Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Job heeft een Getuige in den hemel |
1 MAAR Job antwoordde en zeide: |
2 Ik heb vele dergelijke dingen gehoord; agij allen zijt moeilijke vertroosters. a Job 13:4. |
a Job 13:4 Want gewisselijk, gij zijt leugenstoffeerders; gij allen zijt nietige medicijnmeesters. |
3 Zal er een einde zijn aan de winderige woorden? Of wat stijft u, dat gij alzo antwoordt? |
4 Zou ik ook als gijlieden spreken, indien uw ziel ware in mijner ziele plaats? Zou ik woorden tegen u samenhopen? En zou ik over u met mijn hoofd schudden? |
5 Ik zou u versterken met mijn mond, en de beweging mijner lippen zou zich inhouden. |
6 Zo ik spreek, mijn smart wordt niet ingehouden; en houd ik op, wat gaat er van mij weg? |
7 Gewisselijk, Hij heeft mij nu vermoeid; Gij hebt mijn ganse vergadering verwoest. |
8 Dat Gij mij rimpelachtig gemaakt hebt, is tot een getuige; en mijn magerheid staat tegen mij op, zij getuigt in mijn aangezicht. |
9 bZijn toorn verscheurt en Hij haat mij, Hij knerst over mij met Zijn tanden; mijn Wederpartijder cscherpt Zijn ogen tegen mij. b Job 10:16, 17. c Job 13:24. |
b Job 10:16 Want zij verheft zich; gelijk een felle leeuw jaagt Gij mij; Gij keert weder en stelt U wonderlijk tegen mij. Job 10:17 Gij vernieuwt Uw getuigen tegenover mij en vermenigvuldigt Uw toorn tegen mij; verwisselingen, ja, een heirleger, zijn tegen mij. c Job 13:24 Waarom verbergt Gij Uw aangezicht, en houdt mij voor Uw vijand? |
10 Zij gapen met hun mond tegen mij, zij slaan met smaadheid op mijn kinnebakken; zij vervullen zich tezamen aan mij. |
11 God heeft mij aan den verkeerde overgegeven, en heeft mij afgewend in de handen der goddelozen. |
12 Ik had rust, maar Hij heeft mij verbroken, en bij mijn nek gegrepen en mij verpletterd; den Hij heeft mij Zich tot een doelwit opgericht. d Job 7:20. Klgld. 3:12. |
d Job 7:20 Heb ik gezondigd, wat zal ik U doen, o Mensenhoeder? Waarom hebt Gij mij U tot een tegenloop gesteld, dat ik mijzelven tot een last zij? Klgld. 3:12 Daleth. Hij heeft Zijn boog gespannen, en Hij heeft mij den pijl als ten doel gesteld. |
13 Zijn schutters hebben mij omringd, Hij heeft mijn nieren doorspleten en niet gespaard; Hij heeft mijn gal op de aarde uitgegoten. |
14 Hij heeft mij gebroken met breuk op breuk; Hij is tegen mij aangelopen als een geweldige. |
15 Ik heb een zak over mijn huid genaaid; eik heb mijn hoorn in het stof gedaan. e Job 30:19. |
e Job 30:19 Hij heeft mij in het slijk geworpen, en ik ben gelijk geworden als stof en as. |
16 Mijn aangezicht is gans bemodderd van wenen, en over mijn oogleden is des doods schaduw; |
17 Daar toch geen wrevel in mijn handen is, en mijn gebed zuiver is. |
18 O aarde, bedek mijn bloed niet; en voor mijn geroep zij geen plaats. |
19 Ook nu, zie, in den hemel is mijn Getuige, en mijn Getuige in de hoogten. |
20 Mijn vrienden zijn mijn bespotters, doch mijn oog druipt tot God. |
21 Och, mocht men frechten voor een man met God, gelijk een kind des mensen voor zijn vriend! f Job 31:35. Pred. 6:10. Jes. 45:9. Rom. 9:20. |
f Job 31:35 Och, of ik een had die mij hoorde! Zie, mijn oogmerk is dat de Almachtige mij antwoorde, en dat mijn tegenpartij een boek schrijve. Pred. 6:10 Wat ook iemand zij, alrede is zijn naam genoemd, en het is bekend dat hij een mens is; en dat hij niet kan rechten met Dien Die sterker is dan hij. Jes. 45:9 Wee dien die met zijn Formeerder twist, gelijk een potscherf met aarden potscherven. Zal ook het leem tot zijn formeerder zeggen: Wat maakt gij? Of zal uw werk zeggen: Hij heeft geen handen? Rom. 9:20 Maar toch, o mens, wie zijt gij, die tegen God antwoordt? Zal ook het maaksel tot dengene die het gemaakt heeft, zeggen: Waarom hebt gij mij alzo gemaakt? |
22 Want weinige jaren in getal zullen er nog aankomen, en ik zal het pad heengaan waardoor ik niet zal wederkeren. |