Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
David kort voor zijn dood, bidt voor Salomo en voorzegt een zeer gezegenden en gelukkigen staat zijns koninkrijks, als zijnde een voorbeeld van het Koninkrijk van Christus, over welks eeuwigheid, uitbreiding, heerlijkheid en genaderijken staat hij zich ten uiterste door geloof verheugt, besluitende met een hartelijke dankzegging. |
Sálomo als type van Christus |
1 VOOR 1Sálomo. O God, geef den 2koning Uw 3rechten, en Uw gerechtigheid den zoon des 4konings. | | 1 Als zijn vader David hem tot koning in zijn plaats gesteld had. Zie 1 Kon. 1:32, enz. Doch onder Salomo is mede begrepen de Messias, als de Koning des vredes, Hebr. 7:2. 1 Kon. 1:32 En de koning David zeide: Roept mij Zadok, den priester, en Nathan, den profeet, en Benája, den zoon van Jójada. En zij kwamen voor het aangezicht des konings. Hebr. 7:2 Aan welken ook Abraham van alles de tiende deelde; die vooreerst overgezet wordt: koning der gerechtigheid, en daarna ook was een koning van Salem, hetwelk is een koning des vredes; |
2 Salomo. |
3 Dat is, een rechtvaardige regering, naar het voorschrift Uwer wetten. |
4 Dat is, mijn zoon; want dat David de auteur van dezen psalm is, blijkt uit het laatste vers; doch onder Salomo’s voorbeeld profeteert David mede zeer heerlijk van den hemelsen Koning Christus en Zijn Koninkrijk. |
2 Zo zal hij Uw volk richten met gerechtigheid, en 5Uw ellendigen met recht. | | 5 Dat is, de vromen, die ten onrechte verdrukt worden en U lief zijn; alzo Ps. 74:19. Vgl. Ps. 69:27, 34. Ps. 74:19 Geef aan het wild gedierte de ziel Uwer tortelduif niet over; vergeet den hoop Uwer ellendigen niet in eeuwigheid. Ps. 69:27 Want zij vervolgen dien Gij geslagen hebt, en maken een praat van de smart Uwer verwonden. Ps. 69:34 Want de HEERE hoort de nooddruftigen, en Hij veracht Zijn gevangenen niet. |
3 6De 7bergen zullen den volke vrede dragen, ook de heuvelen, 8met gerechtigheid. | | 6 Of: Laat de bergen, enz., bij wijze van profetisch wensen en bidden; en zo in het volgende. |
7 Alle plaatsen des lands, hoge en lage, zullen overvloeien van vrede en gerechtigheid, gelijk een aardrijk dat vruchten draagt in overvloed. Vgl. 1 Kon. 4:25. Ps. 85:11, 12. Insgelijks 1 Kron. 22:9. Hebr. 7:2. 1 Kon. 4:25 En Juda en Israël woonden zeker, een iegelijk onder zijn wijnstok en onder zijn vijgenboom, van Dan tot Berséba, al de dagen van Sálomo. Ps. 85:11 De goedertierenheid en waarheid zullen elkander ontmoeten, de gerechtigheid en vrede zullen elkander kussen. Ps. 85:12 De waarheid zal uit de aarde spruiten, en gerechtigheid zal van den hemel nederzien. 1 Kron. 22:9 Zie, de zoon die u geboren zal worden, die zal een man der rust zijn, want Ik zal hem rust geven van al zijn vijanden rondom heen; want zijn naam zal Sálomo zijn, en Ik zal vrede en stilte over Israël geven in zijn dagen. Hebr. 7:2 Aan welken ook Abraham van alles de tiende deelde; die vooreerst overgezet wordt: koning der gerechtigheid, en daarna ook was een koning van Salem, hetwelk is een koning des vredes; |
8 Of: door, vanwege de gerechtigheid, die de koning Salomo oefenen en de Messias aanbrengen zal. |
4 Hij zal de ellendigen des volks 9richten, Hij zal de kinderen des nooddruftigen verlossen, en den 10verdrukker verbrijzelen. | | 9 Dat is, van overlast bevrijden. |
10 Die met list of geweld anderen verdrukt. |
5 Zij zullen U vrezen, a11zolang de zon en maan zullen zijn, van geslacht tot geslacht. | | a Ps. 89:37, 38. Ps. 89:37 Zijn zaad zal in der eeuwigheid zijn, en zijn troon zal voor Mij zijn gelijk de zon. Ps. 89:38 Hij zal eeuwiglijk bevestigd worden, gelijk de maan, en de getuige in den hemel is getrouw. Sela. |
