Statenvertaling.nl

sample header image

Psalm 10 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Psalm 10

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

David, of Gods kerk, of David in den naam van Gods kerk, bidt vuriglijk tegen de vervolging en verdrukking der goddelozen, beschrijvende zeer levendig hun hoogmoed, goddeloosheid en hun wrede, bloedige praktijken. Begeert Gods rechtvaardige wraak, die hij zich ook door geloof verzekert dat God doen zal.
 
Gebed in benauwdheid
1 O HEERE, 1waarom staat Gij van verre? Waarom verbergt Gij U 2in tijden van benauwdheid?
1 Alsof hij zeide: Doe toch niet alzo; nader met Uw hulp, en laat Uw genadig aanschijn lichten. Menselijkerwijze van God gesproken, als dikwijls in dit boek. Vgl. Ps. 3 op vers 8; 7 op vss. 7, 8. verwijsteksten
2 Als Ps. 9:10. verwijsteksten
 
2 De 3goddeloze 4vervolgt hittiglijk in hoogmoed den ellendige; alaat hen gegrepen worden in de aanslagen die zij bedacht hebben.
3 Dat is, de goddelozen; als blijkt uit het volgende.
4 Als Ps. 7:14. verwijsteksten
a Ps. 7:16; 9:16. Spr. 5:22. verwijsteksten
 
3 Want de goddeloze 5roemt over den wens zijner ziel; hij 6zegent den gierigaard, hij 7lastert den HEERE.
5 Vastelijk menende dat hij zijn aanslag zal volbrengen en zijn wens verkrijgen. Anders: hij prijst naar den lust zijner ziel, dat is, wien hij maar wil; bijvoorbeeld den gierigaard, als volgt. Of: hij beroemt zich over den wens zijner ziel, dat is, over zijn boze lusten, als hij die volbracht heeft.
6 Dat is, hij houdt en rekent den onrechtvaardige, die door gierigheid den arme verdrukt, gelukkig te zijn. Zie Deut. 29 op vers 19. Anders: de gierige (terstond genoemd goddeloze) vloekt en lastert den Heere; gelijk zegenen somtijds voor vloeken genomen wordt. Zie 1 Kon. 21 op vers 10. Of: de gierigaard zegent zichzelven. verwijsteksten
7 Of: tergt.
 
4 De goddeloze, 8gelijk hij zijn neus omhoogsteekt, 9onderzoekt niet; b10al zijn gedachten zijn dat er geen God is.
8 Hebr. naar de hoogheid, of opsteking, opheffing van zijn aangezicht, of van zijn gelaat, zijn neus, zijn toorn, dat is, naar de trotsheid en smadelijke verachting van goed onderwijs, die hij in zijn ganse gelaat en alle gebaren toont; gelijk de hoogheid des harten, Ps. 131:1, en des geestes, Spr. 16:18, de inwendige trotsheid of hoogmoed betekent; alzo de hoogheid der ogen, Ps. 18:28; 101:5, en hier van het aangezicht of van den neus de uitwendige. verwijsteksten
9 Of hij wel of kwalijk doet, nergens naar vragende. Anders: hij zoekt God niet, uit Ps. 14:2. verwijsteksten
b Ps. 14:1; 53:2. verwijsteksten
10 Anders: in al zijn listige aanslagen is God niet.
 
