Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
David van de Zifieten bij Saul verraden zijnde, bidt God om bescherming en rechtvaardige straf van zijn vijanden, met vertrouwen van verhoring en belofte van dankbaarheid. |
Gebed om bescherming |
1 EEN 1onderwijzing van David, voor den opperzangmeester, op 2Neginôth; |
| 1 Zie Ps. 32 op vers 1. |
| Ps. 32:1 (kt.) EEN onderwijzing van David. Welgelukzalig is hij wiens overtreding vergeven, wiens zonde bedekt is. |
| 2 Zie Ps. 4 op vers 1. |
| Ps. 4:1 (kt.) EEN psalm van David, voor den opperzangmeester, op Neginôth. |
|
2 aAls de Zifieten gekomen waren en tot Saul gezegd hadden: 3Verbergt zich David niet bij ons? |
| a 1 Sam. 23:19, enz.; 26:1. |
| 1 Sam. 23:19 Toen togen de Zifieten op tot Saul naar Gíbea, zeggende: Heeft zich niet David bij ons verborgen in de vestingen in het woud, op den heuvel van Hachíla, die aan de rechterhand der wildernis is? 1 Sam. 26:1 DE Zifieten nu kwamen tot Saul te Gíbea, zeggende: Houdt zich David niet verborgen op den heuvel van Hachíla, vóór aan de wildernis? |
| 3 Dat is, het is zeker, dat hij zich bij ons verborgen houdt. Zie van zulk vragen Richt. 4 op vers 6, enz. |
| Richt. 4:6 (kt.) En zij zond heen en riep Barak, den zoon van Abinóam, van Kedes-Naftali; en zij zeide tot hem: Heeft de HEERE, de God Israëls, niet geboden: Ga heen en trek op den berg Thabor, en neem met u tienduizend man van de kinderen van Naftali en van de kinderen van Zebulon? |
|
3 O God, verlos mij door Uw 4Naam, en doe mij 5recht door Uw macht. |
| 4 Vgl. Ps. 52 op vers 11. Anders: om Uws Naams wil. |
| Ps. 52:11 (kt.) Ik zal U loven in eeuwigheid, omdat Gij het gedaan hebt; en ik zal Uw Naam verwachten, want hij is goed voor Uw gunstgenoten. |
| 5 Dat is, voer mijn rechtvaardige zaak uit tegen degenen die mij ten onrechte vervolgen. |
|
4 O God, hoor mijn gebed; neig de oren tot de redenen mijns monds. |
5 Want 6vreemden staan tegen mij op en tirannen 7zoeken mijn ziel; bzij 8stellen God niet voor hun ogen. 9Sela. |
| 6 De stad Zif was wel in Juda, en de woestijn Zif daaraan gelegen, Joz. 15:24, maar David noemt hen vreemden of uitlanders, omdat zij met hun barbaars en onnatuurlijk gemoed tegen den onschuldigen David betoonden, dat zij geen rechte Israëlieten noch Abrahams kinderen waren. Vgl. Ps. 59:6, 9. |
| Joz. 15:24 Zif en Telem en Beäloth, Ps. 59:6 Ja, Gij HEERE, God der heirscharen, God Israëls, ontwaak om al deze heidenen te bezoeken; zijt niemand van hen genadig, die trouwelooslijk ongerechtigheid bedrijven. Sela. Ps. 59:9 Maar Gij, HEERE, zult hen belachen, Gij zult alle heidenen bespotten. |
| 7 Dat is, staan naar mijn leven. Zie 2 Sam. 4 op vers 8. |
| 2 Sam. 4:8 (kt.) En zij brachten het hoofd van Isbóseth tot David te Hebron en zeiden tot den koning: Zie, daar is het hoofd van Isbóseth, den zoon van Saul, uw vijand, die uw ziel zocht; alzo heeft de HEERE mijn heer den koning te dezen dage wraken gegeven van Saul en van zijn zaad. |
| b Ps. 86:14. |
| Ps. 86:14 O God, de hovaardigen staan tegen mij op, en de vergaderingen der tirannen zoeken mijn ziel; en zij stellen U niet voor hun ogen. |
| 8 Hebr. zij stellen God niet tegenover zich, dat is, zij hebben God niet voor ogen. Alzo Ps. 86:14. |
| Ps. 86:14 O God, de hovaardigen staan tegen mij op, en de vergaderingen der tirannen zoeken mijn ziel; en zij stellen U niet voor hun ogen. |
| 9 Zie Ps. 3 op vers 3. |