11 Dat is, zolang als de wereld zal staan, zult Gij, o God, Uw kerk onder de regering van den Messias op aarde hebben, die U zal eren en dienen. Hebr. met, bij of voor de zon, en voor het aanschijn der maan, geslacht der geslachten. Vgl. Gen. 8 op vers 22. Job 26 op vers 10. Ps. 89:37, 38, en onder, vss. 7, 17. Gen. 8:22 (kt.) Voortaan, al de dagen der aarde zullen zaaiing en oogst, en koude en hitte, en zomer en winter, en dag en nacht niet ophouden. Job 26:10 (kt.) Hij heeft een gezet perk over het vlakke der wateren rondom afgetekend, tot aan de voleinding toe des lichts met de duisternis. Ps. 89:37 Zijn zaad zal in der eeuwigheid zijn, en zijn troon zal voor Mij zijn gelijk de zon. Ps. 89:38 Hij zal eeuwiglijk bevestigd worden, gelijk de maan, en de getuige in den hemel is getrouw. Sela. vers 7 In Zijn dagen zal de rechtvaardige bloeien, en de veelheid van vrede, totdat de maan niet meer zij. vers 17 Zijn Naam zal zijn tot in eeuwigheid; zolang als er de zon is, zal Zijn Naam van kind tot kind voortgeplant worden; en zij zullen in Hem gezegend worden; alle heidenen zullen Hem welgelukzalig roemen. |
6 Hij zal nederdalen als een b12regen op het 13nagras, als de droppelen die de aarde 14bevochtigen. | | b 2 Sam. 23:4. 2 Sam. 23:4 En Hij zal zijn gelijk het licht des morgens, wanneer de zon opgaat; des morgens zonder wolken, wanneer van den glans na den regen de grasscheutjes uit de aarde voortkomen. |
12 Vgl. Deut. 32:2. 2 Sam. 23 op vers 4. Job 29:23. Hos. 6:3. Deut. 32:2 Mijn leer druppe als een regen, mijn rede vloeie als een dauw; als een stofregen op de grasscheutjes, en als droppelen op het kruid. 2 Sam. 23:4 (kt.) En Hij zal zijn gelijk het licht des morgens, wanneer de zon opgaat; des morgens zonder wolken, wanneer van den glans na den regen de grasscheutjes uit de aarde voortkomen. Job 29:23 Want zij wachtten naar mij, gelijk naar den regen, en sperden hun mond op als naar den spaden regen. Hos. 6:3 Dan zullen wij kennen, wij zullen vervolgen om den HEERE te kennen; Zijn uitgang is bereid als de dageraad; en Hij zal tot ons komen als een regen, als de spade regen en vroege regen des lands. |
13 Afgemaaid gras, etgroen. Hebr. eigenlijk: afgeschoren. |
14 Hebr. bevochtiging; maar het Hebreeuwse woord (dat hier alleen gevonden wordt) heeft de betekenis van een zulke bevochtiging, die door verspreiding of sprenging der droppelen geschiedt, zodat het land den regen bekwamelijk kan indrinken en zijn klein uitspruitsel daarvan kan verkwikt worden en opschieten. Vgl. Ps. 65:10, 11. Ps. 65:10 Gij bezoekt het land, en hebbende het begerig gemaakt, verrijkt Gij het grotelijks; de rivier Gods is vol water; wanneer Gij het alzo bereid hebt, maakt Gij hunlieder koren gereed. Ps. 65:11 Gij maakt zijn opgeploegde aarde dronken; Gij doet ze dalen in zijn voren; Gij maakt het week door de droppelen; Gij zegent zijn uitspruitsel. |
7 15In Zijn dagen zal de rechtvaardige 16bloeien, en de veelheid van vrede, 17totdat de maan niet meer zij. | | 15 Dat is, in den tijd Zijner regering, onder Zijn Rijk. |
16 Of: groenen, groeien. |
17 Zie op vers 5. vers 5 (kt.) Zij zullen U vrezen, zolang de zon en maan zullen zijn, van geslacht tot geslacht. |
8 En Hij zal heersen van de 18zee tot aan de zee, en van de 19rivier tot aan de einden der aarde. | | 18 Dat is, van de ene zee tot de andere zee. |
