Statenvertaling.nl

sample header image

Psalm 102 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Psalm 102

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

De gemeente klaagt zeer vanwege haar zware ellende, biddende om verlossing uit dezelve, en zich verkwikkende in Gods altijddurende barmhartigheid en in de eeuwige, oneindige macht des Heeren, Dien zij daarvoor belooft te zullen prijzen en danken. En onder de verlossing van de gevangenis van Babel en herbouwing van den tempel en de stad wordt mede verstaan de verlossing door Christus en beroeping der heidenen tot Zijn gemeenschap.
 
Vijfde boetpsalm
1 EEN gebed 1des verdrukten, als hij 2overstelpt is, en zijn klacht 3uitstort voor het aangezicht des HEEREN.1 Of: voor den bedrukte. Versta hier de bedrukte en ellendige gevangenen in Babylonië.
2 Te weten met angst en schrik. In deze betekenis wordt het woord overstelpen ook gebruikt Ps. 61:3; 77:4; 107:5; 142:4; 143:4. verwijsteksten
3 Dat is, vrijmoediglijk en overvloediglijk uit den grond des harten te kennen geeft.
2 O HEERE, hoor mijn gebed, en laat mijn geroep tot U komen.
3 4Verberg Uw aangezicht niet voor mij, neig Uw oor tot mij ten dage mijner benauwdheid; ten dage als ik roep, 5verhoor mij haastelijk.4 Dat is, onttrek mij Uw hulp niet. Zie de aant. Job 13 op vers 24. verwijsteksten
5 Hebr. haast, verhoor mij.
4 Want 6mijn dagen zijn vergaan a7als rook, en mijn gebeenten zijn uitgebrand 8als een haard.6 Te weten de dagen mijns levens.
a Ps. 37:20. verwijsteksten
7 Anders: in of tot rook.
8 Anders: als een brandvuur aan den haard. Zie Job 21 op vers 24. verwijsteksten
5 Mijn hart is geslagen en verdord 9als gras, 10zodat ik vergeten heb mijn brood te eten.9 Hetwelk afgemaaid zijnde verdroogt en het wordt hooi.
10 Hij wil zeggen: Ik heb geen lust gehad mijn nooddruft te nemen of enig voedsel te gebruiken.
6 Mijn gebeente kleeft 11aan mijn vlees, 12vanwege de stem mijns zuchtens.11 Dat is, aan mijn vel. Hij wil zeggen: Ik ben zo uitgeteerd dat ik maar vel en been heb. Zie Job 19 op vers 20. Klgld. 4:8. verwijsteksten
12 Dat is, vanwege mijn zuchten, dat met geluid en geschrei dagelijks geschiedt.
7 Ik 13ben een roerdomp der woestijn gelijk geworden, ik ben geworden als een steenuil der wildernissen.13 Dat is, ik ben gedrongen alleen en eenzaam te blijven, van alle mensen verlaten zijnde, en ik sla schrikkelijk geluid, gelijk de roerdomp en de uilen doen, Job 30:29. verwijsteksten
8 14Ik waak, en ben geworden 15als een eenzame mus op het dak.14 Ik kan niet slapen.
15 Dat is, als een mus die haar wederpaar verloren heeft.
9 16Mijn vijanden smaden mij al den dag; die tegen mij 17razen, 18zweren bij mij.16 Te weten de Babyloniërs of Chaldeeën.
17 Zie de aant. Ps. 5 op vers 6. verwijsteksten
18 Dat is, als zij zweren dat zij iemand kwalijk behandelen zullen, zo dreigen zij dat zij hem zo zullen mishandelen, dat hij mij zal gelijk worden. Of: zij gebruiken mijn naam tot een formulier van vervloeking. Vgl. Num. 5:21. Jes. 65:15. Jer. 29:22 met de aantt. Anders: zweren tegen mij. verwijsteksten
