Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
David draagt Sálomo den tempelbouw op |
1 TOEN vergaderde David te Jeruzalem alle oversten van Israël, de oversten der stammen en de oversten der verdelingen, den koning dienende, en de oversten der duizenden en de oversten der honderden en de oversten van alle have en vee des konings en zijner zonen, met de kamerlingen en de helden, ja, allen kloeken held. |
2 En de koning David stond op zijn voeten en hij zeide: Hoort mij, mijn broeders, en mijn volk. Ik had in mijn hart een huis der rust voor de ark des verbonds des HEEREN te bouwen en voor de voetbank der voeten onzes Gods, en ik heb gereedschap gemaakt om te bouwen. |
3 aMaar God heeft tot mij gezegd: Gij zult Mijn Naam geen huis bouwen, want gij zijt een krijgsman en gij hebt veel bloed vergoten. a 2 Sam. 7:5. 1 Kon. 5:3. 1 Kron. 22:8. |
a 2 Sam. 7:5 Ga en zeg tot Mijn knecht, tot David: Zo zegt de HEERE: Zoudt gij Mij een huis bouwen tot Mijn woning? 1 Kon. 5:3 Gij weet dat mijn vader David den Naam des HEEREN zijns Gods geen huis kon bouwen vanwege den oorlog waarmede zij hem omsingelden, totdat de HEERE hen onder zijn voetzolen gaf. 1 Kron. 22:8 Doch het woord des HEEREN geschiedde tot mij, zeggende: Gij hebt bloed in menigte vergoten, want gij hebt grote krijgen gevoerd; gij zult Mijn Naam geen huis bouwen, dewijl gij veel bloed op de aarde voor Mijn aangezicht vergoten hebt. |
4 Nu heeft mij de HEERE, de God Israëls, verkoren uit mijns vaders ganse huis, dat ik tot koning over Israël wezen zou in eeuwigheid, want Hij heeft Juda tot een voorganger verkoren en mijns vaders huis in het huis van Juda; en onder de zonen mijns vaders heeft Hij een welgevallen aan mij gehad, bdat Hij mij ten koning maakte over gans Israël. b 1 Sam. 16:12. |
b 1 Sam. 16:12 Toen zond hij heen en bracht hem in (hij nu was roodachtig, mitsgaders schoon van ogen en schoon van aanzien); en de HEERE zeide: Sta op, zalf hem, want deze is het. |
5 En uit al mijn zonen (want de HEERE heeft mij vele zonen gegeven) zo heeft Hij mijn zoon Sálomo verkoren, dat hij zitten zou op den stoel des koninkrijks des HEEREN over Israël. |
6 En cHij heeft tot mij gezegd: Uw zoon Sálomo, die zal Mijn huis en Mijn voorhoven bouwen; want Ik heb hem Mij uitverkoren tot een zoon en dIk zal hem tot een Vader zijn. c 2 Sam. 7:13. 2 Kron. 1:9. d 2 Sam. 7:14. |
c 2 Sam. 7:13 Die zal Mijn Naam een huis bouwen, en Ik zal den stoel zijns koninkrijks bevestigen tot in eeuwigheid. 2 Kron. 1:9 Nu, HEERE God, laat Uw woord waar worden, gedaan aan mijn vader David; want Gij hebt mij koning gemaakt over een volk, menigvuldig als het stof der aarde. d 2 Sam. 7:14 Ik zal hem zijn tot een Vader, en hij zal Mij zijn tot een zoon; dewelke als hij misdoet, zo zal Ik hem met een mensenroede en met plagen der mensenkinderen straffen. |
7 En Ik zal zijn koninkrijk bevestigen tot in eeuwigheid, indien hij sterk wezen zal om Mijn geboden en Mijn rechten te doen, gelijk te dezen dage. |
8 Nu dan, voor de ogen van het ganse Israël, de gemeente des HEEREN, en voor de oren onzes Gods, houdt en zoekt al de geboden des HEEREN uws Gods; opdat gijlieden dat goede land erfelijk bezit, en uw kinderen na u tot in eeuwigheid doet erven. |
9 En gij, mijn zoon Sálomo, ken den God uws vaders en dien Hem met een volkomen hart en met een willige ziel; want ede HEERE doorzoekt alle harten en Hij verstaat al het gedichtsel der gedachten. Indien gij Hem zoekt, Hij zal van u gevonden worden; maar indien gij Hem verlaat, Hij zal u tot in eeuwigheid verstoten. e 1 Sam. 16:7. 1 Kron. 29:17. Ps. 7:10. Jer. 11:20; 17:10; 20:12. Openb. 2:23. |
