Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Bildad bestraft Job |
1 TOEN antwoordde Bildad, de Suhiet, en zeide: |
2 Hoelang zult gij deze dingen spreken, en de redenen uws monds een geweldige wind zijn? |
3 aZou dan God het recht verkeren, en zou de Almachtige de gerechtigheid verkeren? a Deut. 32:4. 2 Kron. 19:7. Dan. 9:14. |
a Deut. 32:4 Hij is de Rotssteen, Wiens werk volkomen is; want al Zijn wegen zijn gericht. God is waarheid en is geen onrecht; rechtvaardig en recht is Hij. 2 Kron. 19:7 Nu dan, de verschrikking des HEEREN zij op ulieden; neemt waar en doet het; want bij den HEERE onzen God is geen onrecht, noch aanneming van personen, noch ontvanging van geschenken. Dan. 9:14 Daarom heeft de HEERE over het kwade gewaakt en Hij heeft het over ons gebracht; want de HEERE onze God is rechtvaardig in al Zijn werken die Hij gedaan heeft, dewijl wij Zijn stem niet gehoorzaamden. |
4 Indien uw kinderen gezondigd hebben tegen Hem, Hij heeft hen ook in de hand hunner overtreding geworpen. |
5 bMaar indien gij naar God vroeg zoekt, en tot den Almachtige om genade bidt; b Job 22:23. |
b Job 22:23 Zo gij u bekeert tot den Almachtige, gij zult gebouwd worden; doe het onrecht verre van uw tenten. |
6 Zo gij zuiver en recht zijt, gewisselijk zal Hij nu opwaken om uwentwil, en Hij zal de woning uwer gerechtigheid volmaken. |
7 Uw beginsel zal wel gering zijn, maar uw laatste zal zeer vermeerderd worden. |
8 cWant vraag toch naar het vorige geslacht, en bereid u tot de onderzoeking hunner vaderen. c Deut. 4:32. |
c Deut. 4:32 Want vraag toch naar de vorige dagen die vóór u geweest zijn, van dien dag af dat God den mens op de aarde geschapen heeft, van het ene einde des hemels tot aan het andere einde des hemels, of zulk een groot ding geschied of gehoord is als dit: |
9 dWant wij zijn van gisteren en weten niet, dewijl onze dagen op de aarde eeen schaduw zijn. d Gen. 47:9. 1 Kron. 29:15. Job 7:5, 6, 7. Ps. 39:13; 144:4. e Ps. 102:12; 144:4. |
d Gen. 47:9 En Jakob zeide tot Farao: De dagen der jaren mijner vreemdelingschappen zijn honderd en dertig jaren; weinig en kwaad zijn de dagen der jaren mijns levens geweest, en hebben niet bereikt de dagen van de jaren des levens mijner vaderen in de dagen hunner vreemdelingschappen. 1 Kron. 29:15 Want wij zijn vreemdelingen en bijwoners voor Uw aangezicht, gelijk al onze vaders; onze dagen op aarde zijn als een schaduw, en er is geen verwachting. Job 7:5 Mijn vlees is met het gewormte en met het gruis des stofs bekleed; mijn huid is gekloofd en verachtelijk geworden. Job 7:6 Mijn dagen zijn lichter geweest dan een weversspoel, en zijn vergaan zonder verwachting. Job 7:7 Gedenk dat mijn leven een wind is; mijn oog zal niet wederkomen om het goede te zien. Ps. 39:13 Hoor, HEERE, mijn gebed, en neem mijn geroep ter ore, zwijg niet tot mijn tranen; want ik ben een vreemdeling bij U; een bijwoner, gelijk al mijn vaders. Ps. 144:4 De mens is der ijdelheid gelijk; zijn dagen zijn als een voorbijgaande schaduw. e Ps. 102:12 Mijn dagen zijn als een afgaande schaduw, en ik verdor als gras. Ps. 144:4 De mens is der ijdelheid gelijk; zijn dagen zijn als een voorbijgaande schaduw. |
10 Zullen die u niet leren, tot u spreken, en uit hun hart redenen voortbrengen? |
11 Verheft zich de bieze zonder slijk? Groeit het rietgras zonder water? |
12 fAls het nog in zijn groenigheid is, hoewel het niet afgesneden wordt, nochtans verdort het vóór alle gras. f Ps. 129:6. Jer. 17:6. |
f Ps. 129:6 Laat hen worden als gras op de daken, hetwelk verdort eer men het uittrekt; Jer. 17:6 Want hij zal zijn als de heide in de wildernis, die het niet gevoelt wanneer het goede komt, maar blijft in
dorre plaatsen in de woestijn, in
zout en onbewoond land. |
13 Alzo zijn de paden van allen die God vergeten, en gde verwachting des huichelaars zal vergaan; g Job 11:20; 18:14. Ps. 112:10. Spr. 10:28. |
g Job 11:20 Maar de ogen der goddelozen zullen bezwijken, en de toevlucht zal van hen vergaan; en hun verwachting zal zijn de uitblazing der ziel. Job 18:14 Zijn vertrouwen zal uit zijn tent uitgerukt worden; zulks zal hem doen treden tot den koning der verschrikkingen. Ps. 112:10 Resch. De goddeloze zal het zien en hij zal zich vertoornen; Schin. hij zal met zijn tanden knersen en smelten. Thau. De wens der goddelozen zal vergaan. Spr. 10:28 De hoop der rechtvaardigen is blijdschap, maar de verwachting der goddelozen zal vergaan. |
14 Van denwelken zijn hoop walgen zal, en zijn vertrouwen zal zijn een huis der spinnenkop. |
15 Hij zal op zijn huis leunen, maar het zal niet bestaan; hij zal zich daaraan vasthouden, maar het zal niet staande blijven. |
16 Hij is sappig voor de zon, en zijn scheuten gaan over zijn hof uit. |
17 Zijn wortelen worden bij de springader ingevlochten; hij ziet een stenige plaats. |
18 Maar als God
hem verslindt uit zijn plaats, zo zal zij hem loochenen, zeggende: Ik heb u niet gezien. |
19 Zie, dat is de vreugde zijns wegs, en uit het stof zullen anderen voortspruiten. |
20 Zie, God zal den oprechte niet verwerpen; Hij vat ook de boosdoeners niet bij de hand; |
21 Totdat Hij uw mond met gelach vervulle, en uw lippen met gejuich. |
22 Uw haters zullen met schaamte bekleed worden, en de tent der goddelozen zal niet meer zijn. |