Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Beschrijving van het koperen altaar tot het brandoffer, vs. 1, enz. Van de gegoten zee, 2. Van de wasvaten, 6. Van de kandelaars, 7. Van de tafelen, 8. En de voorhoven, 9. Met een verhaal van alle stukken die Hiram tot het gebruik des tempels gemaakt heeft, dewelke waren van koper, 11. Of van goud, 19. |
De vaten van den tempel |
1 HIJ maakte ook een 1koperen altaar, van twintig ellen in zijn lengte en twintig ellen in zijn breedte, en tien ellen in zijn hoogte. |
| 1 Dit altaar is aan het altaar, van Mozes in de woestijn gemaakt, wel gelijk geweest in vorm, omdat het vierkant was, en in het overdeksel, dat van koper was, maar niet in de grootte, omdat deze veel meerder was; daartoe was dat bekwaam om vervoerd te mogen worden, maar dit was gemaakt om te blijven staan. Vgl. Ex. 27:1, 2. |
| Ex. 27:1 GIJ zult ook een altaar maken van sittimhout; vijf ellen zal de lengte zijn en vijf ellen de breedte (vierkant zal dit altaar zijn), en drie ellen zijn hoogte. Ex. 27:2 En gij zult zijn hoornen maken op zijn vier hoeken; uit hetzelve zullen zijn hoornen zijn, en gij zult het met koper overtrekken. |
|
2 Daartoe maakte hij de 2gegoten zee; van tien ellen was zij, van haar enen 3rand tot haar anderen rand, rondom rond, en van vijf ellen in haar hoogte, en een meetsnoer van dertig ellen omving ze rondom. |
| 2 Zie van deze 1 Kon. 7 op vers 23, alwaar ook is de verklaring van dezen tekst. |
| 1 Kon. 7:23 (kt.) Verder maakte hij de gegoten zee; van tien ellen was zij van haar enen rand tot haar anderen rand, rondom rond, en van vijf ellen in haar hoogte, en een meetsnoer van dertig ellen omving ze rondom. |
| 3 Hebr. lip. |
|
3 Onder 4dezelve nu was de 5gelijkenis van runderen, rondom heen, die omsingelende, tien in een el, omringende de zee rondom; twee rijen dezer runderen waren in haar 6gieting gegoten. |
| 4 Te weten zee, welverstaande: onder haar rand, 1 Kon. 7:24. |
| 1 Kon. 7:24 En onder haar rand waren knoppen, dezelve rondom omsingelende, tien in een el, omringende die zee rondom; twee rijen dezer knoppen waren in haar gieting gegoten. |
| 5 Versta dit van de kleine beeltenissen der runderen die onder den rand aan den buik van de zee waren, niet van de grote runderen waarop de zee stond, als volgt. Vgl. wijders 1 Kon. 7 op vers 24. |
| 1 Kon. 7:24 (kt.) En onder haar rand waren knoppen, dezelve rondom omsingelende, tien in een el, omringende die zee rondom; twee rijen dezer knoppen waren in haar gieting gegoten. |
| 6 Dat is, die tezamen in één vorm met dit grote koperen vat gegoten waren, als het gegoten werd. |
|
4 Zij stond op twaalf runderen, drie ziende naar het noorden en drie ziende naar het westen en drie ziende naar het zuiden en drie ziende naar het oosten, en de zee was boven op dezelve; en al 7hun achterdelen waren inwaarts. |
| 7 Zie 1 Kon. 7 op vers 25. |
| 1 Kon. 7:25 (kt.) Zij stond op twaalf runderen, drie ziende naar het noorden en drie ziende naar het westen en drie ziende naar het zuiden en drie ziende naar het oosten, en de zee was boven op dezelve; en al hun achterdelen waren inwaarts. |
|
