Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Profetie van den Messías |
1 DAVIDS psalm, voor den opperzangmeester. |
2 Ik heb den HEERE lang verwacht; en Hij heeft Zich tot mij geneigd en mijn geroep gehoord. |
3 En Hij heeft mij uit een ruisenden kuil, uit modderig slijk opgehaald, en heeft mijn voeten op een rotssteen gesteld, Hij heeft mijn gangen vastgemaakt. |
4 En Hij heeft een nieuw lied in mijn mond gegeven, een lofzang onzen Gode; velen zullen het zien en vrezen, en op den HEERE vertrouwen. |
5 Welgelukzalig is de man die den HEERE tot zijn Vertrouwen stelt, en niet omziet naar de hovaardigen en die tot leugen afwijken. |
6 Gij, o HEERE mijn God, hebt Uw wonderen en Uw gedachten aan ons vele gemaakt; men kan ze niet in orde bij U verhalen; zal ik ze verkondigen en uitspreken, zo zijn zij menigvuldiger dan dat ik ze zou kunnen vertellen. |
7 aGij hebt geen lust gehad aan slachtoffer en spijsoffer, Gij hebt Mij de oren doorboord; brandoffer en zondoffer hebt Gij niet geëist. a Hebr. 10:5. |
a Hebr. 10:5 Daarom, komende in de wereld, zegt Hij: Slachtoffer en offerande hebt Gij niet gewild, maar Gij hebt Mij het lichaam toebereid; |
8 Toen zeide Ik: Zie, Ik kom; in de rol des boeks is van Mij geschreven. |
9 Ik heb lust, o Mijn God, om Uw welbehagen te doen; en bUw wet is in het midden Mijns ingewands. b Ps. 37:31. Jes. 51:7. |
b Ps. 37:31 De wet zijns Gods is in zijn hart; zijn gangen zullen niet slibberen. Jes. 51:7 Hoort naar Mij, gijlieden die de gerechtigheid kent, gij volk in welks hart Mijn wet is; vreest niet de smaadheid van den mens, en voor hun smaadredenen ontzet u niet. |
10 Ik boodschap de gerechtigheid in de cgrote gemeente; zie, mijn lippen bedwing ik niet; HEERE, Gij weet het. c Ps. 35:18; 111:1. |
c Ps. 35:18 Zo zal ik U loven in de grote gemeente; onder machtig veel volk zal ik U prijzen. Ps. 111:1 HALLELUJAH. Aleph. Ik zal den HEERE loven van ganser harte; Beth. in den raad en vergadering der oprechten. |
11 Uw gerechtigheid bedek ik niet in het midden mijns harten; Uw waarheid en Uw heil spreek ik uit; Uw weldadigheid en Uw trouw verheel ik niet in de grote gemeente. |
12 Gij, o HEERE, zult Uw barmhartigheden van mij niet onthouden; laat Uw weldadigheid en Uw trouw mij geduriglijk behoeden. |
13 Want kwaden, tot zonder getal toe, hebben mij omgeven; mijn ongerechtigheden hebben mij aangegrepen, dat ik niet heb kunnen zien; zij zijn menigvuldiger dan de haren mijns hoofds, en mijn hart heeft mij verlaten. |
14 Het behage U, HEERE, mij te verlossen; HEERE, haast U tot mijn hulp. |
15 dLaat hen tezamen beschaamd en schaamrood worden, die mijn ziel zoeken om die te vernielen; laat hen achterwaarts gedreven worden en te schande worden, die lust hebben aan mijn kwaad. d Ps. 35:4, 26; 70:3; 71:13. |
d Ps. 35:4 Laat hen beschaamd en te schande worden, die mijn ziel zoeken; laat hen achterwaarts gedreven en schaamrood worden, die kwaad tegen mij bedenken. Ps. 35:26 Laat hen beschaamd en tezamen schaamrood worden, die zich in mijn kwaad verblijden; laat hen met schaamte en schande bekleed worden, die zich tegen mij groot maken. Ps. 70:3 Laat hen beschaamd en schaamrood worden, die mijn ziel zoeken; laat hen achterwaarts gedreven en te schande worden, die lust hebben aan mijn kwaad. Ps. 71:13 Laat hen beschaamd worden, laat hen verteerd worden, die mijn ziel tegen zijn; laat hen met smaad en schande overdekt worden, die mijn kwaad zoeken. |
16 Laat hen verwoest worden tot loon hunner beschaming, die van mij zeggen: Ha, ha! |
17 Laat in U vrolijk en verblijd zijn allen die U zoeken; laat de liefhebbers Uws heils geduriglijk zeggen: De HEERE zij grootgemaakt. |
18 Ik ben wel ellendig en nooddruftig, maar de Heere denkt aan mij; Gij zijt mijn Hulp en mijn Bevrijder; o mijn God, vertoef niet. |