Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Elihu bewijst Gods gerechtigheid |
1 ELIHU ging nog voort en zeide: |
2 Verbeid mij een weinig, en ik zal u aanwijzen, dat er nog redenen voor God zijn. |
3 Ik zal mijn gevoelen van verre ophalen, en mijn Schepper gerechtigheid toewijzen. |
4 Want voorwaar, mijn woorden zullen geen valsheid zijn; een die oprecht is van gevoelen, is bij u. |
5 aZie, God is geweldig, nochtans versmaadt Hij niet; geweldig is Hij in kracht des harten. a Job 9:4; 12:13, 16; 37:23; 38; enz. |
a Job 9:4 Hij is wijs van hart en sterk van kracht; wie heeft zich tegen Hem verhard en vrede gehad? Job 12:13 Bij Hem is wijsheid en macht; Hij heeft raad en verstand. Job 12:16 Bij Hem is kracht en wijsheid; Zijne is de dwalende en die doet dwalen. Job 37:23 Den Almachtige, Dien kunnen wij niet uitvinden, Hij is groot van kracht; doch door gericht en grote gerechtigheid verdrukt Hij niet. Job 38 DAARNA antwoordde de HEERE Job uit een onweder en zeide: |
6 Hij laat den goddeloze niet leven, en het recht der ellendigen beschikt Hij. |
7 bHij onttrekt Zijn ogen niet van den rechtvaardige, maar met de koningen zijn zij in den troon; cdaar zet Hij hen voor altoos, en zij worden verheven. b Ps. 33:18; 34:16. c Ps. 113:8. |
b Ps. 33:18 Zie, des HEEREN oog is over degenen die Hem vrezen, op degenen die op Zijn goedertierenheid hopen; Ps. 34:16 Ain. De ogen des HEEREN zijn op de rechtvaardigen, en Zijn oren tot hun geroep. c Ps. 113:8 Om te doen zitten bij de prinsen, bij de prinsen Zijns volks. |
8 En zo zij, gebonden zijnde in boeien, vastgehouden worden met banden der ellende, |
9 Dan geeft Hij hun hun werk te kennen, en hun overtredingen, omdat zij de overhand genomen hebben; |
10 En Hij openbaart het voor hunlieder oor ter tucht, en zegt dat zij zich van de ongerechtigheid bekeren zouden. |
11 Indien zij horen en Hem dienen, zo zullen zij hun dagen eindigen in het goede, en hun jaren in lieflijkheden. |
12 Maar zo zij niet horen, zo gaan zij door het zwaard door, en zij geven den geest zonder kennis. |
13 En die met het hart huichelachtig zijn, leggen toorn op; zij roepen niet, als Hij hen gebonden heeft. |
14 dHun ziel zal in de jonkheid sterven, en hun leven onder de schandjongens. d Job 22:16. |
d Job 22:16 Die rimpelachtig gemaakt zijn, als het de tijd niet was; een vloed is over hun grond uitgestort; |
15 Hij zal den ellendige in zijn ellende vrijmaken, en in de onderdrukking zal Hij het voor hunlieder oor openbaren. |
16 Alzo zou Hij ook u afgekeerd hebben van den mond des angstes tot de ruimte, onder dewelke geen benauwing zou geweest zijn; en ehet gerecht uwer tafel zou vol vettigheid geweest zijn. e Ps. 23:5. |
e Ps. 23:5 Gij richt de tafel toe voor mijn aangezicht, tegenover mijn tegenpartijders; Gij maakt mijn hoofd vet met olie, mijn beker is overvloeiende. |
17 Maar gij hebt het gericht des goddelozen vervuld; het gericht en het recht houden u vast. |
18 Omdat er grimmigheid is, wacht u, dat Hij u misschien niet met een klop wegstote; zodat u een groot rantsoen er niet zou afbrengen. |
19 Zou Hij uw rijkdom achten, dat gij niet in benauwdheid zoudt zijn; of enige versterkingen van kracht? |
