Statenvertaling.nl

sample header image

2 Kronieken 23 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

2 Kronieken 23

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

Joas zeven jaren oud zijnde, wordt door beschikking van Jojada koning, vs. 1, enz. Athalia gedood, 12. Het verbond tussen den Heere en den koning met zijn volk wordt vernieuwd, 16. De afgoderij geweerd, 17. De kerkelijke orde hersteld, 18. En de koning met vreugde in zijn huis gebracht, 20.
 
Joas op den troon gebracht
1 DOCH1 in het 2zevende jaar versterkte zich Jójada en nam de oversten der honderden, Azárja, den zoon van Jeróham, en Ismaël, den zoon van Jóhanan, en Azárja, den zoon van Obed, en Maäséja, den zoon van Adája, en Elisáfat, den zoon van Zichri, met zich in een verbond.1 Zie deze historie ook met enige verklaringen 2 Kon. 11:4, enz., alwaar zij eerst beschreven is. verwijsteksten
2 Te weten nadat Joas, de zoon des konings, van Josabath, zijn moei, was verstoken geweest, opdat hij van zijn grootmoeder Athalia niet vermoord zou worden. Want hij was zes jaren verborgen in den tempel, 2 Kron. 22:12. Het jaar daarna is dit geschied; in hetwelk Joas ook zeven jaren oud was, 2 Kron. 24:1. verwijsteksten
2 Die togen om in Juda, en vergaderden 3de Levieten uit alle steden van Juda, en de hoofden der vaderen 4van Israël; en zij kwamen naar Jeruzalem.3 Merk dat tweeërlei personen vergaderd werden: I. de Levieten, die in den dienst der kerk waren. II. de hoofden der vaderen, dat is, der vaderlijke huisgezinnen. Versta de voornaamsten en oudsten der gemeente.
4 Dat is, van Juda en Benjamin, mitsgaders van de steden Israëls daaronder ressorterende. Vgl. hiermede 2 Kron. 15:17; 21:2, en de aantt. verwijsteksten
3 En die ganse gemeente maakte een verbond in het huis Gods met den koning; en 5hij zeide tot hen: Zie, de zoon des konings zal koning zijn, agelijk als de HEERE van de zonen van David gesproken heeft.5 Namelijk de overpriester Jojada.
a 2 Sam. 7:13. 2 Kron. 21:7. verwijsteksten
4 bDit is de zaak die gij doen zult: een derde deel van u, die op den sabbat ingaan, van de priesters en van de Levieten, zullen tot portiers 6der dorpels zijn;b 2 Kon. 11:5, enz. verwijsteksten
6 Anders: Sippim. Houdende het voor den naam van een poort. Zie 2 Kon. 11 op vers 6. verwijsteksten
5 En een derde deel zal zijn aan het huis des konings, en een derde deel aan de 7Fundamentpoort; en 8al het volk zal in de 9voorhoven zijn van het huis des HEEREN.7 De voornaamste poort des tempels, staande tegen het oosten, en genaamd de poort des fundaments, omdat zij de onderste was, staande op des tempels grondvesting, aan het grootste en onderste voorhof. Zij wordt ook geheten de poort Sur, 2 Kon. 11:6, en de Hoge poort, 2 Kon. 15:35, insgelijks de Schone poort, Hand. 3:2. verwijsteksten
8 Versta de andere Levieten, die alsdan de gewone wacht niet hadden, mitsgaders het gemene volk.
9 Dat is, in het uiterste en grote voorhof, genaamd het voorhof des volks, omdat de gemeente daarin vergaderde; het wordt hier gesteld in het meervoud om de verscheidene delen die het had. Zo wordt ook de tempel heiligdommen genoemd, omdat hij bestond uit verscheidene delen, Lev. 26:31. verwijsteksten
6 Maar dat niemand kome in 10het huis des HEEREN dan de priesters en de Levieten die dienen; die zullen ingaan, want zij zijn 11heilig; maar al het volk zal 12de wacht des HEEREN waarnemen.10 Versta het voorste deel van het huis des Heeren, genaamd het heilige, 1 Kon. 8:10. verwijsteksten