5 Zijn 11wegen 12maken te allen tijde smart; Uw 13oordelen zijn een hoogte, 14ver van hem; al zijn tegenpartijders, 15die blaast hij aan.
11 Dat is, zijn voornemen, aanslagen en doen.
12 Te weten aan dengene dien hij in zijn hoogmoed verdrukt. Anders: Zijn wegen zijn te allen tijde voorspoedig. Het Hebreeuwse woord heeft de betekenis van barenssmart, waarop blijdschap volgt als het kind geboren is, Joh. 16:21. En alzo schijnen enigen het voorts genomen te hebben in de betekenis van voorspoed, welgedijen, zijn werk te bevorderen dat het voor den dag kome, als de vrucht des lichaams; alzo woelt, arbeidt en werkt de goddeloze zijn voornemen uit, het gelukt hem naar zijn zin; daarom vraagt hij naar God niet. verwijsteksten
13 Uw regering en de straffen, die Gij, o Heere, den goddeloze bereid hebt.
14 Vgl. de manier van spreken met Richt. 9 op vers 17. Hoogl. 6 op vers 5. Hebr. van of van tegenover hem, dat is, hij werpt hen van zich uit zijn gezicht, en denkt daar niet eens om; of: zij zijn hoger dan dat hij hen zich zou voorstellen, zij zijn voor hem verborgen, boven zijn verstand en bedenken; dewijl hij gelukkig is, denkt hij niet op de toekomstige straffen. Zie het volgende vers. verwijsteksten
15 Of: daarop blaast hij, of: tegen dezelve blaast hij; dat is, hij meent hen gelijk kaf als met een geblaas te verstuiven; zo gans niet past hij daarop, omdat hem alles naar zijn zin gaat. Vgl. Ps. 12:6. verwijsteksten
 
6 Hij 16zegt in zijn hart: Ik zal niet 17wankelen; want ik zal 18van geslacht tot geslacht in geen 19kwaad zijn.
16 Dat is, hij denkt, als vss. 11, 13; Ps. 14:1, enz. verwijsteksten
17 Dat is, ik zal van mijn staat of welstand niet verzet worden, het zal mij altoos welgaan, ik zal niet sneuvelen en vallen of omgestoten worden.
18 Hebr. in geslacht en geslacht, dat is, nimmermeer.
19 Dat is, mij zal nimmermeer enig ongeluk of tegenspoed overkomen.
 
7 cZijn mond is vol van vloek en bedriegerijen en list; 20onder zijn tong is moeite en ongerechtigheid.
c Rom. 3:14. verwijsteksten
20 Vgl. Ps. 66:17. Rom. 3:13. verwijsteksten
 
8 Hij zit in de achterlage der 21hoeven, in verborgen plaatsen doodt hij den onschuldige; zijn ogen 22verbergen zich tegen den arme.
21 Of: dorpen, vlekken.
22 Dat is, hij loert in het verborgen op hem.
 
9 Hij legt lagen in een verborgen plaats, gelijk een leeuw in zijn hol; hij legt lagen om den ellendige te roven; hij rooft den ellendige, als hij hem trekt in zijn net.
10 Hij 23duikt neder, hij buigt zich; 24en de arme hoop valt in zijn sterke poten.
23 Om niet gezien te worden, en als met een onvoorzienen sprong hem op het lijf te vallen. Vgl. Ps. 17:11. verwijsteksten
24 Of: opdat de arme hoop moge vallen, enz. Anders: en hij overvalt den armen hoop met zijn sterke leden; voor armen hoop is in het Hebreeuws armen, in het meervoud, gevoegd bij het woord valt in het enkelvoud.
 
11 dHij zegt in zijn hart: God 25heeft het vergeten; Hij heeft Zijn aangezicht verborgen, Hij ziet niet in eeuwigheid.
d Ps. 94:7. verwijsteksten
25 Hebr. heeft vergeten, te weten deze lieden, of de zaak van degenen die ik voorheb te plagen; dat zijn de ellendigen van dewelke de profeet daarentegen in het volgende vers bidt, dat God hen niet wil vergeten.
 
12 26Sta op, HEERE God, 27hef Uw hand op, vergeet de 28ellendigen niet.
26 Zie Ps. 3 op vers 8. verwijsteksten
27 Deze manier van spreken wordt verscheidenlijk in de Schrift genomen, betekenende hier de openbare vertoning van Gods macht in het helpen der vromen en beschamen der bozen, die met hun goddeloosheid in het voorgaande beschreven zijn.
28 Anders: zachtmoedigen.
 
