Statenvertaling.nl

sample header image

2 Kronieken 31 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

2 Kronieken 31

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

Hizkia doet alle afgodische werken afbreken, vs. 1, enz. Stelt de priesters en Levieten in hun ambt, 2. Ook order tot onderhouding derzelve, 4. Laat kamers maken, om hun inkomen daarin te verzamelen, en uit de Levieten personen tot ontvangers en thesauriers stellen, 11. Hizkia blijft godvruchtig en gezegend, 20.
 
Hizkía regelt den eredienst
1 ALS zij nu 1dit alles voleind hadden, togen alle Israëlieten die er gevonden werden, uit tot de steden van Juda, en abraken de 2opgerichte beelden en hieuwen 3de bossen af en wierpen de hoogten en de altaren af, uit gans Juda en Benjamin, ook 4in Efraïm en Manasse, 5totdat zij alles tenietgemaakt hadden; daarna keerden al de kinderen Israëls weder, eenieder tot zijn bezitting in hun steden.
1 Te weten wat de onderhouding van het hoge paasfeest aanging, in het voorgaande hoofdstuk beschreven.
a 2 Kon. 18:4. verwijsteksten
2 Zie Lev. 26 op vers 1. verwijsteksten
3 Zie van de bossen en hoogten ter ere en ten dienste der afgoden gemaakt, Lev. 26 op vers 30. verwijsteksten
4 Te weten in de steden dewelke die van Juda het koninkrijk Israëls afgenomen hadden. Zie 2 Kron. 13:19; 15:8. verwijsteksten
5 Anders: totdat zij voleind hadden.
 
2 En Hizkía bestelde de 6verdelingen der priesters en der Levieten naar hun verdelingen, eenieder naar zijn dienst, de priesters en de Levieten tot het brandoffer en tot de dankoffers, om te dienen en om te loven en om te 7prijzen in 8de poort van de legers des HEEREN;
6 Zie 2 Kron. 8 op vers 14. verwijsteksten
7 Te weten den Heere.
8 Te weten des tempels, alwaar de priesters en de Levieten in hun orden en verdelingen elk zijn dienst moest waarnemen, als in een leger. Vgl. hiermede de aant. Num. 4 op vers 3. verwijsteksten
 
3 9Ook het deel des konings van zijn have tot de 10brandoffers, tot de brandoffers des morgens en des avonds, en de brandoffers 11der sabbatten en der 12nieuwe maanden en der 13gezette hoogtijden; bgelijk geschreven is in de wet des HEEREN.
9 Te weten, bestelde Hizkia. Alsof hij zeide: De koning heeft alzo de diensten en ambten des tempels geschikt en in orde gesteld, teneinde dat eenieder zijn last wel zou waarnemen, dat hij zichzelven ook in dezen niet heeft onbelast gelaten, ordinerende dat de offeranden hier in den tekst vermeld, uit zijn eigen inkomen genomen zouden worden. Waaruit het schijnt, dat zij tevoren bekostigd en gevonden werden uit de schatten des tempels; van dewelke zie 1 Kron. 26:20. verwijsteksten
10 Zie van deze Ex. 29:38, 39, enz. Num. 28:3, 4, enz. verwijsteksten
11 Zie Num. 28:9, 10. verwijsteksten
12 Zie Num. 28:11, 12, enz. verwijsteksten
13 Zie Leviticus 23. verwijsteksten
b Numeri 28; 29. verwijsteksten
 
4 En hij zeide tot het volk, tot de inwoners van Jeruzalem, dat zij 14het deel der priesters en Levieten geven zouden, opdat zij 15versterkt mochten worden 16in de wet des HEEREN.
14 Te weten dat hun naar Gods ordinantie tot hun onderhoud toekwam, Num. 18:8, enz. verwijsteksten
15 Dat is, tijd en moed zouden hebben om hun dienst wel waar te nemen, zonder daarvan afgetrokken te worden om anderszins hun kost te winnen.
16 Dat is, in het onderzoeken, overleggen en verklaren van de wet des Heeren; mitsgaders in het bedienen van den godsdienst in de wet bevolen.
 
