Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Zofar hekelt Job |
1 TOEN antwoordde Zofar, de Naämathiet, en zeide: |
2 Zou de veelheid der woorden niet beantwoord worden? En zou een klapachtig man recht hebben? |
3 Zouden uw leugens de lieden doen zwijgen? En zoudt gij spotten en niemand u beschamen? |
4 Want gij hebt gezegd: Mijn leer is zuiver, en ik ben rein in Uw ogen. |
5 Maar gewisselijk, och, of God sprak, en Zijn lippen tegen u opende, |
6 En u bekendmaakte de verborgenheden der wijsheid, omdat zij dubbel zijn in wezen! Daarom, weet dat God voor u vergeet van uw ongerechtigheid. |
7 Zult gij de onderzoeking Gods vinden? Zult gij tot de volmaaktheid toe den Almachtige vinden? |
8 Zij is als de hoogten der hemelen, wat kunt gij doen? Dieper dan de hel, wat kunt gij weten? |
9 Langer dan de aarde is haar maat, en breder dan de zee. |
10 Indien Hij voorbijgaat, opdat Hij overlevere of vergadere, wie zal dan Hem afkeren? |
11 aWant Hij kent de ijdele lieden, en Hij ziet de ondeugd; zou Hij dan niet aanmerken? a Ps. 10:11, 14; 35:22. |
a Ps. 10:11 Hij zegt in zijn hart: God heeft het vergeten; Hij heeft Zijn aangezicht verborgen, Hij ziet niet in eeuwigheid. Ps. 10:14 Gij ziet het immers, want Gij aanschouwt de moeite en het verdriet, opdat men het in Uw hand geve; op U verlaat zich de arme, Gij zijt geweest een Helper van den wees. Ps. 35:22 HEERE, Gij hebt het gezien, zwijg niet; Heere, wees niet verre van mij. |
12 bDan zal een verstandeloos man kloekzinnig worden, hoewel de mens als het veulen eens woudezels geboren is. b Job 5:8; 22:21. Pred. 3:18. |
b Job 5:8 Doch ik zou naar God zoeken, en tot God mijn aanspraak richten; Job 22:21 Gewen u toch aan Hem en heb vrede; daardoor zal u het goede overkomen. Pred. 3:18 Ik zeide in mijn hart van de gelegenheid der mensenkinderen, dat God hen zal verklaren, en dat zij zullen zien dat zij als de beesten zijn aan zichzelven. |
13 Indien gij uw hart bereid hebt, zo breid uw handen tot Hem uit. |
14 Indien er ondeugd in uw hand is, doe die verre weg; en laat het onrecht in uw tenten niet wonen. |
15 Want dan zult gij uw aangezicht opheffen uit de gebreken, en zult vast wezen en niet vrezen. |
16 Want gij zult de moeite vergeten, en aan haar gedenken als aan de wateren die voorbijgegaan zijn. |
17 Ja, uw
tijd zal klaarder dan de middag oprijzen; gij zult uitvliegen, als cde morgenstond zult gij zijn. c Ps. 37:6; 112:4. |
c Ps. 37:6 En zal uw gerechtigheid doen voortkomen als het licht, en uw recht als den middag. Ps. 112:4 Zain. Den oprechten gaat het licht op in de duisternis; Cheth. Hij is genadig en barmhartig en rechtvaardig. |
18 En gij zult vertrouwen, omdat er verwachting zijn zal; en gij zult graven, dgerustelijk zult gij slapen. d Lev. 26:5. |
d Lev. 26:5 En de dorstijd zal u reiken tot den wijnoogst, en de wijnoogst zal reiken tot den zaaitijd; en gij zult uw brood eten tot verzadens toe en zult zeker in uw land wonen. |
19 eEn gij zult nederliggen en niemand zal u verschrikken, en velen zullen uw aangezicht smeken. e Lev. 26:6. Ps. 3:6; 4:9. Spr. 3:24. |
e Lev. 26:6 Ook zal Ik vrede geven in het land, dat gij zult te slapen liggen en niemand zij die verschrikke; en Ik zal het boos gedierte uit het land doen ophouden en het zwaard zal door uw land niet doorgaan. Ps. 3:6 Ik lag neder en sliep; ik ontwaakte, want de HEERE ondersteunde mij. Ps. 4:9 Ik zal in vrede tezamen nederliggen en slapen; want Gij, o HEERE, alleen zult mij doen zeker wonen. Spr. 3:24 Zo gij nederligt, zult gij niet schrikken; maar gij zult nederliggen en uw slaap zal zoet wezen. |
20 Maar fde ogen der goddelozen zullen bezwijken, en de toevlucht zal van hen vergaan; en hun verwachting zal zijn de uitblazing der ziel. f Job 8:13, 14; 18:14. |
f Job 8:13 Alzo zijn de paden van allen die God vergeten, en de verwachting des huichelaars zal vergaan; Job 8:14 Van denwelken zijn hoop walgen zal, en zijn vertrouwen zal zijn een huis der spinnenkop. Job 18:14 Zijn vertrouwen zal uit zijn tent uitgerukt worden; zulks zal hem doen treden tot den koning der verschrikkingen. |