Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
De gemeente dankt God voor haar wonderbare verlossing uit de Babylonische gevangenis, biddende dat Hij Zijn werk volbrengen wil. |
Danklied na ballingschap |
1 EEN 1lied Hammaäloth. Als de HEERE 2de gevangenen Sions 3wederbracht, 4waren wij gelijk degenen die dromen. | | 1 Zie Ps. 120:1. Ps. 120:1 EEN lied Hammaäloth. Ik heb tot den HEERE geroepen in mijn benauwdheid, en Hij heeft mij verhoord. |
2 Hebr. de gevangenis, dat is, de gevangenen Sions, dat is, het volk van Israël. |
3 Te weten uit de Babylonische gevangenis, enz. |
4 De zin is: Wij Joden, wederkerende uit de Babylonische gevangenis, wisten en gevoelden wel dat het waar was, nochtans twijfelden wij of het inderdaad waar was, of dat het een droom was. Zie Jes. 29:7, 8. Hand. 12:9. Jes. 29:7 En gelijk de droom van een nachtgezicht is, alzo zal de veelheid aller heidenen zijn die tegen Ariël strijden zullen; zelfs allen die tegen haar en haar vestingen strijden en haar beangstigen zullen. Jes. 29:8 Het zal alzo zijn, gelijk wanneer een hongerige droomt, en zie, hij eet, maar als hij ontwaakt, zo is zijn ziel ledig; of,
gelijk als wanneer een dorstige droomt, en zie, hij drinkt, maar als hij ontwaakt, zie, zo is hij nog mat en zijn ziel is begerig; alzo zal de menigte aller heidenen zijn die tegen den berg Sion krijgen. Hand. 12:9 En uitgaande volgde hij hem, en wist niet dat het waarachtig was hetgeen door den engel geschiedde, maar hij meende dat hij een gezicht zag. |
2 aToen werd onze mond vervuld met lachen, en onze tong 5met gejuich; toen zeide men onder de heidenen: De HEERE heeft grote dingen 6aan 7dezen gedaan. | | a Job 8:21. Job 8:21 Totdat Hij uw mond met gelach vervulle, en uw lippen met gejuich. |
5 Of: met vrolijk gezang. Alzo ook vers 5. vers 5 Die met tranen zaaien, zullen met gejuich maaien. |
6 Of: met. Alzo ook vers 3. vers 3 De HEERE heeft grote dingen bij ons gedaan; dies zijn wij verblijd. |
7 Te weten Joden. |
3 De HEERE heeft grote dingen bij ons gedaan; dies zijn wij verblijd. | | |
4 O HEERE, 8wend onze gevangenis, 9gelijk waterstromen 10in het zuiden. | | 8 Hebr. breng onze gevangenis weder. De zin is: volvoer het aangevangen werk der verlossing, door ook weder te brengen onze medebroeders die nog in Babylonië zijn. |
9 Dat is, dat zal zo aangenaam en lieflijk zijn, gelijk het is wanneer de dorre en hete zuiderse landen bewaterd en bevochtigd worden. |
10 Dat is, in het hoge, droge land. Zie Richt. 1:15. Richt. 1:15 En zij zeide tot hem: Geef mij een zegen; dewijl gij mij een dor land gegeven hebt, geef mij ook waterwellingen. Toen gaf Kaleb haar hoge wellingen en lage wellingen. |
5 11Die met tranen zaaien, zullen met gejuich maaien. | | 11 Dit zijn de woorden der Joden die voor kort uit de Babylonische gevangenis gekomen waren. Alsof zij zeiden: Wij die ten tijde der Babylonische gevangenis met tranen gezaaid hebben, zullen hierna met vreugde maaien, verheugd zijnde vanwege onze verlossing uit Babel. |
6 Die 12het zaad draagt 13dat men zaaien zal, 14gaat al gaande en wenende; maar voorzeker zal hij met gejuich wederkomen, dragende zijn schoven. | | 12 Anders: het kostelijke zaad, dat is, dat door hen duur ingekocht moet worden. |
13 Of: dat hij zaaien zal. Hebr. de trekking des zaads, of het zaad der trekking, te weten dat uit den zaadzak getrokken wordt. |
14 Deze manier van spreken betekent een gedurig en naarstig gaan. De zin is: Het gaat ons als den armen landlieden, die een weinig duurgekocht zaad hebbende, hetwelk zij wel behoeven zouden tot hun nooddruft, hetzelve, genoeg tegen hun hart, in den akker strooien; maar als de oogsttijd komt, zo zijn zij heel blijde, omdat zij Gods rijke zegening zien. |