Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Elifaz beticht Job van goddeloosheid |
1 TOEN antwoordde Elifaz, de Themaniet, en zeide: |
2 Zal een wijs man winderige wetenschap voor antwoord geven, en zal hij zijn buik vullen met oostenwind? |
3 Bestraffende door woorden die niet baten, en door redenen met dewelke hij geen profijt doet? |
4 Ja, gij vernietigt de vreze, en neemt het gebed voor het aangezicht Gods weg. |
5 Want uw mond leert uw ongerechtigheid, en gij hebt de tong der arglistigen verkoren. |
6 Uw mond verdoemt u, en niet ik; en uw lippen getuigen tegen u. |
7 Zijt gij de eerste een mens geboren? Of zijt gij vóór de heuvelen voortgebracht? |
8 aHebt gij den verborgen raad Gods gehoord, en hebt gij de wijsheid naar u getrokken? a Rom. 11:34. |
a Rom. 11:34 Want wie heeft den zin des Heeren gekend? Of wie is Zijn raadsman geweest? |
9 Wat weet gij, dat wij niet weten? Wat verstaat gij, dat bij ons niet is? |
10 bOnder ons is ook een grijze, ja, een stokoude, meerder van dagen dan uw vader. b Job 32:7. |
b Job 32:7 Ik zeide: Laat de dagen spreken, en de veelheid der jaren wijsheid te kennen geven. |
11 Zijn de vertroostingen Gods u te klein? En schuilt er enige zaak bij u? |
12 Waarom rukt uw hart u weg? En waarom wenken uw ogen, |
13 Dat gij uw geest keert tegen God, en zulke redenen uit uw mond laat uitgaan? |
14 cWat is de mens, dat hij zuiver zou zijn? En die geboren is van een vrouw, dat hij rechtvaardig zou zijn? c 1 Kon. 8:46. 2 Kron. 6:36. Job 14:4. Ps. 14:3. Spr. 20:9. Pred. 7:20. 1 Joh. 1:8, 10. |
c 1 Kon. 8:46 Wanneer zij gezondigd zullen hebben tegen U (want geen mens is er die niet zondigt), en Gij tegen hen vertoornd zult zijn en hen leveren zult voor het aangezicht des vijands, dat degenen die hen gevangen hebben, hen gevankelijk wegvoeren in des vijands land, dat ver of nabij is; 2 Kron. 6:36 Wanneer zij gezondigd zullen hebben tegen U (want geen mens is er die niet zondigt) en Gij tegen hen vertoornd zult zijn en hen leveren zult voor het aangezicht des vijands, dat degenen die hen gevangen hebben, hen gevankelijk wegvoeren in een land, dat ver of nabij is; Job 14:4 Wie zal een reine geven uit den onreine? Niet één. Ps. 14:3 Zij zijn allen afgeweken, tezamen zijn zij stinkende geworden; er is niemand die goed doet, ook niet één. Spr. 20:9 Wie kan zeggen: Ik heb mijn hart gezuiverd, ik ben rein van mijn zonde? Pred. 7:20 Voorwaar, er is geen mens rechtvaardig op aarde, die goed doet en niet zondigt. 1 Joh. 1:8 Indien wij zeggen dat wij geen zonde hebben, zo verleiden wij onszelven, en de waarheid is in ons niet. 1 Joh. 1:10 Indien wij zeggen dat wij niet gezondigd hebben, zo maken wij Hem tot een leugenaar, en Zijn Woord is niet in ons. |
15 dZie, op Zijn heiligen zou Hij niet vertrouwen, en ede hemelen zijn niet zuiver in Zijn ogen. d Job 4:18. e Job 4:18; 25:5. |
d Job 4:18 Zie, op Zijn knechten zou Hij niet vertrouwen, hoewel Hij in Zijn engelen klaarheid gesteld heeft; e Job 4:18 Zie, op Zijn knechten zou Hij niet vertrouwen, hoewel Hij in Zijn engelen klaarheid gesteld heeft; Job 25:5 Zie, tot de maan toe, en zij zal geen schijnsel geven; en de sterren zijn niet zuiver in Zijn ogen. |
16 Hoeveel te meer is een man gruwelijk en stinkende, die het onrecht indrinkt als water! |
