelang zult Gij 13roken tegen het gebed Uws volks?
13 Dat is, toornig zijn, ons gebed in grote toornigheid verstotende. Het is een gelijkenis ziende op het gelaat dergenen die zeer vertoornd zijn. Zie Ps. 74:1. verwijsteksten
 
6 14Gij spijst hen 15met tranenbrood, en drenkt hen met tranen uit 16een drieling.
14 Dat is, Gij spijst ons. Zie Ps. 42:4. verwijsteksten
15 De zin dezer woorden is, dat hun het lijden zo gemeen is als eten en drinken, en dat zij met zeer grote zwarigheden bezocht werden. Of: tranenbrood, dat is, brood in de tranen gedoopt; of tranen in de plaats van brood, als Ps. 42:4. verwijsteksten
16 Of: een grote maat. Het Hebreeuwse woord betekent een maat, hetzij van natte, als hier, of droge waren, als het schijnt genomen te worden Jes. 40:12, waar drie gemene maten ingaan, waarvan de grootte ons onbekend is. verwijsteksten
 
7 Gij hebt ons 17onzen naburen 18tot een twist gesteld, en bonze vijanden 19spotten onder elkander.
17 Te weten den Edomieten, als Ps. 79:4, en anderen goddelozen. verwijsteksten
18 Dat is, zij twisten en dwarsdrijven dagelijks tegen ons. Of: zij twisten onder elkander, wie de eer zal hebben van ons te onderdrukken.
b Ps. 44:14; 79:4. verwijsteksten
19 Te weten met ons, als zij zien dat het ons kwalijk gaat.
 
8 O God der heirscharen, 20breng ons weder, en laat Uw aangezicht lichten, zo zullen wij verlost worden.
20 Zie vers 4. verwijsteksten
 
9 Gij hebt een 21wijnstok uit Egypte overgebracht, hebt 22de heidenen verdreven en hebt 23denzelven geplant.
21 Aldus noemt hij de kerk en het volk van Israël, als ook Jes. 5:1, 7. Jer. 2:21. Matth. 21:33. Mark. 12:1. Luk. 20:9. verwijsteksten
22 Versta hier de zeven natiën der Kanaänieten. Zie het boek Jozua. Ps. 44:3; 78:55. verwijsteksten
23 Te weten wijnstok, Ex. 15:17. Ps. 44:3. verwijsteksten
 
10 Gij hebt de plaats voor hem 24bereid, en zijn wortelen 25doen inwortelen, zodat hij het land 26vervuld heeft.
24 Dat is, Gij hebt de Kanaänieten voor hun aangezicht uitgestoten en verdreven, Ex. 23:28. Joz. 24:12. Zie de aant. op Gen. 24:31 aangaande de betekenis van het Hebreeuwse woord, hetwelk eigenlijk betekent uitzuiveren, reinigen, uitkeren. verwijsteksten
25 Dat is, diep en vast in de aarde doen wassen.
26 Te weten met zijn ranken.
 
11 27De bergen zijn met zijn schaduw bedekt geweest, en zijn ranken waren als 28cederbomen Gods.
27 De psalmist geeft te kennen dat het volk van Israël zeer vermenigvuldigd is geweest, door het gehele land Kanaän.
28 Dat is, zeer grote, zeer hoge cederbomen. Zie de aant. Gen. 13:10. Ps. 36:7 staat bergen des Heeren, dat is, grote en hoge bergen. Of cederbomen Gods betekent hier: cederbomen van God Zelven geplant, als Ps. 104:16. verwijsteksten
 
12 29Hij schoot zijn ranken uit 30tot aan de zee, en zijn scheuten tot 31aan de rivier.
29 Te weten de wijnstok, dat is, het volk Gods, het volk van Israël.
30 Te weten tot aan de Middellandse Zee, als Ps. 72:8. verwijsteksten
31 Te weten Eufraat, als Ps. 72:8. verwijsteksten
 
13 Waarom hebt Gij 32zijn muren doorgebroken, zodat allen die den weg voorbijgaan, hem plukken?
32 Dat is, zijn sterkten of vastigheden, welke verbroken zijnde, zo ligt het land open tot een prooi zijner vijanden. Zie Ps. 89:41, 42. Jes. 5:5. verwijsteksten
 
