Statenvertaling.nl

sample header image

Psalm 44 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Psalm 44

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

De kerk troost en sterkt zichzelve door betrachting van Gods vorige weldaden, maar stelt Hem daartegenover wijdlopig en zeer klaaglijk haar tegenwoordigen ellendigen staat voor, onder het geweld harer vijanden, waarin zij, betuigende haar volstandigheid in geloof en gehoorzaamheid, smeekt om verlossing.
 
Klacht van het verstoten volk
1 EEN 1onderwijzing, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach.
1 Zie van dezen titel Ps. 42 op vers 1. verwijsteksten
 
2 O God, wij hebben het met onze oren gehoord, onze 2vaders hebben het ons verteld: Gij hebt een werk gewrocht in hun dagen, in de 3dagen vanouds.
2 Dat is, voorvaders, voorouders, de een voor, de ander na.
3 Hebr. dagen der oudheid.
 
3 Gij hebt de heidenen met Uw hand uit de bezitting verdreven, maar 4henlieden ageplant; Gij hebt de volken 5geplaagd, henlieden daarentegen doen 6voortschieten.
4 Te weten onze voorvaders.
a Ex. 15:17. Ps. 80:9. verwijsteksten
5 Hebr. kwaad gedaan, dat is, in het verderf gebracht, allerlei plagen aangedaan.
6 Als een wijnstok wijd en zijd uitgespreid. Zie Ps. 80:9, 10, enz. verwijsteksten
 
4 Want zij hebben het land niet geërfd door hun zwaard, en hun arm heeft hun geen 7heil gegeven, maar Uw rechterhand, en Uw arm, en het 8licht Uws aangezichts, omdat Gij een welbehagen in hen hadt.
7 Of: overwinning. Zie 2 Sam. 8 op vers 6. verwijsteksten
8 Dat is, Uw genadige tegenwoordigheid, gunst en bijstand. Vgl. Num. 6 op vss. 25, 26. Ps. 43 op vers 3. verwijsteksten
 
5 Gij Zelf zijt 9mijn Koning, o God; 10gebied de verlossingen 11Jakobs.
9 Aldus spreekt de profeet hier en in het volgende in den naam van de kerk.
10 Als Ps. 42:9. Zie Lev. 25 op vers 21. verwijsteksten
11 Dat is, Jakobs nakomelingen, Uw volk Israël.
 
6 Door U zullen wij onze wederpartijders met 12hoornen stoten; in Uw Naam zullen wij vertreden die tegen ons opstaan.
12 Een gelijkenis genomen van de gehoornde beesten. Zie Deut. 33 op vers 17. verwijsteksten
 
7 Want ik vertrouw niet op mijn boog, en mijn zwaard zal mij niet verlossen.
8 Maar Gij verlost ons van onze wederpartijders, en Gij maakt onze haters beschaamd.
9 In God roemen wij den gansen dag, en Uw Naam zullen wij loven in eeuwigheid. 13Sela.
13 Zie Ps. 3 op vers 3. verwijsteksten
 
10 Maar nu hebt Gij ons bverstoten en te schande gemaakt, dewijl Gij met onze krijgsheiren niet uittrekt.
b Ps. 60:3; 74:1; 89:39; 108:12. verwijsteksten
 
11 Gij doet ons 14achterwaarts keren van den wederpartijder, en onze haters beroven ons 15voor zich.
14 Dat is, doet ons vluchten voor onze vijanden. Of: hebt ons achterwaarts doen keren, en zo in het volgende.
15 Zij roven ons goed en have tot hun profijt, makende zich rijk van het onze, dat zij geroofd hebben.
 
12 Gij geeft ons over als 16schapen ter spijze, en Gij verstrooit ons onder de heidenen.
16 Hebr. schapen der spijze, dat is, die men slacht en opeet. Vgl. vers 23. verwijsteksten
 