5 17Toen nu dat woord uitbrak, 18brachten de kinderen Israëls vele 19eerstelingen van koren, most en olie en 20honing en van al de inkomst des velds; ook brachten zij 21de tienden van alles in met menigte.
17 Dat is, toen nu dat bevel des konings ruchtbaar werd.
18 Hebr. vermenigvuldigden.
19 Zie van deze de wetten en ordinantiën Gods Ex. 23:19; 34:26. Lev. 2:14, enz. Num. 15:17, 18, 19, enz. Deut. 26:1, 2, enz. verwijsteksten
20 Anders: dadels. Het Hebreeuwse woord betekent honing, doch wordt hier van de Hebreeën voor dadels, of vruchten van bomen die zoete vruchten droegen, genomen, dewelke vanwege haar zoetigheid den honing gelijk zijn. Want God had nergens in Zijn wet bevolen de eerstelingen van honing te geven, maar van boomvruchten der aarde en van beesten.
21 Zie van deze Lev. 27 op vers 30. verwijsteksten
 
6 En de kinderen van Israël en Juda die in de steden van Juda woonden, die brachten ook tienden der runderen en der schapen, en tienden der heilige dingen, die den HEERE hun God geheiligd waren, en maakten 22vele hopen.
22 Hebr. hopen, hopen. Zie Gen. 14 op vers 10. verwijsteksten
 
7 In de 23derde maand begonnen zij den 24grond van die hopen te leggen, en in de 25zevende maand voleindden zij.
23 Te weten van het heilige of kerkelijke jaar. Zie 2 Kron. 15 op vers 10. Ex. 12 op vers 2. In deze maand begon de oogst in Kanaän. verwijsteksten
24 Dat is, het eerste begin van die hopen te maken.
25 Zie van deze maand Lev. 23 op vers 24. Zij kwam zeer overeen met onzen september, als de vruchten van dat land in de schuren gevoerd waren. verwijsteksten
 
8 Toen nu Jehizkía en de vorsten kwamen en die hopen zagen, 26zegenden zij den HEERE 27en Zijn volk Israël.
26 Dat is, loofden en dankten den Heere, omdat Hij het volk het hart gegeven had, zo vrijwilliglijk zijn gaven op te brengen. Zie Gen. 14:20, en de aant. verwijsteksten
27 De mensen te zegenen is hun alle goeds en welvaart toe te wensen. Vgl. Gen. 31:55, en de aant. verwijsteksten
 
9 En Jehizkía ondervraagde de priesters en de Levieten aangaande die hopen.
10 En Azária, de 28hoofdpriester, van het huis van Zadok, sprak tot hem, en zeide: Van dat men 29deze heffing begonnen heeft tot het huis des HEEREN te brengen, is er te eten geweest en verzadigd te worden, ja, over te houden tot overvloed toe, want de HEERE heeft Zijn volk 30gezegend, 31zodat deze veelheid overgebleven is.
28 Hebr. de priester het hoofd, of: die het hoofd was. Alzo 2 Kon. 25:18. In 2 Kron. 24:6 wordt hij alleen het hoofd genaamd, namelijk der priesters. verwijsteksten
29 Dat is, deze gaven en offeranden. Want het woord heffing wordt hier in het gemeen genomen. Zie Num. 5 op vers 9. verwijsteksten
30 Dat is, goedgedaan. Zie Gen. 12 op vers 2. verwijsteksten
31 Of: zodat het overgeblevene is deze veelheid; te weten die nog voorhanden is en die gij ziet.
 
11 Toen zeide Jehizkía dat men kamers aan het huis des HEEREN 32bereiden zou; en zij bereidden ze.
32 Dat is, gereedmaken. Zie van deze kamers 1 Kon. 6:5, en de aant. verwijsteksten
 
12 Daarin brachten zij die heffing en de tienden en de geheiligde dingen in getrouwigheid; en daarover was Chonánja, de Leviet, 33overste, en Simeï, zijn broeder, de tweede.
33 Dat is, de voornaamste thesaurier, die over deze schatten des tempels gesteld was. Naast hem was Simeï, zijn broeder, als een ondercommies, onder dezen de andere ontvangers, die in het volgende vers genoemd worden. Zie de ordinantie hiervan 1 Kron. 26:20, 21. verwijsteksten
 
13 Maar Jehíël en Azázja en Nahath en Asahel en Jerímoth en Józabad en Elíël en Jismachja en Mahath en Benája waren opzieners, onder de hand van Chonánja en Simeï, zijn broeder, door het bevel van den koning Jehizkía en van Azária, den 34overste van het huis Gods.
34 Of: voorganger; dat is, den overpriester, vers 10. verwijsteksten
 
14 En Koré, de zoon van Jimna, de Leviet, de portier 35tegen het oosten, was over de vrijwillige gaven Gods, om het hefoffer des HEEREN en het 36allerheiligste uit te 37delen.
35 Dat is, aan de oostpoort des tempels. Zie van deze 2 Kron. 23 op vers 5. verwijsteksten
36 Hebr. de heiligheden der heiligheden. Versta het overige des vrijwilligen spijsoffers, Lev. 2:3, 10, en de zondoffers, Lev. 6:17, 25, de schuldoffers, Lev. 7:1, de toonbroden, Lev. 24:9. Zie ook Num. 18:9. verwijsteksten
37 Hebr. te geven.
 