13 29Waarom 30lastert de goddeloze God? zegt in zijn hart: Gij zult het niet 31zoeken?
29 Hij wil zeggen: Waarom laat Gij toe dat hij U alzo lastert?
30 Of: tergt.
31 Als Ps. 9:13, en onder, vers 15. Of: Hij zegt in zijn hart: Gij zult, enz. verwijsteksten
 
14 Gij ziet het immers, want Gij aanschouwt de 32moeite en het verdriet, 33opdat men het in Uw hand geve; op U 34verlaat zich de arme, Gij zijt 35geweest een Helper van den 36wees.
32 Die de ellendigen lijden van den goddeloze.
33 Dat is, U de wraak geve, waarop de volgende woorden wel passen. Anders: opdat Gij het in Uw hand legt, dat is, om hun zaak of hun recht als voor ogen te hebben en daarop te letten, of: opdat Gij het met Uw hand geeft, dat is, vergeldt.
34 Of: laat het de arme, te weten staan; hij laat het in Uw hand, hij vertrouwt het U, dat Gij voor zijn zaak zult zorgen en op zijn recht letten. Vgl. de manier van spreken met Gen. 39:6. Job 39:14. Jes. 10:3. 2 Tim. 1:12. verwijsteksten
35 Te weten altoos in vorige tijden. Vgl. Ps. 27:9. verwijsteksten
36 Dat is, van mij en al degenen die als wezen van de mensen verlaten en verdrukt worden. Vgl. Ps. 68:6. Joh. 14:18, en onder, vers 18. verwijsteksten
 
15 Breek den 37arm des goddelozen en bozen; 38zoek zijn goddeloosheid, 39totdat Gij haar niet vindt.
37 Dat is, de macht, het geweld, als dikwijls.
38 Als Ps. 9:13. verwijsteksten
39 De zin is: Straf hen en roei hen uit, zodat de goddelozen den vrome niet meer kunnen kwellen. Vgl. Ez. 23:48. In een gans anderen zin zullen de zonden van Gods volk gezocht en niet gevonden worden, dewijl zij alle van God uit genade om des Messias’ wil zullen vergeven zijn, Jer. 50:20. Anders: zult Gij ze niet vinden? Dat is, Gij zult ze zekerlijk vinden. verwijsteksten
 
16 eDe HEERE is Koning eeuwiglijk en altoos; de heidenen zijn vergaan uit 40Zijn land.
e Ps. 29:10; 145:13; 146:10. Jer. 10:10. Klgld. 5:19. Dan. 4:3; 6:27. 1 Tim. 1:17. verwijsteksten
40 Te weten Kanaän, dat God Zijn land noemt, Lev. 25:23. Anders: uit of van Zijn aardrijk, gelijk de ganse aarde ook Godes is, Ps. 24:1. verwijsteksten
 
17 HEERE, Gij hebt den wens der 41zachtmoedigen gehoord; Gij zult hun hart 42sterken, Uw oor zal opmerken;
41 Of: nederigen, die door Gods hand en het middel van kruis verootmoedigd zijn. Dit is een aanmerkelijke titel van Gods kinderen, die door Zijn Heiligen Geest wedergeboren, vernederd en onder Zijn juk en de gehoorzaamheid Zijner geboden gebracht zijn. Alzo Ps. 22:27; 25:9; 34:3, enz. verwijsteksten
42 Te weten door Uw Woord en Uw Heiligen Geest.
 
18 Om den wees en verdrukte recht te doen, opdat een 43mens 44van de aarde niet meer voortvare geweld te bedrijven.
43 Zie Ps. 8 op vers 5, en vgl. Ps. 9:20, 21. verwijsteksten
44 Dat is, die uit de aarde gesproten of daarvan gemaakt is, en dienvolgens geen oorzaak heeft van trots en hoogmoedig te zijn. Anders: opdat een sterfelijk mens niet meer voortvare uit het land te verjagen.

Einde Psalm 10