14 33Het zwijn uit het woud heeft hem uitgewroet, en 34het wild des velds heeft hem afgeweid.
33 Aldus noemt hij de vijanden en vervolgers van Gods volk, als Ps. 68:31, welke in die tijden inzonderheid waren de Assyriërs en Babyloniërs, als te lezen is 2 Kon. 17:6; 25:1. verwijsteksten
34 Hier kan men verstaan de wilde dieren waarmede God Zijn volk is dreigende, Lev. 26:22. Of de wrede tirannen, gelijk in ditzelve vers door de wilde zwijnen wordt te verstaan gegeven. Zie Job 4 op vers 11. verwijsteksten
 
15 O God der heirscharen, 35keer toch weder; aanschouw uit den hemel, en zie, en 36bezoek dezen wijnstok,
35 Te weten tot onze hulp, dewelke Gij, op ons vertoornd zijnde, nu langen tijd ons hebt onttrokken.
36 Zie de aant. Gen. 21 op vers 1. Job 5:24. verwijsteksten
 
16 En den stam dien Uw rechterhand geplant heeft, en dat 37om den Zoon, 38Dien Gij U gesterkt hebt.
37 Versta hier den Zone Gods. Vgl. Ps. 2:7. Jes. 9:5. Dan. 9:17, en hier vers 18. Anderen verstaan door den zoon hier een jonge spruit, en duiden het op Israël of de gemeente Gods. verwijsteksten
38 Vgl. Jes. 49:1, 2, 3, 4, 5, 8, enz. Anders: (spruit) die Gij groot en sterk gemaakt hebt tot Uw eer, en om vrucht daarvan te genieten. verwijsteksten
 
17 39Hij is met vuur verbrand, hij is afgehouwen; 40zij komen om van het schelden Uws aangezichts.
39 Te weten de stam, vers 16, of de wijnstok, als vers 9. verwijsteksten
40 Te weten de mensen, en met name Uw volk Israël (van hetwelk hier gesproken wordt) vergaat, wanneer Gij Uw aangezicht tegen hetzelve zet om den vloek tegen hem uit te spreken. Zie Ps. 9, de aant. op vers 6. verwijsteksten
 
18 41Uw hand zij 42over den Man Uwer rechterhand, over des mensen Zoon, Dien Gij U gesterkt hebt.
41 Versta dit vers van den Zone Gods, den Messias, van Denwelken gesproken is vers 16. Uw hand zij over Hem, is zoveel als: Zijt met Hem, onderhoud Hem en bevorder Zijn Rijk. Zie gelijke manier van spreken Ezra 7:6, enz., en vgl. Ps. 118:25. Jes. 11:2, 3; 61:1. Hand. 10:38. verwijsteksten
42 Dat is, Dien Gij zo liefhebt als Uw rechterhand. Zie Gen. 35:18. Of: den Man Die Uw Naaste of Metgezel is, Zach. 13:7 (als zijnde Uw eeuwige Zoon) en door Welken Gij Uw kracht uitstrekt, alles geschapen hebt, onderhoudt en regeert, Joh. 1:3. Kol. 1:16. Hebr. 1:2, 3, en tot Welken Gij gezegd hebt: Zit tot Mijn rechterhand, enz., Ps. 110:1, genoemd des mensen Zoon, Ps. 8:5. Hebr. 2:6, 9, en doorgaans in het Nieuwe Testament, gelijk Hij ook alzo verschenen is, Dan. 7:13. Bij dezen man (alsook bij des mensen zoon, waarvan terstond volgt) verstaan sommigen het volk van Israël, die ook Gods eerstgeboren zoon genoemd wordt, Ex. 4:22. verwijsteksten
 
19 Zo zullen wij van U niet terugkeren; behoud ons in het leven, zo zullen wij Uw Naam aanroepen.
20 O HEERE, God der heirscharen, 43breng ons weder; 44laat Uw aanschijn lichten, zo zullen wij verlost worden.
43 Zie vers 4. verwijsteksten
44 Zie vers 4. verwijsteksten

Einde Psalm 80