15 En 38aan zijn hand waren Eden en Minjámin en Jésua en Semája, Amárja en Sechánja cin de steden der priesters, met getrouwigheid, om aan hun broederen in de verdelingen, 39zowel aan de kleinen als de groten, uit te delen:
38 Versta zijn bijgevoegde medehelpers, die onder zijn opzicht, zorg en beleid waren.
c Joz. 21:9, enz. verwijsteksten
39 Naar de wet Deut. 18:8. verwijsteksten
 
16 40(Benevens die gesteld waren in het geslachtsregister der manspersonen, drie jaren oud en daarboven) 41allen die in het huis des HEEREN gingen 42tot het dagelijks werk op elken dag, voor hun dienst in hun wachten naar hun verdelingen;
40 Hebr. Benevens hun rekenen of hun rekening der geslachten; dat is, mitsgaders degenen die in hun geslachtsregisters geschreven waren van al wat mannelijk was. De zin is, dat zij niet alleen den priesters die den dienst in den tempel deden, hun deel gegeven hebben, maar ook hun zonen.
41 Dat is, die in den dienst des tempels gebruikt konden worden, en dienvolgens van de kerkelijke goederen hun onderhoud moesten hebben.
42 Hebr. om de zaken des daags op zijn dag, dat is, om daar te doen wat op elken dag gedaan moest wezen. Zie gelijke manier van spreken Ex. 5:13. Anders: hun dagelijkse portie voor hun dienst. verwijsteksten
 
17 En met 43die gesteld waren in het geslachtsregister der priesters, naar het huis hunner vaderen; ook de Levieten dvan twintig jaren oud en daarboven, in hun wachten naar hun verdelingen;
43 Dat is, die in het geslachtsregister der priesters geschreven stonden; denwelken niet alleen hun onderhoud gegeven werd, maar ook den Levieten.
d 1 Kron. 23:27. verwijsteksten
 
18 Ook tot de geslachtsrekening met al hun kinderkens, hun vrouwen en hun zonen en hun dochters, 44door de ganse gemeente; want zij hadden zich 45in hun ambt in 46heiligheid geheiligd.
44 Versta de vergadering der priesters en der Levieten, die in den tempel den godsdienst moesten verzorgen; zodat niet alleen zij voor hun personen onderhouden werden, maar er werd ook zorg gedragen voor hun vrouwen en kinderen.
45 Zie van het Hebreeuwse woord 1 Kron. 9 op vers 22. Anders: in of naar hun getrouwheid, of: op derzelver trouw; dat is, zich verlatende op de getrouwheid der uitdelers (van dewelke gesproken is vers 15), dat hun het tijdelijke onderhoud van dezelve zou verzorgd worden. verwijsteksten
46 Dat is, zeer naarstiglijk en vlijtiglijk geheiligd. Anders: tot de heilige dingen geheiligd.
 
19 Ook waren onder de kinderen van Aäron, de priesters, op de velden der voorsteden hunner steden, 47in elke stad mannen die met namen 48uitgedrukt waren, om aan alle manspersonen onder de priesters en aan 49allen die in het geslachtsregister onder de Levieten gesteld waren, delen te geven.
47 Hebr. in alle stad en stad.
48 Als vers 15. verwijsteksten
49 Hebr. alle telling of rekening bij geslachten.
 
20 En alzo deed Jehizkía in geheel Juda; en hij deed wat goed en recht en 50waarachtig was voor het aangezicht des HEEREN zijns Gods.
50 Hebr. waarheid of trouw.
 
21 En in alle werk dat hij begon in den dienst van het huis Gods, en 51in de wet en in het gebod, om zijn God te zoeken, deed hij met zijn ganse hart en had voorspoed.
51 Zie 2 Kron. 14 op vers 4. verwijsteksten

Einde 2 Kronieken 31