Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
David wekt zichzelven op tot prijs en lof des Heeren, tegelijk God biddende om Zijn bijstand, met vast vertrouwen dat hij door Deszelfs goedgunstigheid de overhand over zijn vijanden hebben zou. |
Lofprijzing van God en gebed om hulp |
1 EEN lied, een psalm van David. | | |
2 1O God, mijn hart 2is bereid; ik zal zingen en psalmzingen, 3ook mijn eer. | | 1 Deze psalm is samengesteld, eensdeels van de vss. 8, 9, 10, 11, 12 van den 57sten psalm; anderdeels van de vss. 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14 van den 60sten psalm, uitgenomen enige kleine veranderingen. Zie aldaar de aantt. vers 8 God heeft gesproken in Zijn heiligdom; dies zal ik van vreugde opspringen, ik zal Sichem delen, en het dal van Sukkoth zal ik afmeten. vers 9 Gilead is mijne, Manasse is mijne, en Efraïm is de sterkte mijns hoofds; Juda is mijn wetgever. vers 10 Moab is mijn waspot; op Edom zal ik mijn schoen werpen, over Palestina zal ik juichen. vers 11 Wie zal mij voeren in een vaste stad? Wie zal mij leiden tot in Edom? vers 12 Zult Gij het niet zijn, o God, Die ons verstoten hadt, en Die niet uittoogt, o God, met onze heirkrachten? vers 7 Opdat Uw beminden bevrijd worden, geef heil door Uw rechterhand en verhoor ons. vers 8 God heeft gesproken in Zijn heiligdom; dies zal ik van vreugde opspringen, ik zal Sichem delen, en het dal van Sukkoth zal ik afmeten. vers 9 Gilead is mijne, Manasse is mijne, en Efraïm is de sterkte mijns hoofds; Juda is mijn wetgever. vers 10 Moab is mijn waspot; op Edom zal ik mijn schoen werpen, over Palestina zal ik juichen. vers 11 Wie zal mij voeren in een vaste stad? Wie zal mij leiden tot in Edom? vers 12 Zult Gij het niet zijn, o God, Die ons verstoten hadt, en Die niet uittoogt, o God, met onze heirkrachten? vers 13 Geef Gij ons hulp uit de benauwdheid; want des mensen heil is ijdelheid. vers 14 In God zullen wij kloeke daden doen, en Hij zal onze wederpartijders vertreden. |
2 Te weten om U met lofzangen te danken en te loven, als Ps. 57:8. Ps. 57:8 Mijn hart is bereid, o God, mijn hart is bereid; ik zal zingen en psalmzingen. |
3 Dat is, mijn tong. Anders: ook met mijn eer. Zie Gen. 49 op vers 6. Gen. 49:6 (kt.) Mijn ziel kome niet in hun verborgen raad, mijn eer worde niet verenigd met hun vergadering; want in hun toorn hebben zij de mannen doodgeslagen en in hun moedwil hebben zij de ossen weggerukt. |
3 Waak op, gij luit en harp, 4ik zal in den dageraad opwaken. | | 4 Te weten om den Heere mijn God den gehelen dag lof te zingen en te spelen. |
4 Ik zal U loven 5onder de volken, o HEERE, en ik zal U psalmzingen onder de natiën. | | 5 Dat is, onder of bij de stammen van het volk van Israël. Aldus wordt het woord volk ook genomen Richt. 5:14. Ps. 47:2; 66:8. Zach. 11:10, 11. Richt. 5:14 Uit Efraïm was hun wortel tegen Amalek. Achter U was Benjamin onder Uw volken. Uit Machir zijn de wetgevers afgetogen, en uit Zebulon, trekkende door den staf des schrijvers. Ps. 47:2 Alle gij volken, klapt in de hand; juicht Gode met een stem van vreugdegezang. Ps. 66:8 Looft, gij volken, onzen God, en laat horen de stem Zijns roems; Zach. 11:10 En Ik nam Mijn stok LIEFLIJKHEID, en Ik verbrak denzelven, tenietdoende Mijn verbond, hetwelk Ik met al deze volken gemaakt had. Zach. 11:11 Dus werd het te dien dage vernietigd, en alzo hebben de ellendigen onder de schapen, die op Mij wachtten, bekend dat het des HEEREN woord was. |
