Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
David looft God vanwege Zijn goedheid en waarheid aan hem bewezen, profeterende dat de koningen der aarde den Heere zullen loven; met belijdenis van de vrucht van zijn vertrouwen op God. |
De HEERE ziet den nederige aan |
1 EEN psalm van David. Ik zal U loven met mijn gehele hart; 1in de tegenwoordigheid 2der goden 3zal ik U psalmzingen. | | 1 Hebr. tegenover, of: voor. |
2 Dat is, koningen, prinsen, vorsten, als vers 4. Zie Ps. 82:1, 6; 119:46. Anderen verstaan hier door de goden de engelen Gods, die zich ook in de verzamelingen der gelovigen laten vinden, 1 Kor. 11:10. vers 4 Alle koningen der aarde zullen U, o HEERE, loven, wanneer zij gehoord zullen hebben de redenen Uws monds. Ps. 82:1 EEN psalm van Asaf. God staat in de vergadering Godes, Hij oordeelt in het midden der goden. Ps. 82:6 Ik heb wel gezegd: Gij zijt goden, en gij zijt allen kinderen des Allerhoogsten; Ps. 119:46 Ook zal ik voor koningen spreken van Uw getuigenissen en mij niet schamen. 1 Kor. 11:10 Daarom moet de vrouw een macht op het hoofd hebben, om der engelen wil. |
3 Te weten zonder schroom of vrees. |
2 Ik zal mij nederbuigen 4naar het paleis Uwer heiligheid, en ik zal Uw Naam loven, 5om Uw goedertierenheid en om Uw waarheid; want Gij hebt 6vanwege Uw gansen Naam 7Uw woord groot gemaakt. | | 4 Mijn aangezicht wendende naar de ark toe, staande in de tent of den tabernakel. Zie 1 Kron. 16:1. Ps. 99:5. Anders: naar Uw heiligen tempel. 1 Kron. 16:1 TOEN zij de ark Gods inbrachten, zo stelden zij ze in het midden der tent welke David voor haar gespannen had; en zij offerden brandoffers en dankoffers voor het aangezicht Gods. Ps. 99:5 Verheft den HEERE onzen God, en buigt u neder voor de voetbank Zijner voeten; Hij is heilig. |
5 Dat is, vanwege. Anders: over, voor. |
6 Dat is, alleen en ganselijk om Uws Naams wil. Anders: boven Uw gansen Naam, dat is, boven al de eigenschappen waarmede Gij genaamd wordt. |
7 Dat is, Uw belofte en toezegging aangaande Christus. Dit is het grootste en voornaamste werk waardoor Gij Uw goedheid hebt doen blijken. Anderen verstaan dit van de belofte die God David gedaan en volbracht heeft aangaande het koninkrijk. |
3 Ten dage als ik riep, zo hebt Gij mij verhoord; Gij hebt mij versterkt 8met kracht in mijn ziel. | | 8 Dat is, met kracht, die ik, o Heere, van U ontvangen heb, Ef. 3:16, 20. Ef. 3:16 Opdat Hij u geve, naar den rijkdom Zijner heerlijkheid, met kracht versterkt te worden door Zijn Geest in den inwendigen mens; Ef. 3:20 Hem nu Die machtig is meer dan overvloediglijk te doen boven al wat wij bidden of denken, naar de kracht die in ons werkt, |
4 Alle koningen der aarde zullen U, o HEERE, loven, 9wanneer zij gehoord zullen hebben de redenen Uws monds. | | 9 Dit is als een profetie van de bekering aller volken tot Christus, door de predicatie van het Heilig Evangelie, als de Messias zou verschenen zijn. Zie Ps. 102:16, 23 en de aantt. aldaar. Maar indien men deze woorden verstaat van de belofte die God David gedaan heeft aangaande het koninkrijk, zo versta door de koningen Hiram, den koning van Tyrus, 2 Sam. 5:11, en Thoï, den koning van Hamath, 2 Sam. 8:10, en andere genabuurde koningen. Ps. 102:16 Dan zullen de heidenen den Naam des HEEREN vrezen, en alle koningen der aarde Uw heerlijkheid, Ps. 102:23 Wanneer de volken tezamen zullen vergaderd worden, ook de koninkrijken, om den HEERE te dienen. 2 Sam. 5:11 En Hiram, de koning van Tyrus, zond boden tot David, en cederhout en timmerlieden en metselaars; en zij bouwden David een huis. 2 Sam. 8:10 Zo zond Thoï zijn zoon Joram tot den koning David om hem te vragen naar zijn
welstand en om hem te zegenen, vanwege dat hij tegen Hadad-ézer gekrijgd en hem geslagen had (want Hadad-ézer voerde steeds krijg tegen Thoï); en in zijn hand waren zilveren vaten en gouden vaten en koperen vaten; |
5 En zij zullen zingen 10van de wegen des HEEREN, want de heerlijkheid des HEEREN is groot. | | 10 Dat is, van de wonderbare regering en werken des Heeren. Anders: in de wegen des Heeren, te weten met vrolijkheid wandelen. |
6 Want de HEERE is hoog, anochtans 11ziet Hij den nederige aan, en 12den verhevene 13kent Hij van verre. | | a Ps. 113:6, 7. Ps. 113:6 Die zeer laag ziet, in den hemel en op de aarde; Ps. 113:7 Die den geringe uit het stof opricht, en den nooddruftige uit den drek verhoogt; |
11 Dat is, Hij draagt zorg voor den nederige. Neem een voorbeeld van David zelven, denwelken God van een herder der schapen heeft verheven tot de koninklijke waardigheid. Anders: het nederige. |
12 Dat is, den hovaardige. Anders: het verhevene. |
13 Te weten alzo, dat Hij hem vernederen en straffen wil. |
7 Als ik wandel in het midden der benauwdheid, 14maakt Gij mij levend; Uw hand strekt Gij uit 15tegen den toorn mijner vijanden, en 16Uw rechterhand behoudt mij. | | 14 Zie Ps. 119:25. Anders: Als ik zal wandelen, enz., zult Gij mij levend maken, en alzo in het volgende. Ps. 119:25 Mijn ziel kleeft aan het stof; maak mij levend naar Uw woord. |
15 Te weten om dien te temmen en te tomen, als Ps. 3:8. Anders: tegen den neus of het aangezicht, te weten om hun in het aangezicht te smijten. Het Hebreeuwse woord aph betekent zowel den neus als toorn. Ps. 3:8 Sta op, HEERE, verlos mij, mijn God; want Gij hebt al mijn vijanden op de kinnebak geslagen; de tanden der goddelozen hebt Gij verbroken. |
16 Of: Gij behoudt mij met Uw rechterhand. |
8 De 17HEERE 18zal het voor mij voleinden; Uw goedertierenheid, HEERE, is in eeuwigheid; laat niet 19varen de werken Uwer handen. | | 17 Of: De Heere voleinde het voor mij. |
18 Te weten hetgeen Hij in mij begonnen heeft tegen mijn vijanden. Of: Zijn genade jegens mij, als Ps. 57:3. Ps. 57:3 Ik zal roepen tot God, den Allerhoogste, tot God, Die het aan mij voleinden zal. |
19 Of: vertragen, verslappen. Hij bidt dat God het goede werk hetwelk Hij in hem had begonnen, niet wil nalaten, maar voltrekken tot den dag van Jezus Christus, Filipp. 1:6. Filipp. 1:6 Vertrouwende ditzelve, dat Hij Die in u een goed werk begonnen heeft, dat
voleindigen zal tot op den dag van Jezus Christus; |