5 Haar dikte nu was een 8handbreed, en haar rand als het werk van den rand eens bekers of ener leliebloem, 9begrijpende vele baths; zij hield drieduizend. |
| 8 Dat is, vier vingers. Zo groot is een handbreed, bij de Latijnen genaamd palmus minor, en te onderscheiden van een andere maat van dezen naam, geheten palmus major, driemaal zo breed, dat is, een span. |
| 9 Vgl. hiermede de aant. op 1 Kon. 7:26. |
| 1 Kon. 7:26 (kt.) Haar dikte nu was een handbreed en haar rand als het werk van den rand eens bekers of ener leliebloem; zij hield tweeduizend bath. |
|
6 En hij maakte 10tien wasvaten, en stelde er vijf ter 11rechter- en vijf ter linkerhand om daarin te 12wassen; 13wat ten brandoffer behoort, 14staken zij daarin; maar de zee was opdat de priesters zich daarin zouden wassen. |
| 10 Zie van deze 1 Kon. 7:38 en de aant. |
| 1 Kon. 7:38 Hij maakte ook tien koperen wasvaten; een wasvat hield veertig bath, een wasvat was van vier ellen; op elke stelling van die tien stellingen was één wasvat. |
| 11 Namelijk van het voorhof. |
| 12 Te weten het vlees der offerande. |
| 13 Hebr. het werk des brandoffers. |
| 14 Te weten om te spoelen en af te wassen. Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk een zulke insteking dewelke dient tot afwassing, waardoor de vuiligheid en het slijm afgedreven wordt. Vgl. Jes. 4:4. Ez. 40:38. |
| Jes. 4:4 Als de Heere zal afgewassen hebben den drek der dochteren Sions, en de bloedschulden van Jeruzalem zal verdreven hebben uit derzelver midden, door den Geest des oordeels en door den Geest der uitbranding. Ez. 40:38 Haar kamers nu en haar deuren waren bij de posten der poorten; aldaar wies men het brandoffer. |
|
7 Hij maakte ook atien gouden kandelaren 15naar hun wijze, en hij stelde ze in den tempel, vijf aan de rechterhand en vijf aan de linkerhand. |
| a 1 Kon. 7:48, 49. |
| 1 Kon. 7:48 Ook maakte Sálomo al de vaten die voor het huis des HEEREN waren: het gouden altaar en de gouden tafel op dewelke de toonbroden waren, 1 Kon. 7:49 En de kandelaren, vijf aan de rechterhand en vijf aan de linkerhand vóór de aanspraakplaats, van gesloten goud; en de bloemen en de lampen en de snuiters van goud, |
| 15 Dat is, naar het voorschrift van God gegeven Ex. 25:31, of van David overgeleverd aan Salomo 1 Kron. 28:15. |
| Ex. 25:31 Gij zult ook een kandelaar van louter goud maken. Van dicht werk zal deze kandelaar gemaakt worden, zijn schacht en zijn rieten; zijn schaaltjes, zijn knopen en zijn bloemen zullen uit hem zijn. 1 Kron. 28:15 En het gewicht tot de gouden kandelaars en hun gouden lampen, naar het gewicht van elken kandelaar en zijn lampen; ook tot de zilveren kandelaars, naar het gewicht van een kandelaar en zijn lampen, naar den dienst van elken kandelaar. |
|
8 Ook maakte hij tien tafelen en hij zette ze in den tempel, vijf aan de rechterhand en vijf aan de linkerhand; en hij maakte honderd gouden sprengbekkens. |
9 Verder maakte hij het 16voorhof der priesters en het 17grote voorhof, mitsgaders de deuren voor het voorhof, en overtoog hun deuren met koper. |
| 16 Zie hiervan 1 Kon. 6 op vers 36. |
| 1 Kon. 6:36 (kt.) Daarna bouwde hij het binnenste voorhof van drie rijen gehouwen stenen, en een rij cederen balken. |