5 aWant Uw goedertierenheid is groot tot boven de hemelen, en 6Uw waarheid tot aan de bovenste wolken. | | a Ps. 36:6; 57:11. Ps. 36:6 O HEERE, Uw goedertierenheid is tot in de hemelen; Uw waarheid tot de bovenste wolken toe. Ps. 57:11 Want Uw goedertierenheid is groot tot aan de hemelen, en Uw waarheid tot aan de bovenste wolken. |
6 Dat is, de zekerheid Uwer beloften. |
6 Verhef U, o God, boven de hemelen, en Uw eer over de ganse aarde. | | |
7 Opdat 7Uw beminden 8bevrijd worden, geef heil door Uw rechterhand en verhoor 9ons. | | 7 Dat is, de godzalige Israëlieten, als Ps. 60:7, 8, enz. Ps. 60:7 Opdat Uw beminden zouden bevrijd worden, geef heil door Uw rechterhand en verhoor ons. Ps. 60:8 God heeft gesproken in Zijn heiligdom; dies zal ik van vreugde opspringen, ik zal Sichem delen, en het dal van
Sukkoth zal ik afmeten. |
8 Te weten van de vervolging en tirannie der vijanden van Gods volk. |
9 Te weten mij en mijn volk. Anders: verhoor mij. |
8 10God heeft gesproken 11in Zijn heiligdom; 12dies zal ik van vreugde opspringen, ik zal Sichem delen, en het dal van Sukkoth zal ik afmeten. | | 10 Dat is, God heeft heiliglijk beloofd of gezworen, als Ps. 89:36. Te weten dat Hij mij het koninkrijk over Zijn volk van Israël geven zal, 2 Sam. 7:11. Ps. 89:36 Ik heb ééns gezworen bij Mijn heiligheid: Zo Ik aan David liege! 2 Sam. 7:11 En van dien dag af dat Ik geboden heb richters te wezen over Mijn volk Israël. Doch u heb Ik rust gegeven van al uw vijanden. Ook geeft u de HEERE te kennen, dat de HEERE u een huis maken zal. |
11 Anders: bij Zijn heiligheid, dat is, bij Zichzelven, Die de Heiligheid Zelve is. Zie de aantt. Ps. 60:8; 89:36. Ps. 60:8 (kt.) God heeft gesproken in Zijn heiligdom; dies zal ik van vreugde opspringen, ik zal Sichem delen, en het dal van
Sukkoth zal ik afmeten. Ps. 89:36 (kt.) Ik heb ééns gezworen bij Mijn heiligheid: Zo Ik aan David liege! |
12 Dit zijn de woorden van den psalmist, niet van God. |
9 Gilead is mijne, Manasse is mijne, en Efraïm is 13de sterkte mijns hoofds; Juda is 14mijn wetgever. | | 13 Dat is, de voorname kracht mijns rijks. |
14 Zie Gen. 49 de aantt. op vers 10. Gen. 49:10 (kt.) De scepter zal van Juda niet wijken, noch de wetgever van tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en Denzelven zullen de volken gehoorzaam zijn. |
10 15Moab is mijn waspot; op Edom zal ik mijn schoen werpen, over Palestina zal ik juichen. | | 15 Hij wil zeggen: Ik zal de Moabieten en andere heidense natiën zo vernederen, dat zij mij zullen moeten dienen, ook in de allergeringste en verachtzaamste zaken. |
11 Wie zal mij voeren in een vaste stad? Wie zal mij leiden tot in Edom? | | |
12 bZult Gij het niet zijn, o God, Die ons verstoten hadt, en Die 16niet uittoogt, o God, met onze heirkrachten? | | b Ps. 60:3. Ps. 60:3 O God, Gij hadt ons verstoten, Gij hadt ons gescheurd, Gij zijt toornig geweest; keer weder tot ons. |
16 Te weten om ons, gelijk Gij pleegt, bijstand te doen tegen onze vijanden. |
13 Geef Gij ons hulp uit de benauwdheid; want des mensen 17heil is ijdelheid. | | 17 Of: verlossing, behoudenis. |
14 18In God 19zullen wij kloeke daden doen, en Hij zal onze wederpartijders 20vertreden. | | 18 Anders: Door God, of: Met God. |
19 Dat is, wij zullen ons kloekelijk gedragen door de genadige hulp en bijstand van onzen Heere, onzen God. |
20 Versta hierbij: en alzo zullen wij de overhand behouden. |