19 De Eufraat, welke landpale Israël beloofd was, en Salomo gehad heeft; maar Christus tot aan de einden der wereld. Zie Gen. 15:18. 1 Kon. 4:21, 24. Matth. 28:18, 19. Openb. 11:15. Gen. 15:18 Te dienzelven dage maakte de HEERE een verbond met Abram, zeggende: Uw zaad heb Ik dit land gegeven, van de rivier van Egypte af tot aan de grote rivier, de rivier Frath: 1 Kon. 4:21 En Sálomo was heersende over al de koninkrijken van de rivier tot
het land der Filistijnen en tot aan de landpale van Egypte; die brachten geschenken en dienden Sálomo al de dagen zijns levens. 1 Kon. 4:24 Want hij had heerschappij over al wat op deze zijde der rivier was, van Tifsah tot aan Gaza, over alle koningen op deze zijde der rivier; en hij had vrede van al zijn zijden rondom. Matth. 28:18 En Jezus bij hen komende, sprak tot hen, zeggende: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Matth. 28:19 Gaat dan heen, onderwijst al de volken, dezelve dopende in den Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes; lerende hen onderhouden alles wat Ik u geboden heb. Openb. 11:15 En de zevende engel heeft gebazuind, en er geschiedden grote stemmen in den hemel, zeggende: De koninkrijken der wereld zijn geworden onzes Heeren en van Zijn Christus, en Hij zal als Koning heersen in alle eeuwigheid. |
9 20De ingezetenen van dorre plaatsen zullen voor Zijn aangezicht knielen, en Zijn vijanden zullen het 21stof lekken. | | 20 Hebr. dorheden; dat is, barbaars volk, dat woeste, dorre, onbekende plaatsen bewoont, voor Salomo; insgelijks wilde, woeste, ongelovige heidenen, voor Christus. Vgl. Jes. 40:3, 4; 42:11, 12, enz. Jes. 40:3 Een stem des roependen in de woestijn: Bereidt den weg des HEEREN, maakt recht in de wildernis een baan voor onzen God. Jes. 40:4 Alle dalen zullen verhoogd worden en alle bergen en heuvelen zullen vernederd worden; en wat krom is, dat zal recht, en wat hobbelachtig is, dat zal tot een vallei gemaakt worden. Jes. 42:11 Laat de woestijn en haar steden de stem verheffen, met de dorpen die Kedar bewoont; laat hen juichen die in de rotsstenen wonen, en
van den top der bergen af schreeuwen. Jes. 42:12 Laat hen den HEERE de eer geven, en Zijn lof in de eilanden verkondigen. |
21 Vgl. Jes. 49:23. Micha 7:17. Jes. 49:23 En koningen zullen uw voedsterheren zijn, hun vorstinnen uw zoogvrouwen; zij zullen zich voor u buigen met het aangezicht ter aarde en zij zullen het stof uwer voeten lekken; en gij zult weten dat Ik de HEERE ben, dat zij niet beschaamd zullen worden die Mij verwachten. Micha 7:17 Zij zullen het stof lekken als de slang; als kruipende dieren der aarde zullen zij zich beroeren uit hun sloten; zij zullen met vervaardheid komen tot den HEERE onzen God, en zullen voor U vrezen. |
10 De koningen van 22Tarsis en de 23eilanden zullen geschenken aanbrengen, de koningen van 24Scheba en Seba zullen vereringen toevoeren. | | 22 Die aan de Oceaanse Zee wonen. Zie 1 Kon. 10 op vers 22. 1 Kon. 10:22 (kt.) Want de koning had in zee schepen van Tarsis, met de schepen van Hiram; deze schepen van Tarsis kwamen in, eenmaal in drie jaren, brengende goud en zilver, elpenbeen en apen en pauwen. |
23 De Hebreeën verstaan hier, en in vele andere plaatsen, onder de eilanden de volken die in of aan de Middellandse Zee en daarover gelegen zijn, al zijn zij juist niet rondom in het water gelegen. Zie Gen. 10 op vers 5. Insgelijks Jes. 20:6; 23:2, 6. Jer. 25:22 met de aant., enz. Gen. 10:5 (kt.) Van dezen zijn verdeeld de eilanden der volken in hun landschappen, elk naar zijn spraak, naar hun huisgezinnen, onder hun volken. Jes. 20:6 En de inwoners van dit eiland zullen te dien dage zeggen: Zie, alzo is het gegaan dien op welken wij zagen, werwaarts wij heen vloden om hulp, om gered te worden van het aangezicht des konings van Assyrië; hoe zullen wij dan ontkomen? Jes. 23:2 Zwijgt, gij inwoners des eilands, gij die de kooplieden van Sidon, over zee varende, vervulden, Jes. 23:6 Vaart over naar Tarsis, huilt, gij inwoners des eilands. Jer. 25:22 En allen koningen van Tyrus en allen koningen van Sidon; en den koningen der eilanden die aan gene zijde der zee zijn; |