| 17 Versta het uiterste voorhof, waarin het volk verzamelde tot de oefening van den godsdienst en om Gods hulp te verzoeken; hetwelk als het oprechtelijk geschiedde naar des HEEREN bevel en ordinantie, zo werd men de hulp Gods gewaar. En hiervan heeft de Hebreeuwse benaming haar oorsprong; alsof men zeide: een hulp, of hulpplaats. Zie 1 Kon. 7:9, 12 en de aant. |
| 1 Kon. 7:9 Al deze dingen waren van kostelijke stenen, naar de maten gehouwen, vanbinnen en vanbuiten met de zaag gezaagd; en dat van den grondslag tot aan de neutstenen een palmbreed, en van buiten tot het grote voorhof. 1 Kon. 7:12 En het grote voorhof was rondom van drie rijen gehouwen stenen, met een rij van cederen balken. Zo was het met het binnenste voorhof van het huis des HEEREN, en met het voorhuis van dat huis. |
|
10 De zee nu zette hij aan de rechterzijde, naar het oosten, tegenover het zuiden. |
11 Daartoe maakte 18Huram de potten en de schoffels en de sprengbekkens; alzo voleindde Hiram het werk te maken, dat hij voor den koning Sálomo aan het huis Gods maakte. |
| 18 De werkmeester dien de koning van Tyrus tot Salomo gezonden had, van denwelken zie vers 16. 2 Kron. 2:13, 14. 1 Kon. 7 op vss. 13, 14. |
| vers 16 Insgelijks de potten en de schoffels en de krauwels en al hun vaten maakte Huram Abiu voor den koning Sálomo voor het huis des HEEREN, van gepolijst koper. 2 Kron. 2:13 Zo zend ik nu een wijzen man, kloek van verstand, Huram Abi, 2 Kron. 2:14 Den zoon ener vrouw uit de dochteren van Dan en wiens vader een man geweest is van Tyrus, die weet te werken in goud en in zilver, in koper, in ijzer, in stenen en in hout, in purper, in hemelsblauw en in fijn linnen en in karmozijn, en om alle graveersel te graveren en om te bedenken allen vernuftigen vond die hem zal voorgesteld worden, met uw wijzen en de wijzen van mijn heer, uw vader David. 1 Kon. 7:13 (kt.) En de koning Sálomo zond heen en liet Hiram van Tyrus halen. 1 Kon. 7:14 (kt.) Hij was de zoon ener weduwvrouw, uit den stam van Naftali, en zijn vader was een man van Tyrus geweest, een koperwerker, die vervuld was met wijsheid en met verstand en met wetenschap, om alle werk in het koper te maken; deze kwam tot den koning Sálomo en maakte al zijn werk. |
|
12 De twee pilaren en de bollen en de twee kapitelen op het hoofd der pilaren; en de twee netten om de twee bollen der kapitelen te bedekken, die op der pilaren hoofd waren; |
13 En de vierhonderd granaatappelen tot de twee netten: twee rijen van granaatappelen tot elk net, om de twee bollen der kapitelen te bedekken, die 19boven op de pilaren waren. |
| 19 Hebr. op het aangezicht. |
|
14 Hij maakte ook de stellingen; en wasvaten maakte hij op de stellingen; |
15 20Eén zee, en de twaalf runderen daaronder. |
| 20 Versta één zee, omdat er maar één was waarin de priesters zich wiesen; en die te onderscheiden is van de wasvaten waarin het vlees der offeranden en wat daartoe behoorde, gewassen werd, vers 6. |
| vers 6 En hij maakte tien wasvaten, en stelde er vijf ter rechter- en vijf ter linkerhand om daarin te wassen; wat ten brandoffer behoort, staken zij daarin; maar de zee was opdat de priesters zich daarin zouden wassen. |
|
