Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
David bidt om recht tegen zijn wrede en arglistige vijanden; klaagt God zijn nood, begeert genadige vervulling Zijner beloften, en richt zijn verslagen ziel op door geloof en vertrouwen. |
Gebed om verlossing |
1 DOE mij recht, o God, en 1twist Gij mijn twistzaak; bevrijd mij van het ongoedertieren volk, van den 2man des bedrogs en des onrechts. | | 1 Zie Ps. 35 op vers 1. Ps. 35:1 (kt.) EEN psalm van David. Twist, HEERE, met mijn twisters; strijd met mijn bestrijders. |
2 Die met list en onrecht of verkeerdheid mij vervolgt en zoekt te overvallen; zodanigen zijn geweest Saul met zijn raadslieden, en Absalom met Achitofel, enz. Vgl. Ps. 5 op vers 7. Ps. 5:7 (kt.) Gij zult de leugensprekers verdoen; van den man des bloeds en bedrogs heeft de HEERE een gruwel. |
2 Want Gij zijt de God mijner sterkte; waarom verstoot Gij mij dan? Waarom ga ik steeds a3in het zwart vanwege des vijands onderdrukking? | | a Ps. 35:14; 38:7; 42:10. Ps. 35:14 Ik ging steeds alsof het een vriend, alsof het mij een broeder geweest ware; ik ging gebukt in het zwart, als een die over zijn moeder treurt. Ps. 38:7 Ik ben krom geworden, ik ben uitermate zeer nedergebogen; ik ga den gansen dag in het zwart. Ps. 42:10 Ik zal zeggen tot God: Mijn Steenrots, waarom vergeet Gij mij? Waarom ga ik in het zwart vanwege des vijands onderdrukking? |
3 Zie Ps. 35 op vers 14. Ps. 35:14 (kt.) Ik ging steeds alsof het een vriend, alsof het mij een broeder geweest ware; ik ging gebukt in het zwart, als een die over zijn moeder treurt. |
3 Zend Uw 4licht en Uw 5waarheid, dat die mij leiden, dat zij mij brengen tot den 6berg Uwer heiligheid en tot Uw 7woningen; | | 4 Te weten het licht Uws aanschijns (als dikwijls, en Ps. 44:4), of Uw gunst en liefde, waardoor de duisternis mijner droefheid en ellende verdreven worden. Zie Ps. 27 op vers 1. Ps. 44:4 Want zij hebben het land niet geërfd door hun zwaard, en hun arm heeft hun geen heil gegeven, maar Uw rechterhand, en Uw arm, en het licht Uws aangezichts, omdat Gij een welbehagen in hen hadt. Ps. 27:1 (kt.) EEN psalm van David. De HEERE is mijn Licht en mijn Heil, voor wien zou ik vrezen? De HEERE is mijns levens Kracht, voor wien zou ik vervaard zijn? |
5 Uwer beloften, die Gij mij gedaan hebt. |
6 Omdat dit gemeenlijk van den berg Sion (zie Ps. 2:6) genomen wordt, verstaan sommigen dat deze psalm niet bij Sauls tijd (want de tabernakel was toen nog daar niet), maar in een volgenden tijd gemaakt is, als ten tijde van Absaloms vervolging, enz. Ps. 2:6 Ik toch heb Mijn Koning gezalfd over Sion, den berg Mijner heiligheid. |
7 Of: tabernakelen; omdat dit woord hier staat in het meervoud, menen sommigen dat zulks ziet op de verscheidene plaatsen van den godsdienst, bij Sauls en Davids tijd. De plaats van Mozes’ tabernakel was te Nob, en daarna te Gibeon, 1 Sam. 21:1. 1 Kon. 3:4. 1 Kron. 16:39. De plaats der ark was te Kirjath-Jearim, totdat David dezelve vandaar haalde in Sion, 1 Sam. 7:1, 2. 2 Sam. 6:3, 4. Anderen verstaan dat het eenvoudiglijk ziet op de verscheidene woningen van Gods huis, als het allerheiligste, heilige en voorhof, enz. Vgl. Ps. 46:5; 84:2. 1 Sam. 21:1 TOEN kwam David te Nob tot den priester Achimélech; en Achimélech kwam bevende David tegemoet en hij zeide tot hem: Waarom zijt gij alleen en geen man met u? 1 Kon. 3:4 En de koning ging naar Gíbeon om aldaar te offeren, omdat die hoogte groot was; duizend brandoffers offerde Sálomo op dat altaar. 1 Kron. 16:39 En den priester Zadok en zijn broederen, de priesters, voor den tabernakel des HEEREN op de hoogte welke te Gíbeon is; 1 Sam. 7:1 TOEN kwamen de mannen van Kirjath-Jeárim en haalden de ark des HEEREN op en zij brachten ze in het huis van Abinádab op den heuvel; en zij heiligden zijn zoon Eleázar, dat hij de ark des HEEREN bewaarde. 1 Sam. 7:2 En het geschiedde van dien dag af, dat de ark des HEEREN te Kirjath-Jeárim bleef, en de dagen werden vermenigvuldigd en het werden twintig jaren; en het ganse huis Israëls klaagde den HEERE achterna. 2 Sam. 6:3 En zij voerden de ark Gods op een nieuwen wagen en haalden ze uit het huis van Abinádab, dat op een heuvel is; en Uza en Ahío, Abinádabs zonen, leidden den nieuwen wagen. 2 Sam. 6:4 Toen zij hem nu uit het huis van Abinádab dat op den heuvel is, met de ark Gods wegvoerden, zo ging Ahío voor de ark heen. Ps. 46:5 De beekjes der rivier zullen verblijden de stad Gods, het heiligdom der woningen des Allerhoogsten. Ps. 84:2 Hoe lieflijk zijn Uw woningen, o HEERE der heirscharen! |
4 En dat ik inga tot Gods 8altaar, tot den God 9der blijdschap mijner verheuging, en U met de harp love, o God, mijn God! | | 8 Het brandofferaltaar. |
9 Dat is, Die mij oorzaak geeft van bijzonder grote vreugde, inwendiglijk in mijn hart en uitwendiglijk in gebaren van blijdschap. |
5 b10Wat buigt gij u neder, o mijn ziel, en wat zijt gij onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven; Hij is de 11menigvuldige Verlossing mijns aangezichts, en mijn God. | | b Ps. 42:6, 12. Ps. 42:6 Wat buigt gij u neder, o mijn ziel, en zijt onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven voor de verlossingen Zijns aangezichts. Ps. 42:12 Wat buigt gij u neder, o mijn ziel, en wat zijt gij onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven; Hij is de menigvuldige Verlossing mijns aangezichts, en mijn God. |
10 Uit de gelijkheid der woorden, die in dezen en den voorgaanden psalm gevonden wordt, leiden enigen af dat deze psalmen beide op één tijd of immers in gelijken toestand van David gemaakt zijn, als wanneer hij moest vluchten eerst voor Saul, en daarna voor Absalom. |
11 Als Ps. 42:12. Zie de aant. aldaar. Ps. 42:12 Wat buigt gij u neder, o mijn ziel, en wat zijt gij onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven; Hij is de menigvuldige Verlossing mijns aangezichts, en mijn God. |