Statenvertaling.nl

sample header image

1 Kronieken 28 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

1 Kronieken 28

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

Davids laatste bevel aan de vorsten, vs. 1, enz. En aan Salomo, aangaande het onderhouden van alle geboden Gods, en met name van de opbouwing des tempels, 9. Hij geeft Salomo een voorbeeld van het ganse gebouw, mitsgaders van alle vaten daartoe behorende, 14. Korte herhaling van de vermaning Davids aan Salomo, 20.
 
David draagt Sálomo den tempelbouw op
1 TOEN1 vergaderde David te Jeruzalem alle oversten van Israël, de oversten der stammen en 2de oversten der verdelingen, den koning dienende, en de oversten der duizenden en de oversten der honderden en de oversten van alle have en vee des konings en 3zijner zonen, met 4de kamerlingen en de helden, ja, allen kloeken held.1 Hier keert de schrijver van dit boek wederom tot de historie die hij begonnen had 1 Kronieken 22. verwijsteksten
2 Van dewelke zie ook 1 Kron. 27:1, enz. verwijsteksten
3 Anders: zijn zonen.
4 Zie de aant. op Gen. 37:36. verwijsteksten
2 En de koning David 5stond op zijn voeten en hij zeide: Hoort mij, mijn broeders, en mijn volk. Ik had in mijn hart 6een huis der rust voor de ark des verbonds des HEEREN te bouwen en voor de 7voetbank der voeten onzes Gods, en ik heb gereedschap gemaakt om te bouwen.5 Met dit opstaan gaf hij te kennen de eer die hij het woord Gods toedroeg, hetwelk hij van God ontvangen had en aan de vergadering wilde voordragen. Vgl. Richt. 3:20. verwijsteksten
6 Te weten den tempel, in welken de ark zekerlijk mocht rusten, zonder voortaan van de ene plaats tot de andere te moeten verdragen worden, gelijk voordezen dikwijls geschied was. Zie 2 Sam. 7:1. verwijsteksten
7 Aldus wordt de ark des verbonds genoemd, aangezien de Heere daarop tussen de cherubs zat, 2 Sam. 6:2, en antwoord gaf. verwijsteksten
3 aMaar God heeft tot mij gezegd: Gij zult Mijn Naam geen huis bouwen, want gij zijt een krijgsman en gij hebt 8veel bloed vergoten.a 2 Sam. 7:5. 1 Kon. 5:3. 1 Kron. 22:8. verwijsteksten
8 Hebr. bloeden.
4 Nu heeft mij de HEERE, de God Israëls, verkoren uit mijns vaders ganse huis, dat ik tot koning over Israël wezen zou 9in eeuwigheid, want Hij heeft 10Juda tot een voorganger verkoren en mijns vaders huis in het huis van Juda; en onder de zonen mijns vaders heeft Hij een welgevallen aan mij gehad, bdat Hij mij ten koning maakte over gans Israël.9 Dat is, mijn leven lang, want dat is de eeuw der mensen. Doch ten aanzien van onzen Heere Jezus Christus, den Zoon van David, is het een eeuwigblijvend Koninkrijk, dat nimmermeer einden zal, Luk. 1:33. Zie 2 Sam. 7:13. verwijsteksten
10 Dat is, de stam van Juda. Zie Gen. 49:8. 1 Kron. 5:2. verwijsteksten
b 1 Sam. 16:12. verwijsteksten
5 En uit al mijn zonen (want de HEERE heeft mij vele zonen gegeven) zo heeft Hij mijn zoon Sálomo verkoren, dat hij zitten zou op den stoel des koninkrijks des HEEREN over Israël.
6 En cHij heeft tot mij gezegd: Uw zoon Sálomo, die zal Mijn huis en Mijn voorhoven bouwen; want Ik heb hem Mij uitverkoren tot een zoon en dIk zal hem tot een Vader zijn.c 2 Sam. 7:13. 2 Kron. 1:9. verwijsteksten
d 2 Sam. 7:14. verwijsteksten
7 En Ik zal zijn koninkrijk bevestigen tot 11in eeuwigheid, indien hij sterk wezen zal om Mijn geboden en Mijn rechten te doen, 12gelijk te dezen dage.11 Zie vers 4. verwijsteksten
12 Dat is, gelijk hij tot op dezen dag onderwezen is, en tot nog toe, volgens de goede onderwijzing, zich bevlijtigd heeft wel te doen, met het onderhouden van Mijn geboden.
8 Nu dan, voor de ogen van het ganse Israël, de gemeente des HEEREN, en voor de oren onzes Gods, 13houdt en zoekt al de geboden des HEEREN uws Gods; opdat gijlieden dat goede land erfelijk bezit, en uw kinderen na u tot in eeuwigheid doet erven.13 Voor zoekt en onderhoudt; dat is, benaarstigt u te zoeken en te onderhouden.
9 En gij, mijn zoon Sálomo, ken 14den God uws vaders en dien Hem met een volkomen hart en met een willige ziel; want ede HEERE doorzoekt alle harten en Hij verstaat 15al het gedichtsel der gedachten. Indien gij Hem zoekt, Hij zal van u gevonden worden; maar indien gij Hem verlaat, Hij zal u tot in eeuwigheid verstoten.14 Dat is, dien God Die een welgevallen aan mij gehad heeft (als vers 4), en Dien ik getrouwelijk gediend heb. verwijsteksten
e 1 Sam. 16:7. 1 Kron. 29:17. Ps. 7:10. Jer. 11:20; 17:10; 20:12. Openb. 2:23. verwijsteksten
15 Dat is, al wat de mensen denken of versieren.
10 Zie nu toe, want de HEERE heeft u verkoren, dat gij een huis ten heiligdom bouwt; wees sterk 16en doe het.16 Dat is, volmaak het, breng het ten einde.