20 Haak niet naar dien nacht, als de volken van hun plaats opgenomen worden. |
21 Wacht u, wend u niet tot ongerechtigheid; overmits gij ze in dezen verkoren hebt, uit oorzaak van de ellende. |
22 Zie, God verhoogt door Zijn kracht; wie is een Leraar gelijk Hij? |
23 fWie heeft Hem gesteld over Zijn weg? Of wie heeft gezegd: gGij hebt onrecht gedaan? f Job 34:13. g Deut. 32:4. 2 Kron. 19:7. Job 8:3; 34:10. Rom. 9:14. |
f Job 34:13 Wie heeft Hem gesteld over de aarde, en wie heeft de ganse wereld geschikt? g Deut. 32:4 Hij is de Rotssteen, Wiens werk volkomen is; want al Zijn wegen zijn gericht. God is waarheid en is geen onrecht; rechtvaardig en recht is Hij. 2 Kron. 19:7 Nu dan, de verschrikking des HEEREN zij op ulieden; neemt waar en doet het; want bij den HEERE onzen God is geen onrecht, noch aanneming van personen, noch ontvanging van geschenken. Job 8:3 Zou dan God het recht verkeren, en zou de Almachtige de gerechtigheid verkeren? Job 34:10 Daarom, gij lieden van verstand, hoort naar mij: Verre zij God van goddeloosheid, en de Almachtige van onrecht. Rom. 9:14 Wat zullen wij dan zeggen? Is er onrechtvaardigheid bij God? Dat zij verre. |
24 Gedenk dat gij Zijn werk grootmaakt, hetwelk de lieden aanschouwen. |
25 Alle mensen zien het aan; de mens schouwt het
van verre. |
26 Zie, God is groot, en wij begrijpen het niet; her is ook geen onderzoeking van het getal Zijner jaren. h Ps. 90:2; 92:9; 93:2; 102:13. Jes. 63:16. Klgld. 5:19. Dan. 6:27. Hebr. 1:12. |
h Ps. 90:2 Eer de bergen geboren waren, en Gij de aarde en de wereld voortgebracht hadt, ja, van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij God. Ps. 92:9 Maar Gij zijt de Allerhoogste, in eeuwigheid de HEERE. Ps. 93:2 Van toen aan is Uw troon bevestigd; Gij zijt van eeuwigheid af. Ps. 102:13 Maar Gij, HEERE, blijft in eeuwigheid, en Uw gedachtenis van geslacht tot geslacht. Jes. 63:16 Gij zijt toch onze Vader, want Abraham weet van ons niet en Israël kent ons niet; Gij, o HEERE, zijt onze Vader, onze Verlosser vanouds af is Uw Naam. Klgld. 5:19 Gij, o HEERE, zit in eeuwigheid, Uw troon is van geslacht tot geslacht. Dan. 6:27 Van mij is een bevel gegeven, dat men in de ganse heerschappij mijns koninkrijks beve en siddere voor het aangezicht van den God van Daniël; want Hij is de levende God en bestendig in eeuwigheden, en Zijn Koninkrijk is niet verderfelijk, en Zijn heerschappij is tot het einde toe. Hebr. 1:12 En als een dekkleed zult Gij ze ineenrollen, en zij zullen veranderd worden; maar Gij zijt Dezelfde, en Uw jaren zullen niet ophouden. |
27 Want Hij trekt de druppelen der wateren op, die den regen na Zijn damp uitgieten, |
28 Welken de wolken uitgieten, en afdruipen over den mens overvloediglijk. |
29 Kan men ook verstaan de uitbreidingen der wolken, en de krakingen Zijner hut? |
30 Zie, Hij breidt over hem Zijn licht uit, en de wortelen der zee bedekt Hij. |
31 iWant daardoor richt Hij de volken; Hij geeft spijze in overvloed. i Job 37:13. |
i Job 37:13 Hetzij dat Hij die tot een roede, of tot Zijn land, of tot weldadigheid beschikt. |
32 Met handen bedekt Hij het licht, en doet aan hetzelve verbod door degene die tussendoor komt. |
33 Daarvan verkondigt Zijn geklater, en
het vee, ook van den opgaanden damp. |