Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Job verdedigt zijn onschuld |
1 EN Job ging voort zijn spreuk op te heffen, en zeide: |
2 Zo waarachtig als God leeft, Die mijn recht weggenomen heeft, en de Almachtige, Die mijn ziel bitterheid heeft aangedaan; |
3 Zolang als mijn adem in mij zal zijn, en het geblaas Gods in mijn neus; |
4 Indien mijn lippen onrecht zullen spreken, en indien mijn tong bedrog zal uitspreken. |
5 Het zij verre van mij dat ik ulieden rechtvaardigen zou; totdat ik den geest zal gegeven hebben, zal ik mijn oprechtheid van mij niet wegdoen. |
6 Aan mijn gerechtigheid zal ik vasthouden en zal ze niet laten varen; mijn hart zal die niet versmaden van mijn dagen. |
7 Mijn vijand zij als de goddeloze, en die zich tegen mij opmaakt, als de verkeerde. |
8 aWant wat is de verwachting des huichelaars, als hij zal gierig geweest zijn, wanneer God zijn ziel zal uittrekken? a Matth. 16:26. Luk. 12:20. |
a Matth. 16:26 Want wat baat het een mens, zo hij de gehele wereld gewint en lijdt schade zijner ziel? Of wat zal een mens geven tot lossing van zijn ziel? Luk. 12:20 Maar God zeide tot hem: Gij dwaas, in dezen nacht zal men uw ziel van u afeisen; en hetgeen gij bereid hebt, wiens zal het zijn? |
9 bZal God zijn geroep horen, als benauwdheid over hem komt? b Job 35:12. Ps. 18:42; 109:7. Spr. 1:28; 28:9. Jes. 1:15. Jer. 14:12. Ez. 8:18. Micha 3:4. Joh. 9:31. Jak. 4:3. |
b Job 35:12 Daar roepen zij, maar Hij antwoordt niet, vanwege den hoogmoed der bozen. Ps. 18:42 Zij riepen, maar er was geen verlosser; tot den HEERE, maar Hij antwoordde hun niet. Ps. 109:7 Als hij gericht wordt, zo ga hij schuldig uit, en zijn gebed zij tot zonde. Spr. 1:28 Dan zullen zij tot Mij roepen, maar Ik zal niet antwoorden; zij zullen Mij vroeg zoeken, maar zullen Mij niet vinden; Spr. 28:9 Die zijn oor afwendt van de wet te horen, diens gebed zelfs zal een gruwel zijn. Jes. 1:15 En als gijlieden uw handen uitbreidt, verberg Ik Mijn ogen voor u; ook wanneer gij het gebed vermenigvuldigt, hoor Ik niet; want uw handen zijn vol bloed. Jer. 14:12 Ofschoon zij vasten, Ik zal naar hun geschrei niet horen, en ofschoon zij brandoffer en spijsoffer offeren, Ik zal aan hen geen welgevallen hebben; maar door het zwaard en door den honger en door de pestilentie zal Ik hen verteren. Ez. 8:18 Daarom zal Ik ook handelen in grimmigheid; Mijn oog zal niet verschonen en Ik zal niet sparen; hoewel zij voor Mijn oren met luider stem roepen, nochtans zal Ik hen niet horen. Micha 3:4 Alsdan zullen zij roepen tot den HEERE, doch Hij zal hen niet verhoren; maar zal Zijn aangezicht te dien tijde voor hen verbergen, gelijk als zij hun handelingen kwaad gemaakt hebben. Joh. 9:31 En wij weten dat God de zondaars niet hoort; maar zo iemand godvruchtig is en Zijn wil doet, dien hoort Hij. Jak. 4:3 Gij bidt, en gij ontvangt niet, omdat gij kwalijk bidt, opdat gij het in uw wellusten doorbrengen zoudt. |
10 Zal hij zich verlustigen in den Almachtige? Zal hij God aanroepen te allen tijde? |
11 Ik zal ulieden leren van de hand Gods; wat bij den Almachtige is, zal ik niet verhelen. |
12 Zie, gij zelven allen hebt het gezien; en waarom wordt gij dus door ijdelheid verijdeld? |
13 cDit is het deel des goddelozen mensen bij God, en de erve der tirannen, die zij van den Almachtige ontvangen zullen. c Job 20:29. |
c Job 20:29 Dit is het deel des goddelozen mensen van God, en de erve zijner redenen van God. |
14 Indien zijn kinderen vermenigvuldigen, dhet is ten zwaarde; en zijn spruiten zullen van brood niet verzadigd worden. d Deut. 28:41. Hos. 9:13. |
d Deut. 28:41 Zonen en dochters zult gij gewinnen, maar zij zullen voor u niet zijn, want zij zullen in gevangenis gaan. Hos. 9:13 Efraïm is gelijk als Ik Tyrus aanzag, die geplant is in een lieflijke woonplaats; maar Efraïm zal zijn kinderen moeten uitbrengen tot den doodslager. |
15 Zijn overgeblevenen zullen in den dood begraven worden, en ezijn weduwen zullen niet wenen. e Ps. 78:64. |
e Ps. 78:64 Hun priesters vielen door het zwaard, en hun weduwen weenden niet. |
16 Zo hij zilver opgehoopt zal hebben als stof, en kleding bereid als leem; |
17 Hij zal ze bereiden, fmaar de rechtvaardige zal ze aantrekken, en de onschuldige zal het zilver delen. f Spr. 28:8. Pred. 2:26. |
f Spr. 28:8 Die zijn goed vermeerdert met woeker en met overwinst, vergadert dat voor dengene die zich des armen ontfermt. Pred. 2:26 Want Hij geeft wijsheid en wetenschap en vreugde den mens die goed is voor Zijn aangezicht; maar den zondaar geeft Hij bezigheid om te verzamelen en te vergaderen, opdat Hij het geve dien die goed is voor Gods aangezicht. Dit is ook ijdelheid en kwelling des geestes. |
18 Hij bouwt zijn huis als een mot, en als een hoeder de hut maakt. |
19 gRijk ligt hij neder en wordt niet weggenomen; doet hij zijn ogen open, zo is hij er niet. g Ps. 49:18. |
g Ps. 49:18 Want hij zal in zijn sterven niet met al medenemen; zijn eer zal hem niet nadalen. |
20 hVerschrikkingen zullen hem als wateren aangrijpen; des nachts zal hem een wervelwind wegstelen. h Job 15:21; 18:11. |
h Job 15:21 Het geluid der verschrikkingen is in zijn oren; in den vrede zelven komt de verwoester hem over. Job 18:11 De beroeringen zullen hem rondom verschrikken, en hem verstrooien op zijn voeten. |
21 De oostenwind zal hem wegvoeren, dat hij heengaat, en zal hem wegstormen uit zijn plaats. |
22 En God zal dit over hem werpen en niet sparen; van Zijn hand zal hij snellijk vlieden. |
23 Eenieder zal over hem met zijn handen klappen, en over hem fluiten uit zijn plaats. |