10 Want 19ik eet as als brood, en vermeng 20mijn drank met tranen,19 Hij wil zeggen: Dewijl ik rouwdragende in de as lig, zo gebeurt het dikwijls dat ik as eet met mijn spijze. Anders: ik ben zo bedroefd, dat ik niet meer lust noch smaak in het brood of andere spijze vind, dan of ik as at.
20 Hebr. mijn dranken, dat is, al wat ik drink.
11 21Vanwege Uw verstoordheid en Uw groten toorn; want Gij hebt mij verheven en mij weder nedergeworpen.21 Hebr. Van het aangezicht Uwer verstoordheid.
12 22Mijn dagen zijn 23als een afgaande schaduw, en ik verdor 24als gras.22 De dagen mijns levens.
23 Te weten als de zon ondergaat; alsdan is de schaduw wel lang uitgestrekt, maar zij blijft niet lang, alzo de nacht terstond daarop volgt, Ps. 109:23; 144:4. verwijsteksten
24 Zie vers 5. verwijsteksten
13 Maar Gij, HEERE, blijft in eeuwigheid, en 25Uw gedachtenis van geslacht tot geslacht.25 Te weten de gedachtenis Uwer heerlijke werken en weldaden, die Gij voormaals Uw volk gedaan en bewezen hebt. Zie Ex. 3:15. Ps. 135:13. verwijsteksten
14 Gij zult opstaan, Gij zult U ontfermen 26over Sion, want de tijd om haar genadig te zijn, want de 27bestemde tijd is gekomen.26 Dat is, over Uw volk en de stad Jeruzalem.
27 Te weten de tijd van de zeventig jaren onzer gevangenis, door Uw profeten voorzegd. Zie 2 Kron. 36:21. Jer. 25:12; 29:10. Dan. 9:2, 24, 25. Immers, uit de laatste woorden van dit vers blijkt genoegzaam dat deze psalm beschreven is op het einde van de Babylonische gevangenis. verwijsteksten
15 Want 28Uw knechten 29hebben een welgevallen aan haar stenen, en 30hebben medelijden met haar 31gruis.28 Dat is, wij Joden, Neh. 1:3; 2:3; 4:2. verwijsteksten
29 Dat is, zij zagen zeer gaarne dat de stad van Jeruzalem weder opgebouwd werd, en hebben grote droefheid daarover dat zij tot een steenhoop gemaakt is.
30 Dat is, het doet hun wee dat de stad en de tempel aldus verwoest blijven liggen.
31 Of: steenmul, of: puin.
16 Dan zullen 32de heidenen den Naam des HEEREN vrezen, en alle koningen der aarde Uw heerlijkheid,32 Te weten die die de wonderbaarlijke verlossing Uws volks en de volvoering Uwer beloften zien zullen.
17 Als de HEERE Sion zal opgebouwd hebben, in Zijn heerlijkheid zal verschenen zijn,
18 Zich gewend zal hebben tot het gebed 33desgenen die gans ontbloot is, en niet versmaad hebben hunlieder gebed.33 Versta hier de arme Joden, die in de Babylonische gevangenis waren.
19 34Dat zal beschreven worden voor het navolgende geslacht; en het volk 35dat geschapen zal worden, zal den HEERE loven;34 Te weten onze verlossing uit de Babylonische gevangenis.
35 Dat is, het volk dat namaals of lang na ons geboren zal worden; doch men mag dit ook verstaan van het volk van Israël, hetwelk uit de gevangenis van Babylonië verlost wordende, gelijk als uit het stof verwekt en opnieuw geschapen zou worden. Zie Ps. 22:32. Ezechiël 37. verwijsteksten
20 Omdat Hij 36uit de hoogte Zijns heiligdoms zal hebben nederwaarts gezien, dat de HEERE uit den hemel 37op de aarde geschouwd zal hebben,36 Dit is genomen van Deut. 26:15. Anders: van Zijn heilige hoogte, dat is, vanuit den hemel. verwijsteksten