e 1 Sam. 16:7 Doch de HEERE zeide tot Samuël: Zie zijn gestalte niet aan, noch de hoogte zijner statuur, want Ik heb hem verworpen; want het is niet gelijk de mens ziet, want de mens ziet aan wat voor ogen is, maar de HEERE ziet het hart aan. 1 Kron. 29:17 En ik weet, mijn God, dat Gij het hart proeft en dat Gij een welgevallen hebt aan oprechtheden. Ik heb in oprechtheid mijns harten al deze dingen vrijwillig gegeven en ik heb nu met vreugde Uw volk dat hier bevonden wordt, gezien, dat het zich jegens U vrijwillig gedragen heeft. Ps. 7:10 Laat toch de boosheid der goddelozen een einde nemen, maar bevestig den rechtvaardige, Gij, Die harten en nieren beproeft, o rechtvaardige God. Jer. 11:20 Maar, o HEERE der heirscharen, Gij rechtvaardige Rechter, Die de nieren en het hart proeft, laat mij Uw wraak van hen zien; want aan U heb ik mijn twistzaak ontdekt. Jer. 17:10 Ik, de HEERE, doorgrond het hart en
proef de nieren, en dat om een iegelijk te geven naar zijn wegen, naar de vrucht zijner handelingen. Jer. 20:12 Gij dan, o HEERE der heirscharen, Die den rechtvaardige proeft, Die de nieren en het hart ziet, laat mij Uw wraak van hen zien, want ik heb U mijn twistzaak ontdekt. Openb. 2:23 En haar kinderen zal Ik door den dood ombrengen; en al de gemeenten zullen weten, dat Ik het ben Die nieren en harten onderzoek. En Ik zal ulieden geven een iegelijk naar uw werken. |
10 Zie nu toe, want de HEERE heeft u verkoren, dat gij een huis ten heiligdom bouwt; wees sterk en doe het. |
11 En David gaf zijn zoon Sálomo een voorbeeld van het voorhuis, met zijn behuizingen en zijn schatkamers en zijn opperzalen en zijn binnenkamers, en van het huis des verzoendeksels, |
12 En een voorbeeld van alles wat bij hem door den Geest was, namelijk van de voorhoven van het huis des HEEREN en van alle kamers rondom, tot de schatten van het huis Gods en tot de schatten der heilige dingen, |
13 En van de verdelingen der priesters en der Levieten en van alle werk van den dienst van het huis des HEEREN, en van alle vaten van den dienst van het huis des HEEREN. |
14 Het goud gaf hij naar het goudgewicht, tot alle vaten van elken dienst; ook zilver tot alle zilveren vaten bij gewicht, tot al de vaten van elken dienst; |
15 En het gewicht tot de gouden kandelaars en hun gouden lampen, naar het gewicht van elken kandelaar en zijn lampen; ook tot de zilveren kandelaars, naar het gewicht van een kandelaar en zijn lampen, naar den dienst van elken kandelaar. |
16 Ook gaf hij het goud naar het gewicht tot de tafelen der toerichting, tot elke tafel; en het zilver tot de zilveren tafelen; |
17 En louter goud tot de krauwels en tot de sprengbekkens en tot de schotels; en tot gouden bekers, het gewicht tot elken beker; desgelijks tot zilveren bekers, tot elken beker het gewicht; |
18 En tot het reukaltaar gelouterd goud in gewicht; en goud tot het voorbeeld des wagens, te weten der cherubs, die de vleugels zouden uitbreiden en de ark des verbonds des HEEREN overdekken. |
19 Dit alles heeft men mij, zeide David, bij geschrifte te verstaan gegeven van de hand des HEEREN, te weten al de werken van dit voorbeeld. |
20 En David zeide tot zijn zoon Sálomo: fWees sterk en heb goeden moed en doe het, vrees niet en wees niet verslagen; want de HEERE God, mijn God, zal met u zijn; Hij zal u niet begeven en Hij zal u niet verlaten, totdat gij al het werk tot den dienst van het huis des HEEREN zult volbracht hebben. f Deut. 31:7, 8. Joz. 1:7. |
f Deut. 31:7 En Mozes riep Jozua en zeide tot hem voor de ogen van het ganse Israël: Zijt sterk en heb goeden moed, want gij zult met dit volk ingaan in het land dat de HEERE hun vaderen gezworen heeft hun te zullen geven, en gij zult het hen doen erven. Deut. 31:8 De HEERE nu is Degene Die voor uw aangezicht gaat; Die zal met u zijn, Hij zal u niet begeven, noch u verlaten; vrees niet en ontzet u niet. Joz. 1:7 Alleenlijk wees sterk en heb zeer goeden moed, dat gij waarneemt te doen naar de ganse wet welke Mozes, Mijn knecht, u geboden heeft; wijk daarvan niet, ter rechter- noch ter linkerhand, opdat gij verstandiglijk handelt alom waar gij zult gaan. |
21 En zie, daar zijn de verdelingen der priesters en der Levieten, tot allen dienst van het huis Gods; en bij u zijn tot alle werk allerlei vrijwilligen, met wijsheid tot allen dienst, ook de vorsten en het ganse volk, bereid tot al uw bevelen. |