Statenvertaling.nl

sample header image

1 Kronieken 18 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

1 Kronieken 18

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

1 HET geschiedde nu na dezen, dat David de Filistijnen sloeg en hen ten onder bracht; en hij nam Gath en haar onderhorige plaatsen uit der Filistijnen hand.
2 Hij sloeg ook de Moabieten, alzo dat de Moabieten Davids knechten werden, brengende geschenken.
3 David sloeg ook Hadar-ézer, den koning van Zoba, naar Hamath toe, toen hij heentoog om zijn hand te stellen aan de rivier Frath.
4 En David nam hem duizend wagens af en zevenduizend ruiters en twintigduizend man te voet; en David ontzenuwde al de wagenpaarden, doch hij behield honderd wagens daarvan overig.
5 En de Syriërs van Darmascus kwamen om Hadar-ézer, den koning van Zoba, te helpen; maar David sloeg van de Syriërs twee en twintig duizend man.
6 En David legde bezettingen in Syrië van Darmascus, alzo dat de Syriërs Davids knechten werden, geschenken brengende. En de HEERE behoedde David overal waar hij heen ging.
7 En David nam de gouden schilden die bij Hadar-ézers knechten waren, en hij bracht ze te Jeruzalem.
8 Ook nam David zeer veel koper uit Tibchath en uit Chun, steden van Hadar-ézer; daarvan heeft Sálomo de koperen zee en de pilaren en de koperen vaten gemaakt.
9 Toen Thoü, de koning van Hamath, hoorde, dat David de ganse heirkracht van Hadar-ézer, den koning van Zoba, geslagen had,
10 Zo zond hij zijn zoon Hadóram tot den koning David om hem naar zijn welstand te vragen en om hem te zegenen, vanwege dat hij met Hadar-ézer gestreden en hem verslagen had (want Hadar-ézer voerde oorlog tegen Thoü), en alle gouden en zilveren en koperen vaten.
11 Deze heiligde de koning David ook den HEERE, met het zilver en het goud, hetwelk hij medegebracht had van al de heidenen: van de Edomieten en van de Moabieten en van de kinderen Ammons en van de Filistijnen en van de Amalekieten.
12 Ook sloeg Absaï, de zoon van Zerúja, de Edomieten in het Zoutdal, achttienduizend.
13 En hij legde bezettingen in Edom, zodat al de Edomieten Davids knechten werden; en de HEERE behoedde David overal waar hij heen ging.
14 Alzo regeerde David over gans Israël, en hij deed zijn ganse volk recht en gerechtigheid.
15 Joab nu, de zoon van Zerúja, was over het heir; en Jósafat, de zoon van Ahílud, was kanselier;
16 En Zadok, de zoon van Ahítub, en Abimélech, de zoon van Abjathar, waren priesters, en Sausa schrijver;
17 En Benája, de zoon van Jójada, was over de Krethi en Plethi; maar de zonen van David waren de eersten aan de hand des konings.

Einde 1 Kronieken 18