11 Hebr. heiligheid; dat is, tot een heiligen dienst afgezonderd. Alzo Num. 16:5. Ezra 8:28. verwijsteksten
12 Te weten om degenen die met geweld zouden willen inbreken, met geweld uit te houden. Of: zal de wacht des Heeren waarnemen, dat is, het bevel des Heeren, blijvende in het voorhof zonder in het heilige te komen.
7 De 13Levieten nu zullen den koning rondom omsingelen, eenieder met zijn wapenen in zijn hand, en die 14tot het huis inkomt, zal gedood worden; doch weest gijlieden bij den koning, 15als hij inkomt en 16uitgaat.13 Namelijk die dewelke op den sabbat uitgingen; dat is, die hun werkdienst geëindigd hadden, 2 Kon. 11:7. verwijsteksten
14 Dat is, in den tempel, tussen de ordeningen en gelederen der gestelde wacht, 2 Kon. 11:8. verwijsteksten
15 Te weten in den tempel, vers 11. verwijsteksten
16 Te weten uit den tempel, vers 20. verwijsteksten
8 En de Levieten en gans Juda deden naar alles wat de priester Jójada geboden had; en 17zij namen eenieder 18zijn mannen die op den sabbat inkwamen, met degenen die op den sabbat uitgingen; want de priester Jójada had aan de 19verdelingen geen verlof gegeven.17 Namelijk de oversten der honderden, van dewelke zie vers 1, en vgl. 2 Kon. 11:9. verwijsteksten
18 Te weten die hun uit de Levieten van den overpriester Jojada toebesteld waren.
19 Zie van deze verdelingen 1 Kronieken 23; 24; 25; 26. Uit deze mocht niemand scheiden, dan hebbende zijn afscheid en verlof; hetwelk Jojada nu den afgaanden niet heeft gegeven, opdat er dubbel wacht zou zijn om deze zaak uit te voeren. verwijsteksten
9 Verder gaf de priester Jójada aan de oversten der honderden de spiesen en de rondassen en de schilden, 20die van den koning David geweest waren, die in het huis Gods waren.20 Zie 2 Kon. 11 op vers 10. verwijsteksten
10 En hij 21stelde al het volk en eenieder met zijn 22geweer in zijn hand, van de rechterzijde van het huis tot de linkerzijde van het huis, naar het 23altaar en naar het 24huis, bij den koning rondom.21 Te weten opdat niemand in het voorhof der priesters of in het heilige met geweld inbreken zou. Vgl. hiermede het einde van het zesde vers.
22 Het woord in het oorspronkelijke betekent eigenlijk zulk geweer, dat men uit de hand naar iemand werpt, om hem daarmede te beschadigen.
23 Versta het brandofferaltaar, dat in het voorhof der priesters stond.
24 Het heilige.
11 Toen brachten zij des konings zoon 25voor, en zetten hem de 26kroon op en gaven hem de 27getuigenis, en zij maakten hem koning; en Jójada en zijn zonen zalfden hem en zeiden: 28De koning leve!25 Te weten uit zijn kamer, waarin hij nu zes jaren was verstoken geweest, 2 Kron. 22:11. verwijsteksten
26 Een hoofdsieraad der koningen, 2 Sam. 1:10. Ps. 89:40; 132:18. verwijsteksten
27 Zie 2 Kon. 11 op vers 12. verwijsteksten
28 Vgl. 1 Sam. 10:24. 1 Kon. 1:39. verwijsteksten
12 Toen nu Athália hoorde de stem des volks, dat toeliep en den koning roemde, kwam zij tot het volk in het huis des HEEREN.
13 En zij zag toe; en zie, de koning stond 29bij zijn pilaar, aan den 30ingang; en de 31oversten en 32de trompetten waren bij den koning; en al het volk des lands was blijde en 33blies met trompetten; en de zangers 34waren er met muzikale instrumenten en gaven te kennen dat men 35lofzingen zou. Toen verscheurde Athália haar klederen en zij riep: Verraad, verraad!29 Alwaar het koninklijk gestoelte was; van hetwelk zie ook 2 Kon. 11 op vers 14. 2 Kron. 6 op vers 13. verwijsteksten