13 Gij verkoopt Uw volk 17om geen waardij, en Gij 18verhoogt hun prijs niet.
17 Hebr. om geen goed of rijkdom; of: voor hetgeen dat geen rijkdom is, geen goed verstrekt, dat is, als om niet; zij worden wel als een verkochte waar aan den vijand overgeleverd, maar zonder prijs.
18 Hebr. vermeerdert, vergroot niet in hun prijzen of prijsbepalingen. De manier van spreken schijnt genomen te zijn van de gewoonte die men houdt in verkopen, daar men gemeenlijk den geboden prijs verhoogt als de waar van enige waardij is. Maar de profeet wil zeggen, dat Gods volk alzo verkocht wordt, alsof het de moeite niet waard was meer te eisen of te doen bieden dan de koper ten eerste presenteerde, dat is te zeggen, dat zij van zeer kleine waarde geacht zijn, ja, geringer dan gemene slaven, die men zo op het eerste bod nog niet verkoopt, welker prijs nog wel verhoogd wordt. Vgl. Deut. 28:68. Anders: Gij doet geen voordeel, of Gij vermeerdert (dat is, Gij verrijkt) U niet van hun prijs, Gij bekomt geen voordeel of gewin van hun prijs, omdat hen de vijand als voor niet wegneemt, dat het eigenlijk niet als koop kan gerekend worden. verwijsteksten
 
14 Gij stelt ons onzen naburen tot csmaad, tot spot en schimp dengenen die rondom ons zijn.
c Ps. 79:4; 80:7. Jer. 24:9. verwijsteksten
 
15 Gij stelt ons tot een spreekwoord onder de heidenen, tot een 19hoofdschudding onder de volken.
19 Zie 1 Kon. 9 op vers 8. 2 Kon. 19 op vers 21. verwijsteksten
 
16 Mijn schande is den gansen dag voor mij; en de schaamte mijns aangezichts bedekt mij,
17 Om de stem des honers en des lasteraars, vanwege den vijand en den wraakgierige.
18 Dit alles is ons overkomen, nochtans hebben 20wij U niet vergeten, noch valselijk gehandeld tegen Uw verbond.
20 Dit is te verstaan van de vromen en standvastigen onder het volk, die alhier klagen dat zij dit niet lijden als boosdoeners en afvalligen van God, maar integendeel, omdat zij God en Zijn woord vastelijk aanhangen, als zij betuigen vers 23. verwijsteksten
 
19 Ons hart is niet achterwaarts gekeerd, noch onze gang geweken van Uw 21pad,
21 Dat is, de geboden, waarin Gij ons bevolen hebt te wandelen.
 
20 Hoewel Gij ons verpletterd hebt in een plaats der 22draken, en ons met een 23doodsschaduw bedekt hebt.
22 Hierdoor kan men verstaan de heidense tirannen. Hebr. des draaks. Anders: der walvissen, dat is, als in een zee, dat is, in de allergrootste noden, uiterste gevaren.
23 Zie Ps. 23 op vers 4. verwijsteksten
 
21 Zo wij den Naam onzes Gods hadden vergeten, en onze handen tot een vreemden god 24uitgebreid,
24 Om dien te aanbidden. Vgl. Ex. 9:29. 1 Kon. 8:22. Ps. 143:6. verwijsteksten
 
22 Zou God zulks niet onderzoeken? Want Hij weet de verborgenheden des harten.
23 dMaar 25om Uwentwil worden wij den gansen dag gedood; wij worden geacht als slachtschapen.
d Rom. 8:36. verwijsteksten
25 Omdat wij van U niet willen afwijken, maar in Uw verbond volharden.
 
24 26Waak op, waarom zoudt Gij slapen, Heere? Ontwaak, verstoot niet in eeuwigheid.
26 Menselijk van God gesproken, als elders dikwijls, wanneer God Zijn hulp vertrekt; anderszins slaapt en sluimert Hij niet, Ps. 121:4. verwijsteksten
 
25 Waarom zoudt Gij Uw aangezicht verbergen? Onze ellende en onze onderdrukking vergeten?
26 Want onze ziel is in het 27stof nedergebogen; onze buik kleeft aan de aarde.
27 Wij zijn ten uiterste vernederd, verdrukt, veracht, moedeloos en verslagen. Vgl. Ps. 113:7; 119:25. Insgelijks Klgld. 3:29. verwijsteksten
 
27 Sta op, ons 28ter hulp, en verlos ons om Uwer goedertierenheid wil.
28 Anders: ons tot een volkomen hulp, om uit te drukken, dat het Hebreeuwse woord hier een letter meer heeft dan gewoonlijk. Vgl. Ps. 3 op vers 3; 63:8. verwijsteksten

Einde Psalm 44