Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Rust in God |
1 EEN psalm van David, voor den opperzangmeester, over Jedúthun. |
2 Immers is mijn ziel stil tot God; van Hem is mijn heil. |
3 Immers is Hij mijn Rotssteen en mijn Heil, mijn hoog Vertrek, ik zal niet grotelijks wankelen. |
4 Hoelang zult gijlieden kwaad aanstichten tegen een man? Gij allen zult gedood worden; gij zult zijn als een ingebogen wand, een aangestoten muur. |
5 Zij raadslagen slechts om hem van zijn hoogheid te verstoten; zij hebben behagen in leugen; met hun mond zegenen zij, maar met hun binnenste vloeken zij. Sela. |
6 Doch gij, o mijn ziel, zwijg Gode; want van Hem is mijn verwachting. |
7 Hij is immers mijn Rotssteen en mijn Heil; mijn hoog Vertrek, ik zal niet wankelen. |
8 In God is mijn heil en mijn eer; de rotssteen mijner sterkte, mijn toevlucht, is in God. |
9 Vertrouwt op Hem te allen tijde, o gij volk; stort ulieder hart uit voor Zijn aangezicht; God is ons een Toevlucht. Sela. |
10 Immers zijn de gemene lieden ijdelheid, de grote lieden zijn leugen; in de weegschaal opgewogen, zouden zij tezamen lichter zijn dan de ijdelheid. |
11 Vertrouwt niet op onderdrukking, noch op roverij; wordt niet ijdel; als het vermogen overvloedig aanwast, zet er het hart niet op. |
12 God heeft één ding gesproken, ik heb dit tweemaal gehoord: dat de sterkte Godes is. |
13 En de goedertierenheid, o Heere, is Uwe; awant Gij zult een iegelijk vergelden naar zijn werk. a Job 34:11. Spr. 24:12. Jer. 32:19. Ez. 7:27; 33:20. Matth. 16:27. Rom. 2:6. 2 Kor. 5:10. Ef. 6:8. Kol. 3:25. 1 Petr. 1:17. Openb. 22:12. |
a Job 34:11 Want naar het werk des mensen vergeldt Hij hem, en naar eenieders weg doet Hij het hem vinden. Spr. 24:12 Wanneer gij zegt: Zie, wij weten dat niet; zal Hij Die de harten weegt, dat niet merken? En Die uw ziel gadeslaat, zal Hij het niet weten? Want Hij zal den mens vergelden naar zijn werk. Jer. 32:19 Groot van raad en machtig van daad (want Uw ogen zijn open over alle wegen der mensenkinderen, om een iegelijk te geven naar zijn wegen en naar de vrucht zijner handelingen); Ez. 7:27 De koning zal rouw bedrijven en de vorsten zullen met verwoesting bekleed zijn, en de handen van het volk des lands zullen beroerd zijn; Ik zal hun doen naar hun weg, en met hun rechten zal Ik hen richten; en zij zullen weten dat Ik de HEERE ben. Ez. 33:20 Nog zegt gij: De weg des Heeren is niet recht. Ik zal ulieden richten, eenieder naar zijn wegen, o huis Israëls. Matth. 16:27 Want de Zoon des mensen zal komen in de heerlijkheid Zijns Vaders, met Zijn engelen, en alsdan zal Hij een iegelijk vergelden naar zijn doen. Rom. 2:6 Welke een iegelijk vergelden zal naar zijn werken: 2 Kor. 5:10 Want wij allen moeten geopenbaard worden voor den rechterstoel van Christus, opdat een iegelijk wegdrage hetgeen door het lichaam geschiedt, naar dat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad. Ef. 6:8 Wetende dat zo wat goed een iegelijk gedaan zal hebben, hij datzelve van den Heere zal ontvangen, hetzij dienstknecht, hetzij vrije. Kol. 3:25 Maar die onrecht doet, die zal het onrecht dragen dat hij gedaan heeft; en er is geen uitneming des persoons. 1 Petr. 1:17 En indien gij tot een Vader aanroept Dengene Die zonder aanneming des persoons oordeelt naar eens iegelijks werk, zo wandelt in vreze den tijd uwer inwoning; Openb. 22:12 En zie, Ik kom haastelijk; en Mijn loon is met Mij, om een iegelijk te vergelden, gelijk zijn werk zal zijn. |