Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Gods alwetendheid |
1 EEN psalm van David, voor den opperzangmeester. HEERE, Gij doorgrondt en kent mij. |
2 Gij weet mijn zitten en mijn opstaan, Gij verstaat van verre mijn gedachte. |
3 Gij omringt mijn gaan en mijn liggen, en Gij zijt al mijn wegen gewend. |
4 Als er nog geen woord op mijn tong is, zie, HEERE, Gij weet het alles. |
5 Gij bezet mij van achteren en van voren, en Gij zet Uw hand op mij. |
6 De kennis is mij te wonderbaar; zij is hoog, ik kan er niet bij. |
7 Waar zou ik heen gaan voor Uw Geest, en waar zou ik heen vlieden voor Uw aangezicht? |
8 aZo ik opvoer ten hemel, Gij zijt daar; of bedde ik mij in de hel, zie, Gij zijt daar. a Job 26:6. Amos 9:2, 3, 4. Hebr. 4:13.  |
a Job 26:6 De hel is naakt voor Hem, en geen deksel is er voor het verderf. Amos 9:2 Al groeven zij tot in de hel, zo zal hen Mijn hand vandaar halen; en al klommen zij in den hemel, zo zal Ik hen vandaar doen nederdalen. Amos 9:3 En al verstaken zij zich op de hoogte van Karmel, zo zal Ik hen naspeuren en vandaar halen; en al verborgen zij zich van voor Mijn ogen in den grond van de zee, zo zal Ik vandaar een slang gebieden, die zal hen bijten. Amos 9:4 En al gingen zij in gevangenis voor het aangezicht hunner vijanden, zo zal Ik vandaar het zwaard gebieden, dat het hen dode; en Ik zal Mijn oog tegen hen zetten ten kwade, en niet ten goede. Hebr. 4:13 En er is geen schepsel onzichtbaar voor Hem; maar alle dingen zijn naakt en geopend voor de ogen Desgenen met Welken wij te doen hebben. |
9 Nam ik vleugelen des dageraads, woonde ik aan het uiterste der zee, |
10 Ook daar zou Uw hand mij geleiden, en Uw rechterhand zou mij houden. |
11 Indien ik zeide: De duisternis zal mij immers bedekken; dan is de nacht een licht om mij. |
12 Ook verduistert de duisternis voor U niet, maar de nacht licht als de dag; de duisternis is als het licht. |
13 Want Gij bezit mijn nieren, Gij hebt mij in mijner moeders buik bedekt. |
14 Ik loof U, omdat ik op een heel vreselijke wijze wonderbaarlijk gemaakt ben; wonderlijk zijn Uw werken; ook weet het mijn ziel zeer wel. |
15 bMijn gebeente was voor U niet verholen, cals ik in het verborgene gemaakt ben, en als een borduursel gewrocht ben in de nederste delen der aarde. b Job 10:8, 10. c Pred. 11:5.  |
b Job 10:8 Uw handen doen mij smart aan, hoewel zij mij gemaakt hebben; tezamen rondom mij zijn zij, en Gij verslindt mij. Job 10:10 Hebt Gij mij niet als melk gegoten, en mij als een kaas doen runnen? c Pred. 11:5 Gelijk gij niet weet welke de weg des winds zij, of hoedanig de beenderen zijn in den buik van een zwangere vrouw, alzo weet gij het werk Gods niet, Die het alles maakt. |
16 Uw ogen hebben mijn ongeformeerden klomp gezien; en al deze dingen waren in Uw boek geschreven, de dagen als zij geformeerd zouden worden, toen nog geen van die was. |
17 Daarom, hoe kostelijk zijn mij, o God, Uw gedachten; hoe machtig veel zijn haar sommen! |
18 Zou ik ze tellen? Harer is meer dan des zands; word ik wakker, zo ben ik nog bij U. |
19 O God, dat Gij den goddeloze ombracht; en gij mannen des bloeds, wijkt van mij; |
20 Die van U schandelijk spreken, en Uw vijanden ijdellijk verheffen. |
21 Zou ik niet haten, HEERE, die U haten? En verdriet hebben in degenen die tegen U opstaan? |
22 Ik haat hen met volkomen haat, tot vijanden zijn zij mij. |
23 dDoorgrond mij, o God, en ken mijn hart; beproef mij en ken mijn gedachten. d Job 31:6. Ps. 26:2.  |
d Job 31:6 Hij wege mij op in een rechte weegschaal, en God zal mijn oprechtheid weten. Ps. 26:2 Proef mij, HEERE, en verzoek mij; toets mijn nieren en mijn hart. |
24 En zie of bij mij een schadelijke weg zij; en leid mij op den eeuwigen weg. |