Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
1 ROEP nu, zal er iemand zijn die u antwoorde? En tot wien van de heiligen zult gij u keren? |
2 Want den dwaze brengt de toornigheid om, en de ijver doodt den slechte. |
3 Ik heb gezien een dwaas wortelende, doch terstond vervloekte ik zijn woning. |
4 Verre waren zijn zonen van heil; en zij werden verbrijzeld in de poort, en er was geen verlosser. |
5 Wiens oogst de hongerige verteerde, dien hij ook tot uit de doornen gehaald had; de struikrover slokte hun vermogen in. |
6 Want uit het stof komt het verdriet niet voort, en de moeite spruit niet uit de aarde; |
7 Maar de mens wordt tot moeite geboren, gelijk de spranken der vurige kolen zich verheffen tot vliegen. |
8 Doch ik zou naar God zoeken, en tot God mijn aanspraak richten; |
9 Die grote dingen doet die men niet doorzoeken kan, wonderen die men niet tellen kan; |
10 Die den regen geeft op de aarde, en water zendt op de straten; |
11 Om de vernederden te stellen in het hoge, dat de rouwdragenden door heil verheven worden. |
12 Hij maakt teniet de gedachten der arglistigen, dat hun handen niet één ding uitrichten. |
13 Hij vangt de wijzen in hun arglistigheid, dat de raad der verdraaiden gestort wordt. |
14 Des daags ontmoeten zij de duisternis, en gelijk des nachts tasten zij in den middag. |
15 Maar Hij verlost den behoeftige van het zwaard, van hun mond, en van de hand des sterken. |
16 Zo is voor den arme verwachting, en de boosheid stopt haar mond toe. |
17 Zie, gelukzalig is de mens denwelken God straft; daarom, verwerp de kastijding des Almachtigen niet. |
18 Want Hij doet smart aan en Hij verbindt; Hij doorwondt en Zijn handen helen. |
19 In zes benauwdheden zal Hij u verlossen, en in de zevende zal u het kwaad niet aanroeren. |
20 In den honger zal Hij u verlossen van den dood, en in den oorlog van het geweld des zwaards. |
21 Tegen den gesel der tong zult gij verborgen wezen, en gij zult niet vrezen voor de verwoesting, als zij komt. |
22 Tegen de verwoesting en tegen den honger zult gij lachen, en voor het gedierte der aarde zult gij niet vrezen. |
23 Want met de stenen des velds zal uw verbond zijn, en het gedierte des velds zal met u bevredigd zijn. |
24 En gij zult bevinden dat uw tent in vrede is; en gij zult uw woning verzorgen, en zult niet feilen. |
25 Ook zult gij bevinden dat uw zaad menigvuldig wezen zal, en uw spruiten als het kruid der aarde. |
26 Gij zult in ouderdom ten grave komen, gelijk de korenhoop te zijner tijd opgevoerd wordt. |
27 Zie dit, wij hebben het doorzocht, het is alzo; hoor het en bemerk gij het voor u. |