Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Job gevoelt zich van God verlaten |
1 MAAR Job antwoordde en zeide: |
2 Ook heden is mijn klacht wederspannigheid; mijn plaag is zwaar boven mijn zuchten. |
3 Och, of ik wist, dat ik Hem vinden zou! Ik zou tot Zijn stoel komen; |
4 Ik zou het recht voor Zijn aangezicht ordentelijk voorstellen, en mijn mond zou ik met verdedigingen vervullen. |
5 Ik zou de redenen weten die
Hij mij antwoorden zou, en verstaan wat Hij mij zeggen zou. |
6 Zou Hij naar de grootheid Zijner macht met mij twisten? Neen; maar Hij zou acht op mij slaan. |
7 Daar zou de oprechte met Hem pleiten, en ik zou mij in eeuwigheid van mijn Rechter vrijmaken. |
8 Zie, ga ik voorwaarts, zo is Hij er niet, of achterwaarts, zo verneem ik Hem niet. |
9 Als Hij ter linkerhand werkt, zo aanschouw ik Hem niet; bedekt Hij Zich ter rechterhand, zo zie ik Hem niet. |
10 Doch Hij kent den weg die bij mij is; Hij beproeve mij; als goud zal ik uitkomen. |
11 Aan Zijn gang heeft mijn voet vastgehouden; Zijn weg aheb ik bewaard, en ben niet afgeweken. a Job 31:4, enz. |
a Job 31:4 Ziet Hij niet mijn wegen, en telt Hij niet al mijn treden? |
12 Het gebod Zijner lippen heb ik ook niet weggedaan; de redenen Zijns monds heb ik meer dan het mij bescheiden deel weggelegd. |
13 Maar is Hij tegen iemand, wie zal dan Hem afkeren? bWat Zijn ziel begeert, dat zal Hij doen. b Ps. 115:3. |
b Ps. 115:3 Onze God is toch in den hemel, Hij doet al wat Hem behaagt. |
14 Want Hij zal volbrengen dat over mij bescheiden is; en dergelijke dingen zijn er vele bij Hem. |
15 Hierom word ik voor Zijn aangezicht beroerd; ik aanmerk het en vrees voor Hem. |
16 Want God heeft mijn hart week gemaakt, en de Almachtige heeft mij beroerd, |
17 Omdat ik niet uitgedelgd ben vóór de duisternis, en dat Hij van mijn aangezicht de donkerheid bedekt heeft. |