Statenvertaling.nl

sample header image

Psalm 4 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Psalm 4

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

David bidt om genadige verhoring, bestraft zijn vijanden, en vermaant hen tot bekering; is verheugd, getroost en gerust in Gods genade.
 
Een avondlied
1 EEN psalm van David, voor den 1opperzangmeester, op 2Neginôth.
1 Dat is, die den opperzangmeester gegeven werd, om dien in het huis des Heeren te doen spelen en zingen. Het Hebreeuwse woord betekent overwinnaar, en voorts aandrijver, voortdrijver, die anderen, onder zijn opzicht gesteld zijnde, in kloekheid overwint of te boven gaat, en het werk aandrijft totdat het als overwonnen en ten einde gebracht is; en vervolgens in materie van gezang een meester, opziener, voorganger van de zangers en speellieden. Vgl. Ps. 13:1, en zie 2 Kron. 2:2, 18; 34:12, 13. Ezra 3:8, 9. Aangaande deze ordinantie in de muziek van den godsdienst zie 1 Kron. 6:31, enz.; 15:16, 17, enz.; 16:4, 5, 7; 25:1, 2, enz. verwijsteksten
2 Of: in, met Neginoth. Hierdoor verstaan sommigen het snarenspel, of de instrumenten van muziek, waarop met vingers gegrepen, geslagen of gespeeld werd, gelijk bij ons nu zijn luiten, harpen, citers, vedels, clavecimbels, enz. Anderen houden het voor zekeren toon van de muziek.
 
2 Als ik 3roep, verhoor mij, o God mijner 4gerechtigheid. In benauwdheid hebt Gij mij ruimte gemaakt; zijt mij genadig en hoor mijn gebed.
3 Te weten tot U, als vers 4. Dat is, vuriglijk bid. Zie Job 36 op vers 13. Alzo dikwijls. verwijsteksten
4 Dat is, Die mijn rechtvaardige zaak voorstaat.
 
3 5Gij mannen, hoelang zal mijn 6eer tot schande zijn? Hoelang zult gij de ijdelheid beminnen, de 7leugen zoeken? 8Sela.
5 Hebr. manszonen, of manskinderen. Alzo worden de grote of aanzienlijke lieden en heren genoemd, gelijk de gewone eenvoudige lieden kinderen of zonen der mensen in tegenstelling genoemd worden, Ps. 49:3; 62:10. Spr. 8:4. Vgl. ook Jes. 2:9. verwijsteksten
6 Dat mij God door Samuël tot een koning heeft doen zalven.
7 Om mij met valse beschuldiging te bezwaren, of: u verlaten op zulks waarmede gij bedrogen zult uitkomen, dat toch feilen en u bedriegen zal. In zulken zin kan het Hebreeuwse woord ook bekwamelijk worden genomen, uit vergelijking van 2 Kon. 4:16. Job 40:28. Ps. 89:36. Jes. 58:11. Vgl. voorts Ps. 7:15; 60:13. verwijsteksten
8 Zie van dit woordje Ps. 3 op vers 3. verwijsteksten
 
4 Weet toch dat de HEERE Zich een 9gunstgenoot 10heeft afgezonderd; de HEERE zal horen als ik tot Hem roep.
9 Te weten mij, wien God onverdiende goedertierenheid, gunst en weldadigheid bewijst, dewelke ik genietende en gevoelende, ook van harte genegen ben anderen gunst en weldadigheid te bewijzen, zelfs mijn haters, naar den aard en plicht der kinderen Gods. Zie Matth. 5:44, 45. 1 Joh. 4:11, en voorts van het Hebreeuwse woord 2 Kron. 6 op vers 41. verwijsteksten
10 Te weten tot het koninkrijk. Het Hebreeuwse woord heeft de betekenis van wonderlijk handelen, en ook afzonderen. Daarom zetten sommigen het over: wonderlijk afgezonderd. Zie Ex. 9:4; 11:7; 33:16. Insgelijks Ps. 17:7, enz. verwijsteksten
 
5 a11Zijt beroerd en zondigt niet; 12spreekt in ulieder hart op uw leger, en 13zijt stil. Sela.
a Ef. 4:26. verwijsteksten
11 Alsof hij zeide: Zo gij u vertoornt of ontstelt, óf over mijn verkiezing tot het koninkrijk, óf dat de zaken in het land kwalijk gaan, vergrijpt u daarom niet tegen mij, maar bekeert u en verzoent u met God; of: Zijt beroerd, te weten door vrees voor Gods zwaren toorn, dien gij op u laadt, en vaart niet voort in het zondigen.
12 Dat is, denkt, overpeinst bij uzelven (vgl. Ps. 14:1; 35:25. Matth. 24:48. Rom. 10:6. Openb. 18:7), overwegende uw doen, oordelende uzelven. verwijsteksten
13 Laat af van mij te vervolgen.
 
6 Offert b14offeranden der gerechtigheid, en vertrouwt op den HEERE.
b Deut. 33:19. Ps. 51:21. verwijsteksten
14 Dat is, wettige offeranden, vergezelschapt met een oprecht geloof en bekering des harten. Alzo Ps. 51:21. verwijsteksten
 
7 Velen zeggen: 15Wie zal ons het goede doen 16zien? 17Verhef Gij over ons het 18licht Uws aanschijns, o HEERE.
15 Of: Och, of iemand ons het goede deed zien! Een manier van wensen. Zie Deut. 5 op vers 29. Alsof zij zeiden: Hoe zullen wij nog eens uit deze onrusten en kwellingen geraken? Of: Och, mochten wij een vruchtbaar en vredig jaar hebben! verwijsteksten
16 Dat is, doen genieten. Zie Job 7 op vers 7. verwijsteksten
17 Alsof de profeet zeide: Ik daarentegen zeg: Alles zal wel zijn, als maar Gij, o God, enz.
18 Zie Num. 6 op vss. 25, 26. verwijsteksten
 
8 19Gij hebt 20vreugde in mijn hart gegeven, meer dan ten tijde als hun koren en hun most vermenigvuldigd zijn.
19 O God.
20 Geestelijke vreugde, door het licht Uws aanschijns, die groter is dan de hunne placht te zijn over een overvloedigen oogst. Vgl. Hoogl. 1:2, 4 en Hos. 9:1 met de aantt. verwijsteksten
 
9 cIk zal in 21vrede tezamen nederliggen en slapen; 22want Gij, o HEERE, alleen zult mij ddoen zeker wonen.
c Ps. 3:6. verwijsteksten
21 Dat is, stilte en gerustheid, niettegenstaande de aanslagen mijner vervolgers. Zie Ps. 3 op vers 6. verwijsteksten
22 Anders: want Gij zijt de Heere alleen; Gij zult mij zeker doen wonen.
d Lev. 26:5. Deut. 12:10; 33:28. verwijsteksten

Einde Psalm 4