24 Zie Gen. 10 op vers 7. Gen. 10:7 (kt.) En de zonen van Cusch zijn: Seba, en Havíla, en Sabta, en Ráëma en Sábtecha. En de zonen van Ráëma zijn: Scheba en Dedan. |
11 Ja, 25alle koningen zullen zich voor Hem nederbuigen, alle heidenen zullen Hem dienen. | | 25 Dit ziet alleenlijk op den Messias. |
12 cWant Hij zal den nooddruftige redden, die daar 26roept; mitsgaders den ellendige, en die geen helper heeft. | | c Job 29:12. Job 29:12 Want ik bevrijdde den ellendige die riep, en den wees en die geen helper had. |
26 Over zijn ellende en om hulp. Vgl. Job 29:12. Job 29:12 Want ik bevrijdde den ellendige die riep, en den wees en die geen helper had. |
13 Hij zal den arme en nooddruftige 27verschonen, en de zielen der nooddruftigen 28verlossen. | | 27 Of: genadiglijk sparen. |
28 Of: behouden. |
14 Hij zal hun zielen van 29list en geweld bevrijden, en hun 30bloed zal dierbaar zijn in Zijn ogen. | | 29 Dat is, van degenen die zij met list en geweld verdrukken. |
30 Wat de goddeloze zoekt te vergieten, acht Hij zo waardig, dat Hij de uitstorting niet lichtelijk zal toelaten, of Hij zal het zwaarlijk wreken. Vgl. Ps. 116:15. Ps. 116:15 Kostelijk is in de ogen des HEEREN de dood Zijner gunstgenoten. |
15 En Hij zal 31leven; en men zal Hem geven van het goud van Scheba, en men zal geduriglijk voor 32Hem bidden; den gansen dag zal men Hem 33zegenen. | | 31 Dat is, een lang leven hebben, gelijk men den koningen pleegt toe te wensen, 2 Sam. 16:16. 1 Kon. 1:31, 39. Vgl. 1 Kon. 11:42. En Christus aangaande, Jes. 53:10. Rom. 6:9. Hebr. 7:3; 13:8. 2 Sam. 16:16 En het geschiedde als Husai, de Archiet, Davids vriend, tot Absalom kwam, dat Husai tot Absalom zeide: De koning leve, de koning leve! 1 Kon. 1:31 Toen neigde zich Bathséba met het aangezicht ter aarde en boog zich neder voor den koning, en zeide: Mijn heer de koning David leve in eeuwigheid. 1 Kon. 1:39 En Zadok, de priester, nam den oliehoorn uit de tent en zalfde Sálomo; en zij bliezen met de bazuin, en al het volk zeide: De koning Sálomo leve! 1 Kon. 11:42 De tijd nu dien Sálomo te Jeruzalem over het ganse Israël regeerde, was veertig jaar. Jes. 53:10 Doch het behaagde den HEERE Hem te verbrijzelen, Hij heeft Hem
krank gemaakt; als Zijn ziel Zich tot een schuldoffer gesteld zal hebben, zo zal Hij zaad zien, Hij zal de dagen verlengen; en het welbehagen des HEEREN zal door Zijn hand gelukkiglijk voortgaan. Rom. 6:9 Wetende dat Christus, opgewekt zijnde uit de doden, niet meer sterft; de dood heerst niet meer over Hem. Hebr. 7:3 Zonder vader, zonder moeder, zonder geslachtsrekening, noch begin der dagen, noch einde des levens hebbende; maar den Zone Gods gelijk geworden zijnde, blijft hij een priester in eeuwigheid. Hebr. 13:8 Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde en in der eeuwigheid. |
32 Niet alleen voor Salomo en zijn rijk, maar wel bijzonderlijk voor den voortgang van het geestelijk Koninkrijk van Christus. Zie Ps. 118:24, 25, 26. Ps. 118:24 Dit is de dag dien de HEERE gemaakt heeft; laat ons op denzelven ons verheugen en verblijd zijn. Ps. 118:25 Och HEERE, geef nu heil; och HEERE, geef nu voorspoed. Ps. 118:26 Gezegend zij hij die daar komt in den Naam des HEEREN; wij zegenen ulieden uit het huis des HEEREN. |