16 Insgelijks de potten en de schoffels en de krauwels en al hun vaten maakte Huram 21Abiu voor den koning Sálomo voor het huis des HEEREN, van gepolijst koper. |
| 21 Anders: zijn vader, of: zijns vaders. Zie 2 Kron. 2 op vers 13. |
| 2 Kron. 2:13 (kt.) Zo zend ik nu een wijzen man, kloek van verstand, Huram Abi, |
|
17 22In de vlakte der Jordaan goot ze de koning, in dichte aarde, tussen Sukkoth en tussen Zeredátha. |
| 22 Zie de verklaring van dit vers 1 Kon. 7 op vers 46. |
| 1 Kon. 7:46 (kt.) In de vlakte van de Jordaan goot ze de koning, in dichte aarde, tussen Sukkoth en tussen Zartan. |
|
18 En Sálomo maakte al deze vaten in grote menigte; want het gewicht des kopers werd niet onderzocht. |
19 bOok maakte Sálomo alle vaten die voor het huis Gods waren, en het gouden altaar, en de tafelen waarop de toonbroden zijn; |
| b 1 Kon. 7:48. |
| 1 Kon. 7:48 Ook maakte Sálomo al de vaten die voor het huis des HEEREN waren: het gouden altaar en de gouden tafel op dewelke de toonbroden waren, |
|
20 En de kandelaren met hun lampen van 23gesloten goud, om die naar de 24wijze aan te steken, vóór de aanspraakplaats; |
| 23 Zie van dit goud 1 Kon. 6 op vers 20. |
| 1 Kon. 6:20 (kt.) En de aanspraakplaats vooraan was van twintig ellen in lengte en van twintig ellen in breedte en van twintig ellen in haar hoogte, en hij overtoog ze met gesloten goud; ook overtoog hij het cederen altaar. |
| 24 Dat is, naar de wet van God gegeven, Ex. 25:31, enz.; 37:17, enz. |
| Ex. 25:31 Gij zult ook een kandelaar van louter goud maken. Van dicht werk zal deze kandelaar gemaakt worden, zijn schacht en zijn rieten; zijn schaaltjes, zijn knopen en zijn bloemen zullen uit hem zijn. Ex. 37:17 Hij maakte ook een kandelaar van louter goud; van dicht werk maakte hij dezen kandelaar, zijn schacht en zijn rieten; zijn schaaltjes, zijn knopen en zijn bloemen waren uit hem. |
|
21 En de bloemen en de lampen en de snuiters van goud; het was 25het volmaaktste goud; |
| 25 Hebr. de volmaaktheden des gouds, dat is, het beste, fijnste en gelouterdste goud. |
|
22 Mitsgaders de 26gaffels en de sprengbekkens en de rookschalen en de wierookvaten van gesloten goud; aangaande den ingang van het huis, zijn binnenste deuren, van het heilige der heiligen, en de deuren van het huis des tempels, waren 27van goud. |
| 26 Zie 1 Kon. 7 op vers 50. |
| 1 Kon. 7:50 (kt.) Mitsgaders de schalen en de gaffels en de sprengbekkens en de rookschalen en de wierookvaten van gesloten goud; daartoe de herren der deuren van het binnenste huis, van het heilige der heiligen, en der deuren van het huis des tempels van goud. |
| 27 Dat is, met goud overtogen; want het binnenste der deuren was van hout, 1 Kon. 6:31, 32, 35. |
| 1 Kon. 6:31 En aan den ingang der aanspraakplaats maakte hij deuren van olieachtig hout; de bovendorpel met de posten was het vijfde deel des wands. 1 Kon. 6:32 De twee deuren ook waren van olieachtige bomen, en hij graveerde daarop graveringen van cherubs en van palmbomen en van open bloemen, dewelke hij met goud overtoog; ook trok hij goud over de cherubs en over de palmbomen. 1 Kon. 6:35 En hij graveerde ze met cherubs en palmbomen en open bloemen, dewelke hij met goud overtoog, gericht naar het uitgesnedene. |