Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Gebed in benauwdheid |
1 O HEERE, waarom staat Gij van verre? Waarom verbergt Gij U in tijden van benauwdheid? |
2 De goddeloze vervolgt hittiglijk in hoogmoed den ellendige; alaat hen gegrepen worden in de aanslagen die zij bedacht hebben. a Ps. 7:16; 9:16. Spr. 5:22.  |
a Ps. 7:16 Hij heeft een kuil gedolven en dien uitgegraven, maar hij is gevallen in de groeve die hij gemaakt heeft. Ps. 9:16 De heidenen zijn gezonken in de groeve die zij gemaakt hadden; hunlieder voet is gevangen in het net dat zij verborgen hadden. Spr. 5:22 Den goddeloze zullen zijn ongerechtigheden vangen, en met de banden zijner zonde zal hij vastgehouden worden. |
3 Want de goddeloze roemt over den wens zijner ziel; hij zegent den gierigaard, hij lastert den HEERE. |
4 De goddeloze, gelijk hij zijn neus omhoogsteekt, onderzoekt niet; bal zijn gedachten zijn dat er geen God is. b Ps. 14:1; 53:2.  |
b Ps. 14:1 EEN psalm van David, voor den opperzangmeester. De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God. Zij verderven het, zij maken het gruwelijk met hun werk; er is niemand die goed doet. Ps. 53:2 De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God. Zij verderven het en zij bedrijven gruwelijk onrecht; er is niemand die goed doet. |
5 Zijn wegen maken te allen tijde smart; Uw oordelen zijn een hoogte, ver van hem; al zijn tegenpartijders, die blaast hij aan. |
6 Hij zegt in zijn hart: Ik zal niet wankelen; want ik zal van geslacht tot geslacht in geen kwaad zijn. |
7 cZijn mond is vol van vloek en bedriegerijen en list; onder zijn tong is moeite en ongerechtigheid. c Rom. 3:14.  |
c Rom. 3:14 Welker mond vol is van vervloeking en bitterheid; |
8 Hij zit in de achterlage der hoeven, in verborgen plaatsen doodt hij den onschuldige; zijn ogen verbergen zich tegen den arme. |
9 Hij legt lagen in een verborgen plaats, gelijk een leeuw in zijn hol; hij legt lagen om den ellendige te roven; hij rooft den ellendige, als hij hem trekt in zijn net. |
10 Hij duikt neder, hij buigt zich; en de arme hoop valt in zijn sterke poten. |
11 dHij zegt in zijn hart: God heeft het vergeten; Hij heeft Zijn aangezicht verborgen, Hij ziet niet in eeuwigheid. d Ps. 94:7.  |
d Ps. 94:7 En zeggen: De HEERE ziet het niet, en de God Jakobs merkt het niet. |
12 Sta op, HEERE God, hef Uw hand op, vergeet de ellendigen niet. |
13 Waarom lastert de goddeloze God? zegt in zijn hart: Gij zult het niet zoeken? |
14 Gij ziet het immers, want Gij aanschouwt de moeite en het verdriet, opdat men het in Uw hand geve; op U verlaat zich de arme, Gij zijt geweest een Helper van den wees. |
15 Breek den arm des goddelozen en bozen; zoek zijn goddeloosheid, totdat Gij haar niet vindt. |
16 eDe HEERE is Koning eeuwiglijk en altoos; de heidenen zijn vergaan uit Zijn land. e Ps. 29:10; 145:13; 146:10. Jer. 10:10. Klgld. 5:19. Dan. 4:3; 6:27. 1 Tim. 1:17.  |
e Ps. 29:10 De HEERE heeft gezeten over den watervloed; ja, de HEERE zit, Koning in eeuwigheid. Ps. 145:13 Mem. Uw Koninkrijk is een Koninkrijk van alle eeuwen, en Uw heerschappij is in alle geslacht en geslacht. Ps. 146:10 De HEERE zal in eeuwigheid regeren; uw God, o Sion, is van geslacht tot geslacht. Hallelujah. Jer. 10:10 Maar de HEERE God is de Waarheid, Hij is de levende God en een eeuwig Koning; van Zijn verbolgenheid beeft de aarde, en de heidenen kunnen Zijn gramschap niet verdragen. Klgld. 5:19 Gij, o HEERE, zit in eeuwigheid, Uw troon is van geslacht tot geslacht. Dan. 4:3 Hoe groot zijn Zijn tekenen, en hoe machtig Zijn wonderen! Zijn Rijk is een eeuwig Rijk en Zijn heerschappij is van geslacht tot geslacht. Dan. 6:27 Van mij is een bevel gegeven, dat men in de ganse heerschappij mijns koninkrijks beve en siddere voor het aangezicht van den God van Daniël; want Hij is de levende God en bestendig in eeuwigheden, en Zijn Koninkrijk is niet verderfelijk, en Zijn heerschappij is tot het einde toe. 1 Tim. 1:17 Den Koning nu der eeuwen, den onverderfelijken, den onzienlijken, den alleen wijzen God, zij eer en heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. |
17 HEERE, Gij hebt den wens der zachtmoedigen gehoord; Gij zult hun hart sterken, Uw oor zal opmerken; |
18 Om den wees en verdrukte recht te doen, opdat een mens van de aarde niet meer voortvare geweld te bedrijven. |