11 En David gaf zijn zoon Sálomo een 17voorbeeld van het voorhuis, met zijn behuizingen en zijn schatkamers en zijn opperzalen en zijn binnenkamers, en van het huis 18des verzoendeksels,17 Vgl. Ex. 25 op vers 40. verwijsteksten
18 Dit was het deksel dat op de ark des verbonds lag, waarop de cherubs stonden, en was als de troon of zitstoel Gods. Doch door het verzoendeksel verstaat hij de ark des verbonds zelve, die in het allerheiligste des tempels moest gesteld worden.
12 En een voorbeeld van alles wat 19bij hem 20door den Geest was, namelijk van de voorhoven van het huis des HEEREN en van alle kamers rondom, 21tot de schatten van het huis Gods en tot de schatten der heilige dingen,19 Dat is, in zijn gemoed.
20 Versta: door den Heiligen Geest, Die David heeft geopenbaard hoe al deze dingen moesten gemaakt wezen in den tempel, vers 19, gelijk eertijds God aan Mozes ook geopenbaard heeft het voorbeeld van den tabernakel en alles wat hij meer moest maken, en heeft hem zulks op den berg vertoond en verklaard. Zie Ex. 31:3. verwijsteksten
21 Te weten om de schatten daarin te bewaren. Anders: van de schatten, verstaande een voorbeeld van de plaatsen waarin de schatten des huizes zouden bewaard worden, of de schatten zelve.
13 En 22van de verdelingen der priesters en der Levieten en van alle werk van den dienst van het huis des HEEREN, en van alle vaten van den dienst van het huis des HEEREN.22 Zie van deze verdelingen in de hoofdstukken 24; 25; 26.
14 23Het goud gaf hij naar het goudgewicht, tot alle vaten 24van elken dienst; ook zilver tot alle zilveren vaten bij gewicht, tot al de vaten 24van elken dienst;23 De gouden vaten en het gereedschap werden gebruikt in den tempel ter plaatse die het heilige genaamd werd; maar de zilveren vaten of het gereedschap in het voorhof der priesters. Anders: Van goud naar het goudgewicht. Verstaande dat hier vervolgd wordt het voorbeeld van alles.
24 . 24 Hebr. van den dienst, en van den dienst; dat is, zowel van den dienst dien men in het heilige deed, als dien men in het voorhof deed.
15 En het gewicht tot de gouden kandelaars en hun gouden lampen, naar het gewicht 25van elken kandelaar en zijn lampen; ook tot de zilveren kandelaars, naar het gewicht van een kandelaar en zijn lampen, naar den dienst van elken kandelaar.25 Hebr. van den kandelaar, van den kandelaar. En alzo hieronder.
16 Ook gaf hij het goud naar het gewicht 26tot de tafelen der toerichting, 27tot elke tafel; en het zilver tot de zilveren tafelen;26 Te weten, op dewelke de toonbroden in orde zijn gesteld geworden, naar het bevel Gods door Mozes gegeven.
27 Hebr. tot tafel en tafel.
17 En louter goud tot de krauwels en tot 28de sprengbekkens en tot de schotels; en tot gouden bekers, het gewicht 29tot elken beker; desgelijks tot zilveren bekers, tot elken beker het gewicht;28 In dewelke men het bloed der offeranden ontving, en waarmede men het altaar in de offeranden besprengde. Zie Ex. 24:6. verwijsteksten
29 Hebr. tot beker en beker.
18 En tot het reukaltaar gelouterd goud in gewicht; en goud tot het voorbeeld 30des wagens, te weten der cherubs, die de vleugels zouden uitbreiden en de ark des verbonds des HEEREN overdekken.30 Aldus noemt hij de cherubs, omdat de Heere met bijzondere tekenen Zijner tegenwoordigheid wordt gezegd te zitten tussen de cherubs. Zie 1 Sam. 4:4. En zij worden gezegd Zijn wagen te zijn. Zie Ps. 18:11. Ez. 1:24, 25, 26; 10:13, 16. verwijsteksten
19 Dit alles 31heeft men mij, zeide David, 32bij geschrifte te verstaan gegeven van de hand des HEEREN, te weten al de werken van dit voorbeeld.31 Of: heeft Hij (te weten de Heere) te verstaan gegeven, enz.
32 Zo heeft dan David hierin niet gehandeld uit volkomen koninklijke macht, ordinerende den godsdienst naar zijn eigen goeddunken; maar hij heeft dit gedaan als een profeet Gods, 2 Kron. 8:14, door de ingeving des Heiligen Geestes, als vers 12, en ook door Gad en Nathan, 2 Kron. 29:25. Aldus heeft ook God de Heere Mozes een voorbeeld of patroon aangewezen van alles wat hij maken zou, Ex. 25:40; 26:30. Hebr. 8:5. verwijsteksten
20 En David zeide tot zijn zoon Sálomo: fWees sterk en heb goeden moed en doe het, vrees niet en wees niet verslagen; want de HEERE God, mijn God, zal met u zijn; Hij zal u niet begeven en Hij zal u niet verlaten, totdat gij al het werk tot den dienst van het huis des HEEREN zult volbracht hebben.f Deut. 31:7, 8. Joz. 1:7. verwijsteksten
21 En zie, daar zijn de verdelingen der priesters en der Levieten, tot allen dienst van het huis Gods; en bij u zijn tot alle werk allerlei vrijwilligen, met wijsheid tot allen dienst, ook de vorsten en het ganse volk, bereid tot al uw 33bevelen.33 Of: woorden, of: werken.

Einde 1 Kronieken 28