37 Dat is, op ons, die op de aarde wonen.
21 Om het zuchten 38der gevangenen te horen, om los te maken 39de kinderen des doods;38 Te weten die in Babel gevangen zijn. Hebr. des gevangenen of des gebondenen.
39 Dat is, die ter dood geëigend waren, als Ps. 44:23; 79:11. verwijsteksten
22 Opdat men den Naam des HEEREN vertelle te Sion, en Zijn lof te Jeruzalem,
23 40Wanneer de volken tezamen zullen vergaderd worden, ook de koninkrijken, om den HEERE te dienen.40 Dat is, als God uit de Joden en heidenen één volk maken zal, en Zich een kerk uit alle koninkrijken der aarde zal verzamelen. Zie Hand. 2:5. Ef. 2:13, 14. verwijsteksten
24 41Hij heeft mijn kracht 42op den weg ternedergedrukt, 43mijn dagen heeft Hij verkort.41 Te weten God.
42 Te weten toen ik gevankelijk naar Babel gevoerd werd, waar ik tot nog toe gevankelijk ben gebleven.
43 Te weten de dagen mijns levens. Zodat velen onzer in droefenis en ellende gestorven zijn. Zie dergelijke manier van spreken Job 21:21. Zie ook Ps. 55 op vers 24. verwijsteksten
25 44Ik zeide: Mijn God, 45neem mij niet weg in het midden mijner dagen; 46Uw jaren zijn 47van geslacht tot geslacht.44 Te weten als de Heere mij drukte op den weg naar Babylonië, vers 24, stellende deze gedachten tegen de vorige verzoeking en vrees van dat ik haast zou sterven. verwijsteksten
45 Hebr. neem mij niet op, te weten uit dit leven. Zie de aant. Job 36 op vers 20. verwijsteksten
46 Hij wil zeggen: Heere, dewijl Gij eeuwig blijft, daarom zal ook Uw kerk eeuwiglijk blijven, en zij zal door de vijanden en vervolgers niet kunnen onderdrukt worden, gelijk hij vers 29 besluit. verwijsteksten
47 Hebr. van geslacht der geslachten.
26 48Gij hebt 49voormaals de aarde gegrond, en de hemelen zijn het werk Uwer handen.48 De apostel gebruikt Hebr. 1:10, 11, 12 deze woorden om de Godheid van Christus te bewijzen, omdat hier de Heere Christus verklaard wordt niet alleen te zijn Schepper van alles en eeuwig, maar ook een Verlosser en Zaligmaker Zijner gemeente. Zie vss. 14, 16, 23, 29. Waarom de apostel in de aangehaalde plaats ook den Naam HEERE, uit het 13de vers herhaald zijnde, Hem toeschrijft. verwijsteksten
49 Hebr. voor het aangezicht, dat is hier te zeggen: voormaals, voorheen.
27 50Die zullen vergaan, maar Gij zult staande blijven, en 51zij alle zullen als een kleed verouden, bGij zult ze veranderen als een gewaad, en zij zullen veranderd zijn.50 Te weten hemel en aarde, Hebr. 1:10, 11. verwijsteksten
51 Te weten al de hemelen.
b Hebr. 1:12. verwijsteksten
28 Maar 52Gij zijt Dezelfde, en Uw jaren zullen niet geëindigd worden.52 Te weten Die Gij tevoren geweest zijt van eeuwigheid af; en Gij blijft Dezelfde in eeuwigheid.
29 53De kinderen Uwer knechten zullen 54wonen, en hun zaad zal voor Uw aangezicht bevestigd worden.53 Dat is, onze kinderen of nakomelingen.
54 Dat is, een vaste woning bij U hebben, zonder immermeer te veranderen. Of: zij zullen in Sion wonen, vers 22. Ps. 69:36, 37. verwijsteksten

Einde Psalm 102