Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Sálomo’s voorspoedige regering |
1 HET ageschiedde nu ten einde van twintig jaren, in dewelke Sálomo het huis des HEEREN en zijn huis gebouwd had, a 1 Kon. 9:10. |
a 1 Kon. 9:10 En het geschiedde ten einde van twintig jaren, in dewelke Sálomo die twee huizen gebouwd had, het huis des HEEREN en het huis des konings |
2 Dat Sálomo de steden dewelke Huram hem gegeven had, bouwde, en de kinderen Israëls aldaar deed wonen. |
3 Daarna toog Sálomo naar Hamath Zoba, en hij overweldigde haar. |
4 Hij bouwde ook Tadmor in de woestijn, en al de schatsteden, die hij bouwde in Hamath. |
5 Ook bouwde hij het hoge Beth-Hóron en het neder Beth-Hóron, vaste steden met muren, deuren en grendels; |
6 Mitsgaders Báälath en al de schatsteden die Sálomo had, en alle wagensteden en de steden der ruiters, ben wat de begeerte van Sálomo begeerd had te bouwen in Jeruzalem en in den Libanon en in het ganse land zijner heerschappij. b 1 Kon. 9:1. |
b 1 Kon. 9:1 HET geschiedde nu als Sálomo voleind had te bouwen het huis des HEEREN en het huis des konings, en al de begeerte van Sálomo, die hem gelust had te maken, |
7 Aangaande al het volk dat overgebleven was van de Hethieten en de Amorieten en de Ferezieten en de Hevieten en de Jebusieten, die niet uit Israël waren, |
8 Uit hun kinderen die na hen in het land overgebleven waren, welke de kinderen Israëls niet verdaan hadden, die bracht Sálomo op uitschot tot op dezen dag. |
9 Doch uit de kinderen Israëls, cdie Sálomo niet maakte tot slaven in zijn werk (want zij waren krijgslieden en oversten zijner hoofdlieden en oversten zijner wagens en zijner ruiters), c 1 Kon. 9:22. |
c 1 Kon. 9:22 Doch van de kinderen Israëls maakte Sálomo geen slaaf; maar zij waren krijgslieden en zijn knechten en zijn vorsten en zijn hoofdlieden en de oversten zijner wagens en zijner ruiters. |
10 Uit dezen dan waren oversten der bestelden die de koning Sálomo had, tweehonderd en vijftig, die over het volk heerschappij hadden. |
11 dSálomo nu deed de dochter van Farao opkomen uit de stad Davids tot het huis dat hij voor haar gebouwd had; want hij zeide: Mijn vrouw zal in het huis van David, den koning Israëls, niet wonen, omdat de plaatsen
heilig zijn tot dewelke de ark des HEEREN gekomen is. d 1 Kon. 3:1; 7:8; 9:24. |
d 1 Kon. 3:1 EN Sálomo verzwagerde zich met Farao, den koning van Egypte, en nam de dochter van Farao en bracht haar in de stad Davids, totdat hij voleind zou hebben het bouwen van zijn huis en het huis des HEEREN en den muur van Jeruzalem rondom. 1 Kon. 7:8 En aan zijn huis, alwaar hij woonde, was een ander voorhof, meer inwaarts dan dat voorhuis, hetwelk aan hetzelve werk gelijk was; ook maakte hij voor de dochter van Farao, die Sálomo tot vrouw genomen had, een huis, aan dat voorhuis gelijk. 1 Kon. 9:24 Doch de dochter van Farao toog van de stad Davids op tot haar huis, hetwelk hij voor haar gebouwd had; toen bouwde hij Millo. |
12 Toen offerde Sálomo den HEERE brandoffers, op het altaar des HEEREN, dat hij vóór het voorhuis gebouwd had; |
13 Zelfs naar den eis van elken dag offerende, naar het gebod van Mozes, op de sabbatten en op de nieuwe maanden en op de gezette hoogtijden, edrie malen in het jaar: op het feest van de ongezuurde broden, en op het feest der weken, en op het feest der loofhutten. e Ex. 23:14, 15. Deut. 16:16. |
e Ex. 23:14 Drie reizen in het jaar zult gij Mij feest houden. Ex. 23:15 Het feest van de ongezuurde broden zult gij houden; zeven dagen zult gij ongezuurde broden eten (gelijk Ik u geboden heb) te bestemder tijd in de maand Abib, want in dezelve zijt gij uit Egypte getogen; doch men zal niet ledig voor Mijn aangezicht verschijnen. Deut. 16:16 Driemaal in het jaar zal alles wat mannelijk onder u is, voor het aangezicht des HEEREN uws Gods verschijnen in de plaats die Hij verkiezen zal: op het feest der ongezuurde broden en op het feest der weken en op het feest der loofhutten; maar het zal niet ledig voor het aangezicht des HEEREN verschijnen: |
14 Hij stelde ook, naar de wijze van zijn vader David, de verdelingen der priesters over hun dienst, en der Levieten over hun wachten, om God te prijzen en voor de priesters te dienen, naar den eis van elken dag; en de fportiers in hun verdelingen aan elke poort. Want alzo was het gebod van David, den man Gods. f 1 Kron. 9:17. |
f 1 Kron. 9:17 De portiers nu waren: Sallum en Akkub en Talmon en Ahíman, en hun broeders; Sallum was het hoofd. |
15 En men week niet van des konings gebod aan de priesters en de Levieten, aangaande alle zaak en aangaande de schatten. |
16 Alzo werd al het werk van Sálomo bereid tot den dag der grondlegging van het huis des HEEREN en tot het volbrengen van hetzelve, dat het huis des HEEREN volmaakt werd. |
17 Toen toog Sálomo naar Ezeon-Geber, en naar Eloth aan den oever der zee, in het land van Edom. |
18 En Huram zond hem door de hand zijner knechten schepen, mitsgaders knechten, kenners van de zee; en zij gingen met Sálomo’s knechten naar Ofir en zij haalden vandaar vierhonderd en vijftig talenten goud, dewelke zij brachten tot den koning Sálomo. |