33 Dat is, hogelijk loven en roemen. Anders aldus: en Hij (Christus) zal hem (den arme) geven van het goud van Scheba, en Hij (Christus) zal geduriglijk voor hem (den arme) bidden; den gansen dag zal Hij (Christus) hem (den arme) zegenen. |
16 Is er een 34handvol koren in het land op de 35hoogte der bergen, de vrucht daarvan zal 36ruisen als de Libanon; en die van de 37stad zullen bloeien als het kruid der aarde. | | 34 Of: een klein deel, het minste of een weinig koren, te weten gezaaid. |
35 Hebr. hoofd. |
36 Dat is, het zal zo overvloedig en heerlijk opkomen, dat het vanwege de menigte zal ruisen, als het van den wind bewogen wordt, gelijk de bomen op den Libanon. Vgl. wijders Hos. 14:8 met de aantt. en Matth. 13:8, 23. Hand. 2:41; 4:4, enz. Of aldus: Hij zal zijn als wanneer een handvol koren, enz., verstaande dit van de kleine beginselen van Zijn Koninkrijk op aarde. Hos. 14:8 Zij zullen wederkeren, zittende onder zijn schaduw; zij zullen ten leven voortbrengen als koren, en bloeien als de wijnstok; zijn gedachtenis zal zijn als de wijn van Libanon. Matth. 13:8 En een ander deel viel in de goede aarde, en gaf vrucht, het een honderd-, het ander zestig-, en het ander dertig voud. Matth. 13:23 Die nu in de goede aarde bezaaid is, deze is degene die het Woord hoort en verstaat, die ook vrucht draagt en voortbrengt, de een honderd-, de ander zestig-, en de ander dertig voud. Hand. 2:41 Die dan zijn woord gaarne aannamen, werden gedoopt; en er werden op dien dag tot hen toegedaan omtrent drieduizend zielen. Hand. 4:4 En velen van degenen die het Woord gehoord hadden, geloofden; en het getal der mannen werd omtrent vijfduizend. |
37 Dat is, de stadslieden, inwoners van Jeruzalem en andere steden. Vgl. Jes. 27:6. Jes. 27:6 In het toekomende zal Jakob wortelen schieten, Israël zal bloeien en groeien; en zij zullen de wereld met inkomsten vervullen. |
17 Zijn Naam zal zijn tot in eeuwigheid; 38zolang als er de zon is, zal Zijn Naam 39van kind tot kind voortgeplant worden; en zij 40zullen in Hem gezegend worden; alle heidenen zullen Hem welgelukzalig roemen. | | 38 Hebr. voor het aanschijn der zon. Zie op vers 5. vers 5 (kt.) Zij zullen U vrezen, zolang de zon en maan zullen zijn, van geslacht tot geslacht. |
39 Hebr. eigenlijk alsof men zeide: zal gezoond of gekind worden, dat is, van kind tot kind worden voortgebracht, voortgeteeld. |
40 Zie Gen. 22 op vers 18. Gen. 22:18 (kt.) En in uw Zaad zullen gezegend worden alle volken der aarde, naardien gij Mijn stem gehoorzaam geweest zijt. |
18 41Geloofd zij de HEERE God, de God Israëls, Die alleen wonderen doet. | | 41 Hebr. Gezegend, en zo in het volgende vers. |
19 En geloofd zij de Naam Zijner 42heerlijkheid tot in eeuwigheid; en de ganse aarde worde met Zijn heerlijkheid vervuld. Amen, ja amen. | | 42 Dat is, Zijn eerlijke of heerlijke Naam. |
20 43De gebeden van David, den zoon van Isaï, hebben een einde. | | 43 De zin is niet dat er geen psalmen Davids in dit boek meer zouden volgen, maar dat dit de laatste psalm is dien David in zijn leven gemaakt en aan zijn zoon Salomo, ja, aan de ganse kerk, als tot een testament of kleinood heeft nagelaten, besluitende met deze uitnemende profetie van zijn geestelijken gezegenden Koning, den Messias, onzen Heere Jezus Christus. Sommigen menen dat met dit besluit te kennen wordt gegeven, dat al de voorgaande psalmen door David alleen gemaakt zijn, daar in het volgende verscheidene gevonden worden die door anderen zijn gemaakt. |