30 Te weten van het binnenste voorhof, genoemd het voorhof der priesters, 2 Kron. 4:9, insgelijks het nieuwe voorhof, 2 Kron. 20:5. Zie van hetzelve breder 1 Kon. 6 op vers 36. verwijsteksten
31 Namelijk van het Joodse volk.
32 Dat is, de trompetters.
33 Te weten door de priesters, wien dat werk eigenlijk toekwam, gelijk dit blijkt uit de wet Num. 10:8, en uit de voorbeelden 1 Kron. 15:24. 2 Kron. 5:12; 7:6. verwijsteksten
34 Of: waren blijde, welk woord voorgaat en nu weder vannieuws kan ingepast worden.
35 Namelijk den Heere.
14 Maar de priester Jójada bracht de oversten der honderden, die over het heir gesteld waren, uit en zeide tot hen: Brengt haar uit tot buiten 36de ordeningen, en die haar volgt zal met het zwaard gedood worden. Want de priester had gezegd: Gij zult haar in het huis des HEEREN niet doden.36 Zie 2 Kon. 11 op vers 8. verwijsteksten
15 En 37zij legden de handen aan haar, en zij ging 38naar den ingang van de Paardenpoort, naar het huis des konings; en zij doodden haar daar.37 Anders: zij maakten haar plaats. Of: zij bestelden aan haar zijdwacht. Of: zij gaven haar plaats, te weten om uit den tempel te gaan.
38 Zie 2 Kon. 11 op vers 16. verwijsteksten
16 En Jójada maakte een verbond tussen 39Hem en tussen al het volk, en tussen den koning, dat zij den HEERE tot een volk zouden zijn.39 Namelijk den Heere; gelijk dit af te leiden is uit 2 Kon. 11:17, en hier uit het einde van dit vers. Anders: tussen zich, of hemzelven, enz., verstaande dat Jojada, het volk en den koning tezamen zich verbonden hebben, dat zij den Heere tot een volk zouden zijn. Zie dergelijke Joz. 24:25. verwijsteksten
17 cDaarna ging al het volk in het huis van Baäl en braken dat af, en zijn altaren en zijn beelden verbraken zij; en Mattan, den priester van Baäl, dsloegen zij dood voor de altaren.c 2 Kon. 11:18. verwijsteksten
d Deut. 13:9. verwijsteksten
18 Jójada nu bestelde de ambten in het huis des HEEREN onder de hand der Levitische priesters, edie David in het huis des HEEREN afgedeeld had, om de brandoffers des HEEREN te offeren, gelijk in de fwet van Mozes geschreven is, met blijdschap en met gezang, 40naar de instelling van David.e 1 Kronieken 23; 24; 25; 26. verwijsteksten
f Lev. 1:3. verwijsteksten
40 Hebr. naar de handen van David, dat is, gelijk David door de ingeving van Gods Geest ingesteld en der gemeente Gods overgegeven en nagelaten had. Alzo 2 Kron. 29:27. Ezra 3:10. verwijsteksten
19 En hij stelde de portiers aan de poorten van het huis des HEEREN, opdat niemand in enig ding onrein zijnde, inkwame.
20 En hij nam de oversten der honderden en de 41machtigen en die heerschappij hadden onder het volk, en al het volk des lands, en bracht den koning van het huis des HEEREN af, en zij kwamen door het midden der 42Hoge poort in het huis des konings; en zij zetten den koning op den troon des koninkrijks.41 Of: heerlijken, aanzienlijken, voortreffelijken.
42 Sommigen verstaan hierdoor de meeste en de voornaamste poort van het koninklijke huis, aan dewelke de trawanten des konings de wacht hielden, en die daarom de poort der trawanten genoemd wordt, 2 Kon. 11:19. In dezen zin moet deze poort onderscheiden worden van de poort des tempels, waarvan vers 5. Zie de aant. aldaar. verwijsteksten
21 En al het volk des lands was blijde, en de stad werd stil, nadat zij Athália met het zwaard gedood hadden.

Einde 2 Kronieken 23