| Ps. 3:3 (kt.) Velen zeggen van mijn ziel: Hij heeft geen heil bij God. Sela. |
|
6 Zie, God is mij een Helper; de Heere is 10onder degenen die mijn ziel ondersteunen. |
| 10 Dat is, (met een nadruk gesproken) Hij is Degene Die mijn leven ondersteunt en mij behoudt, zonder Welken al de rest (wat ik tot mijn bescherming zou mogen bedenken en gebruiken) tevergeefs zou zijn. Of: met degenen die mijn leven in deze gevaren beschermen, te weten met mijn krijgsofficieren en getrouwe soldaten, 1 Kron. 12:1. Zie gelijke manier van spreken Richt. 11:35. Ps. 99:6; 118:7. Insgelijks Spr. 3:26. Sommigen houden de letter beth, onder, met, in, in zulke manieren van spreken (naar den aard van enige oriëntaalse spraken) voor overtollig, als ook Spr. 16:6. Hos. 13:9, waarvan de verstandige lezer kan oordelen, uit overweging van de omstandigheden der plaatsen. |
| 1 Kron. 12:1 DEZEN nu zijn het die tot David kwamen naar Ziklag, toen hij nog besloten was voor het aangezicht van Saul, den zoon van Kis; zij waren ook onder de helden die tot dien krijg hielpen, Richt. 11:35 En het geschiedde als hij haar zag, zo verscheurde hij zijn klederen en zeide: Ach, mijn dochter, gij hebt mij ganselijk nedergebogen, en gij zijt onder degenen die mij beroeren; want ik heb mijn mond opengedaan tot den HEERE en ik zal niet kunnen teruggaan. Ps. 99:6 Mozes en Aäron waren onder Zijn priesters, en Samuël onder de aanroepers Zijns Naams; zij riepen tot den HEERE en Hij verhoorde hen. Ps. 118:7 De HEERE is bij mij onder degenen die mij helpen; daarom zal ik mijn lust zien aan degenen die mij haten. Spr. 3:26 Want de HEERE zal met uw hoop wezen, en Hij zal uw voet bewaren van gevangen te worden. Spr. 16:6 Door goedertierenheid en trouw wordt de misdaad verzoend, en door de vreze des HEEREN wijkt men af van het kwade. Hos. 13:9 Het heeft u bedorven, o Israël, want in Mij is uw hulp. |
|
7 Hij zal dit kwaad mijn verspieders vergelden; roei hen uit 11door Uw waarheid. |
| 11 Of: naar Uw waarheid of trouw, om Uwer waarheid wil. Versta de beloften in het houden van dewelke God waarachtig en getrouw is. |
|
8 Ik zal U met 12vrijwilligheid offeren; ik zal Uw Naam, o HEERE, loven, c13want hij is goed. |
| 12 Dat is, met een vrij, gewillig, vrijgevig hart. Zie ook van een vrijwillig offer Lev. 7:16. |
| Lev. 7:16 En zo het slachtoffer zijner offerande een gelofte of vrijwillig offer is, dat zal ten dage als hij zijn offer offeren zal, gegeten worden; en het overgeblevene daarvan zal ook des anderen daags gegeten worden. |
| c Ps. 52:11. |
| Ps. 52:11 Ik zal U loven in eeuwigheid, omdat Gij het gedaan hebt; en ik zal Uw Naam verwachten, want hij is goed voor Uw gunstgenoten. |
| 13 Zie Ps. 52 op vers 11. |
| Ps. 52:11 (kt.) Ik zal U loven in eeuwigheid, omdat Gij het gedaan hebt; en ik zal Uw Naam verwachten, want hij is goed voor Uw gunstgenoten. |
|
9 Want Hij heeft mij gered uit alle benauwdheid, en mijn oog heeft gezien 14op mijn vijanden. |
| 14 Of: aan; te weten mijn begeerte, mijn wens of lust. Vgl. Ps. 22 op vers 18. Of: Gods wraak en vergelding, als Ps. 91:8, waarvan boven, vers 7. |
| Ps. 22:18 (kt.) Al Mijn beenderen zou Ik kunnen tellen; zij schouwen het aan, zij zien op Mij. Ps. 91:8 Alleenlijk zult gij het met uw ogen aanschouwen; en gij zult de vergelding der goddelozen zien. vers 7 Hij zal dit kwaad mijn verspieders vergelden; roei hen uit door Uw waarheid. |