17 Ik zal u wijzen, hoor mij aan; en hetgeen ik gezien heb, dat zal ik vertellen; |
18 Hetwelk de wijzen verkondigd hebben, en men voor hun vaderen niet verborgen heeft; |
19 Denwelken alleen het land gegeven was, en door welker midden niemand vreemds doorging. |
20 Te alle dagen doet de goddeloze zichzelven weedom aan; en weinige jaren in getal zijn voor den tiran weggelegd. |
21 Het geluid der verschrikkingen is in zijn oren; fin den vrede zelven komt de verwoester hem over. f 1 Thess. 5:3. |
f 1 Thess. 5:3 Want wanneer zij zullen zeggen: Het is vrede en zonder gevaar, dan zal een haastig verderf hun overkomen, gelijk de barensnood een bevruchte vrouw, en zij zullen het geenszins ontvlieden. |
22 Hij gelooft niet uit de duisternis weder te keren, maar dat hij beloerd wordt ten zwaarde. |
23 Hij zwerft heen en weder om brood, waar het zijn mag; hij weet gdat bij zijn hand gereed is de dag der duisternis. g Job 18:12. Ps. 109:10. |
g Job 18:12 Zijn macht zal hongerig wezen, en het verderf is bereid aan zijn zijde. Ps. 109:10 En dat zijn kinderen hier en daar omzwerven en bedelen, en de nooddruft uit hun verwoeste plaatsen zoeken. |
24 Angst en benauwdheid verschrikken hem; zij overweldigt hem, gelijk een koning, bereid ten strijde. |
25 Want hij strekt tegen God zijn hand uit, en tegen den Almachtige stelt hij zich geweldiglijk aan. |
26 Hij loopt tegen Hem aan met den hals, met zijn dikke, hoogverheven schilden; |
27 Omdat hij zijn aangezicht met zijn vet bedekt heeft, en rimpels gemaakt om de weekdarmen; |
28 En heeft bewoond verdelgde steden, en huizen die men niet bewoonde, die gereed waren tot steenhopen te worden. |
29 Hij zal niet rijk worden en zijn vermogen zal niet bestaan; en hun volmaaktheid zal zich niet uitbreiden op de aarde. |
30 Hij zal van de duisternis niet ontwijken, de vlam zal zijn scheut verdrogen; hhij zal wijken door het geblaas Zijns monds. h Job 4:9. |
h Job 4:9 Van den adem Gods vergaan zij, en van het geblaas van Zijn neus worden zij verdaan. |
31 Hij betrouwe niet op ijdelheid, waardoor hij verleid wordt; want ijdelheid zal zijn vergelding wezen. |
32 iAls zijn dag nog niet is, zal zij vervuld worden; want zijn tak zal niet groenen. i Job 22:16. Ps. 55:24. |
i Job 22:16 Die rimpelachtig gemaakt zijn, als het de tijd niet was; een vloed is over hun grond uitgestort; Ps. 55:24 Maar Gij, o God, zult die doen nederdalen in den put des verderfs; de mannen des bloeds en bedrogs zullen hun dagen niet ter helft brengen; ik daarentegen zal op U vertrouwen. |
33 Men zal zijn onrijpe druiven afrukken als van een wijnstok, en zijn bloeisel afwerpen als van een olijfboom. |
34 Want de vergadering der huichelaars wordt eenzaam, en het vuur verteert de tenten der geschenken. |
35 kZij ontvangen moeite en baren ijdelheid, en hun buik richt bedrog aan. k Ps. 7:15. Jes. 59:4. Hos. 10:13. |
k Ps. 7:15 Zie, hij is in arbeid van ongerechtigheid en is zwanger van moeite, hij zal leugen baren. Jes. 59:4 Er is niemand die voor de gerechtigheid roept, en niemand die voor de waarheid in het gericht zich begeeft; zij vertrouwen op ijdelheid en spreken leugen; met moeite zijn zij zwanger en zij baren ongerechtigheid. Hos. 10:13 Gij hebt goddeloosheid geploegd, verkeerdheid gemaaid en de vrucht der leugen gegeten; want gij hebt vertrouwd op uw weg, op de veelheid uwer helden. |