Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
De profetie van Azária |
1 TOEN kwam de Geest Gods op Azária, den zoon van Oded. |
2 En hij ging uit, Asa tegen, en hij zeide tot hem: Hoort mij, Asa en gans Juda, en Benjamin. De HEERE is met ulieden, terwijl gij met Hem zijt; en azo gij Hem zoekt, Hij zal van u gevonden worden, bmaar zo gij Hem verlaat, Hij zal u verlaten. a 1 Kron. 28:9. 2 Kron. 33:12. Matth. 7:7. b 2 Kron. 24:20. |
a 1 Kron. 28:9 En gij, mijn zoon Sálomo, ken den God uws vaders en dien Hem met een volkomen hart en met een willige ziel; want de HEERE doorzoekt alle harten en Hij verstaat al het gedichtsel der gedachten. Indien gij Hem zoekt, Hij zal van u gevonden worden; maar indien gij Hem verlaat, Hij zal u tot in eeuwigheid verstoten. 2 Kron. 33:12 En als Hij hem benauwde, bad hij het aangezicht des HEEREN zijns Gods ernstiglijk aan, en vernederde zich zeer voor het aangezicht van den God zijner vaderen, Matth. 7:7 Bidt, en u zal gegeven worden; zoekt, en gij zult vinden; klopt, en u zal opengedaan worden. b 2 Kron. 24:20 En de Geest Gods toog Zacharía aan, den zoon van Jójada, den priester, die boven het volk stond, en hij zeide tot hen: Zo zegt God: Waarom overtreedt gij de geboden des HEEREN? Daarom zult gij niet voorspoedig zijn; dewijl gij den HEERE verlaten hebt, zo zal Hij u verlaten. |
3 cIsraël nu is vele dagen geweest zonder den waren God en zonder een lerenden priester en zonder de wet. c Hos. 3:4. |
c Hos. 3:4 Want de kinderen Israëls zullen vele dagen blijven zitten, zonder koning en zonder vorst, en zonder offer, en zonder opgericht beeld, en zonder efod en terafim. |
4 dMaar als zij zich in hun nood bekeerden tot den HEERE, den God Israëls, en Hem zochten, zo werd Hij van hen gevonden. d Deut. 4:29. |
d Deut. 4:29 Dan zult gij vandaar den HEERE uw God zoeken en vinden, als gij Hem zoeken zult met uw ganse hart en met uw ganse ziel. |
5 En in die tijden was er geen vrede voor dengene die uitging en dengene die inkwam; maar vele beroerten waren over al de inwoners van die landen, |
6 Dat volk tegen volk en stad tegen stad in stukken gestoten werden; want God had hen met allen angst verschrikt. |
7 Daarom, weest gij sterk en laat uw handen niet verslappen, want er is loon naar uw werk. |
De reformatie onder Asa |
8 Als nu Asa deze woorden hoorde en de profetie van den profeet Oded, sterkte hij zich en hij deed weg de verfoeiselen uit het ganse land van Juda en Benjamin, en uit de steden die hij van het gebergte van Efraïm genomen had, en vernieuwde het altaar des HEEREN, dat voor het voorhuis des HEEREN was. |
9 En hij vergaderde het ganse Juda en Benjamin, en de vreemdelingen met hen uit Efraïm en Manasse en uit Simeon; want uit Israël vielen zij tot hem in menigte, als zij zagen dat de HEERE zijn God met hem was. |
10 En zij vergaderden zich te Jeruzalem in de derde maand, in het vijftiende jaar van het koninkrijk van Asa. |
11 En zij offerden den HEERE ten zelven dage van den roof dien zij gebracht hadden, zevenhonderd runderen en zevenduizend schapen. |
12 En zij etraden in een verbond, dat zij den HEERE, den God hunner vaderen, zoeken zouden, met hun ganse hart en met hun ganse ziel. e Joz. 24:15. Neh. 10:29. |
e Joz. 24:15 Doch zo het kwaad is in uw ogen den HEERE te dienen, kiest u heden wien gij dienen zult: hetzij de goden welke uw vaders, die aan de andere zijde der rivier waren, gediend hebben, of de goden der Amorieten, in welker land gij woont; maar aangaande mij en mijn huis, wij zullen den HEERE dienen. Neh. 10:29 Die hielden zich aan hun broederen, hun voortreffelijken, en kwamen in den vloek en in den eed, dat zij zouden wandelen in de wet Gods, die gegeven is door de hand van den knecht Gods, Mozes; en dat zij zouden houden en dat zij zouden doen al de geboden des HEEREN onzes Heeren, en Zijn rechten en Zijn inzettingen; |
13 En al wie den HEERE, den God Israëls, niet zou zoeken, fzou gedood worden, van den kleine tot den grote en van den man tot de vrouw toe. f Deut. 13:9. |
f Deut. 13:9 Maar gij zult hem zekerlijk doodslaan; uw hand zal eerst tegen hem zijn om hem te doden, en daarna de hand des gansen volks. |
14 En zij zwoeren den HEERE met luider stem en met gejuich, desgelijks met trompetten en met bazuinen. |
15 En gans Juda was verblijd over dezen eed; want zij hadden met hun ganse hart gezworen en met hun gansen wil Hem gezocht, en Hij werd van hen gevonden, en de HEERE gaf hun rust rondom heen. |
16 Aangaande ook Máächa, de moeder van den koning Asa, hij zette haar af, dat zij geen gkoningin ware, omdat zij een afgrijselijken afgod in een bos gemaakt had; ook roeide Asa haar afgrijselijken afgod uit en verbrijzelde en verbrandde hem aan de beek Kidron. g 1 Kon. 15:13. |
g 1 Kon. 15:13 Ja, zelfs zijn moeder Máächa, die zette hij ook af, dat zij geen koningin ware, omdat zij een afgrijselijken afgod in een bos gemaakt had; ook roeide Asa uit haar afgrijselijken afgod en verbrandde hem aan de beek Kidron. |
17 De hoogten werden wel niet weggenomen uit Israël, het hart van Asa nochtans was volkomen al zijn dagen. |
18 En hij bracht in het huis Gods de geheiligde dingen zijns vaders en zijn geheiligde dingen, zilver en goud en vaten. |
19 En er was geen oorlog, tot in het vijf en dertigste jaar van het koninkrijk van Asa. |